ECLI:NL:RBALK:2012:BX3368

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/528
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van café wegens verstrekking alcohol aan minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecabedrijf en de burgemeester van de gemeente Texel. De zaak betreft de tijdelijke sluiting van een café voor de duur van één maand, naar aanleiding van een incident waarbij een 15-jarige Duitse jongen onwel werd na het consumeren van sterke alcoholische drank in het café. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester terecht heeft aangenomen dat het café alcohol heeft verstrekt aan minderjarigen, in strijd met de Drank- en Horecawet (DHW). De rechtbank baseert zich op de verklaringen van de jongen en zijn vrienden, die allen bevestigden dat zij zonder leeftijdscontrole alcohol hadden gekregen. Eiser, de exploitant van het café, betwistte de juistheid van deze verklaringen en voerde aan dat de sluiting onterecht was, omdat de verklaringen inconsistent zouden zijn en er camerabeelden waren die zijn standpunt ondersteunden. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de Duitse jongens consistent waren en dat de burgemeester voldoende onderzoek had gedaan naar het incident. De rechtbank concludeerde dat de sluiting van het café gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de overtreding en de belangen van de openbare orde en veiligheid. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de tijdelijke sluiting van het café.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/528
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. G. Paulich),
en
de burgemeester van de gemeente Texel, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Oosterdijk).
Procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2011 heeft verweerder eiser bevolen zijn horecabedrijf [naam] (hierna: het café), gