ECLI:NL:RBALK:2012:BX3496

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
138692 - KG ZA 12-225
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van woonark wegens strijd met bestemmingsplan en brandgevaarlijke situatie

In deze zaak vorderde eiser in kort geding de verwijdering van de woonark van gedaagde, die in strijd met het bestemmingsplan op minder dan 2 meter afstand van de woonark van eiser was geplaatst. Eiser stelde dat deze situatie brandgevaarlijk was en dat er een spoedeisend belang bestond voor de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor een acute brandgevaarlijke situatie. De rechter benadrukte dat eerst de bestuursrechtelijke procedures doorlopen dienden te worden, alvorens de civiele rechter zich over de zaak kon buigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering van eiser niet spoedeisend was en wees deze af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
DJHB/JB
zaaknummer / rolnummer: 138692 / KG ZA 12-225
Vonnis in kort geding van 2 augustus 2012
in de zaak van
1. [naam eiser sub 1],
wonende te Slootdorp,
2. [naam eiseres sub 2],
wonende te Slootdorp,
eisers,
advocaat mr. J.H. Prins te Den Helder,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te Slootdorp,
gedaagde,
advocaat mr. L.A.H.M. Creemers te Edam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 23 juli 2012 heeft [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
1.2. [gedaagde] heeft de vordering bestreden.
1.3. Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eisers] de originele dagvaarding en van beide zijden een pleitnota, overgelegd en vonnis gevraagd.
1.4. De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.De feiten
2.1. [eisers] is eigenaar van de woonark gelegen aan de [adres] te Slootdorp. [gedaagde] is eigenaar van de woonark gelegen aan de [adres] te Slootdorp.
2.2. Op 14 december 2011 heeft [gedaagde] een nieuwe woonark aangeschaft.
2.3. Bij brief van 25 januari 2012 van de advocaat van [eisers] aan [gedaagde] is aan [gedaagde] bericht dat hij namens zijn cliënten de gemeente heeft aangeschreven in verband met de lengte van de woonark die [gedaagde] voornemens is te plaatsen en dat indien de gemeente niet handhavend zal optreden hij namens cliënten een civiele procedure tegen hem aanhangig zal maken.
2.4. Bij brief van 21 februari 2012 heeft een afdelingsmanager Ruimtelijke Ontwikkeling namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon in antwoord op een brief van de advocaat van [eisers] van 25 januari 2012 - voor zover hier van belang het volgende geschreven:
"(...) In het bestemmingsplan Slootdorp 2009 is vastgelegd dat de afstand tussen woonschepen onderling niet minder dan 2 meter mag zijn. Het bestemmingsplan Slootdorp 2009 is een recent bestemmingsplan. Afwijken van een recent bestemmingsplan is mogelijk, maar alleen op basis van zwaarwegende argumenten. Omdat wij geen verzoek van de heer [gedaagde] hebben ontvangen, zijn wij op dit moment mogelijk niet op de hoogte van alle feiten en omstandigheden om een dergelijk verzoek te kunnen beoordelen. Op basis van de ons nu bekende gegevens zijn wij niet bereid om van de 2 meter eis af te wijken. De afstand is onder andere vanuit het oogpunt van brandveiligheid gewenst.(...)"
2.5. Bij brief van 4 maart 2012 heeft [gedaagde] zich tot het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon gewend met het verzoek af te wijken van de 2 meter grens die in het bestemmingsplan als afstand wordt aangegeven tussen twee woonschepen.
2.6. Op 27 juni 2012 is de nieuwe woonark van [gedaagde] getransporteerd en aangelegd. De onderlinge afstand tussen de woonark van [eisers] en die van [gedaagde] bedraagt minder dan 2 meter.
2.7. Artikel 11 lid 2 aanhef en onder d van het bestemmingsplan Slootdorp 2009 luidt als volgt:
"de afstand tussen twee woonschepen mag niet minder bedragen dan 2 m."
3.Het geschil
3.1. [eisers] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde], op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot het voor de aangrenzende buren op de minst bezwaarlijke wijze verwijderen van de nieuwe woonark aan de [adres] te Slootdorp en deze woonark verwijderd te houden. Voorts vordert [eisers] [gedaagde] te verbieden aan de [adres] een andere woonark aan te meren zonder vergunning/ontheffing van de gemeente Hollands Kroon. Ten slotte vordert [gedaagde] hem te machtigen middels de deurwaarder en door de deurwaarder benodigde derden de woonark te verwijderen, indien [gedaagde] nalatig blijft in de uitvoering dit vonnis en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van dit geding.
3.2. [eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig en gevaarzettend handelt jegens [eisers]. De afstand tussen de woonark van [eisers] en de nieuwe woonark van [gedaagde] bedraagt volgens [eisers] 55 cm, hetgeen in strijd is met de voorschriften van het Bestemmingsplan Sloopdorp 2009. Volgens [eisers] zal [gedaagde] geen ontheffing verkrijgen van de gemeente Hollands Kroon, zodat legalisatie naar alle waarschijnlijkheid niet mogelijk is. Deze situatie is volgens [eisers] brandgevaarlijk. [eisers] heeft onder andere gewezen op de "Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens" en de "Richtlijn brandveiligheid woonvaartuigen" van de Amsterdamse Brandweer. [eisers] heeft aangevoerd dat de brandverzekeraar heeft aangegeven niet akkoord te gaan met de afstandsoverschrijding van [gedaagde]. Daarnaast meent [eisers] dat hij in zijn privacy wordt aangetast.
3.1. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Voor zover voor de beslissing van belang zal daarop hierna nader worden ingegaan.
4.De beoordeling
4.1. Als eerste verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat de vordering van [eisers] niet spoedeisend is. De gestelde brandgevaarlijkheid van de situatie is niet onderbouwd, als de situatie brandgevaarlijk zou zijn dan had de brandweer van de gemeente Hollands Kroon zich al gemeld dan wel zou [gedaagde] al een aanschrijving hebben ontvangen, aldus [gedaagde]. Daarbij is tevens als verweer aangevoerd dat eerst de bestuursrechtelijke weg dient te worden gevolgd, in welk traject hij nog steeds zit, aldus [gedaagde].
4.2. De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Wanneer een bestuursrechter bevoegd is van een geschil kennis te nemen doet dat in het algemeen niet af aan de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in het bijzonder niet als de vordering is gebaseerd op een onrechtmatige daad. Gegeven die bevoegdheid van de burgerlijke rechter doet zich wel de vraag voor of hij het geschil ook inhoudelijk mag beoordelen. Het is immers vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie Hoge Raad 28 februari 1992, LJN: ZC0527, AB 1992,301) dat de burgerlijke rechter, mede met het oog op een juiste taakverdeling tussen hem en de bestuursrechter alsmede ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen, zich van een oordeel dient te onthouden over aan hem ter beoordeling voorgelegde geschilpunten waarvoor een met voldoende waarborgen omklede (bestuursrechtelijke) rechtsgang openstaat. Dit is slechts anders indien er sprake is van een dergelijke klemmende situatie dat een onmiddellijke voorziening is vereist zodat de uitkomst van die bestuursrechtelijke procedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eisers] met inachtneming van het voorgaande beoordelen.
4.3. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de afstand tussen de woonarken van partijen (zowel gemeten van "casco tot casco", zoals [gedaagde] voorstaat, als van "ark tot ark", zoals [eisers] voorstaat) in strijd met het vigerende Bestemmingsplan Slootdorp 2009 minder dan 2 meter bedraagt. In zoverre is er thans sprake van een met het bestemmingsplan strijdige toestand. Bij brief van 25 januari 2012 heeft [eisers] de gemeente daarop gewezen en bij brief van 4 maart 2012 heeft [gedaagde] een verzoek gedaan om af te wijken van die 2 meter grens. Ter zitting heeft [eisers] zich beroepen op een e-mail van 23 juli 2012 afkomstig van een backoffice medewerker Wabo van de gemeente Hollands Kroon waarin staat dat " er ten aanzien van een afwijking van de (afstand)regels van het onderliggende bestemmingsplan vanuit de ambtelijke organisatie niet positief zal worden gereageerd naar het bevoegde gezag. Het voornoemde houdt verband met de (brand)veiligheidsaspecten. In overleg met de betrokkene(n) is het verzoek mondeling afgedaan en zal er geen schriftelijk gevolg gegeven worden aan het verzoek." [gedaagde] die ter zitting, althans vlak daarvoor, met de inhoud van de e-mail werd geconfronteerd, heeft de inhoud ervan betwist en gemotiveerd aangegeven dat hij nog in afwachting is van een besluit van het college van burgemeester en wethouders op zijn verzoek van 4 maart 2012.
4.4. Uit het voorgaande leidt de voorzieningenrechter af dat er kennelijk bestuursrechtelijke procedures worden doorlopen die nog niet zijn afgerond. Zo is gesteld noch gebleken dat het college van burgemeester en wethouders een besluit heeft genomen op het verzoek van [gedaagde] van 4 maart 2012. Uit de e-mail van 23 juli 2012 blijkt wel dat er een bespreking tussen de gemeente en [gedaagde] heeft plaatsgevonden maar niet duidelijk is geworden wat er precies is besproken. [gedaagde] heeft immers de inhoud van de e-mail gemotiveerd betwist en stelt nog in afwachting te zijn van een besluit van het college van burgemeester en wethouders. De voorzieningenrechter vindt de status van (de inhoud van) de e-mail van 23 juli 2012 overigens onduidelijk nu het gaat om een mededeling afkomstig van een juridisch medewerker aan de advocaat van [eisers]. Het is geen mededeling namens het college van burgemeester en wethouders.
4.5. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat er door het bevoegde orgaan kennelijk nog niet is beslist op het ontheffingsverzoek van [gedaagde]. Verder is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat [eisers] een verzoek tot handhaving van het bestemmingsplan aan de gemeente heeft gedaan in welke procedure [gedaagde] als belanghebbende kan optreden. Aldus is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat voor het onderhavige geschil bestuursrechtelijke wegen met de nodige waarborgen openstaan, in welke procedures door de gemeente de geëigende bestuurlijke afwegingen kunnen worden gemaakt. In beginsel dienen die procedures dan ook eerst doorlopen te worden.
4.6. [eisers] heeft echter gesteld dat hij die procedures niet kan afwachten omdat er sprake is van een brandgevaarlijke situatie die door [gedaagde], met het plaatsen van zijn woonark binnen een afstand van 2 meter van zijn woonark, in het leven is geroepen.
4.7. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat er ter plaatse daadwerkelijk sprake is van een brandgevaarlijke situatie, die noodzaakt tot onmiddellijke verwijdering van de woonark van [gedaagde]. Het enkele feit dat de afstand tussen de twee arken minder dan 2 meter bedraagt rechtvaardigt niet zonder meer die conclusie, ook al zou moeten worden aangenomen dat de afstand van twee meter gewenst is vanuit het oogpunt van brandveiligheid. Daarbij is gesteld noch gebleken dat [eisers] de brandweer heeft verzocht ter plaatse polshoogte te nemen. Evenmin is tegenover de gemotiveerde betwisting voldoende onderbouwd dat de brandverzekeraar van [eisers] geen dekking meer biedt vanwege de huidige ligging van de woonarken van [eisers] en [gedaagde].
4.8. Nu van een acute daadwerkelijke brandgevaarlijke situatie in dit geding onvoldoende is gebleken is er geen spoedeisend belang voor de gevraagde voorziening en dient (dienen) volgens het uitgangspunt van een juiste taakverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter eerst de bestuursrechtelijke procedure(s) te worden doorlopen, waarbij de voorzieningenrechter overigens opmerkt dat in die procedures in voorkomend geval ook de mogelijkheid bestaat tot het vragen van voorlopige voorzieningen.
4.9. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eisers] worden afgewezen. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde].
5.De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening(en);
5.2. veroordeelt [eisers] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op [euro] 267,00 voor verschotten en [euro] 816,00 voor salaris advocaat;
5.3. verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. drs. J. Blokland, voorzieningenrechter in de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.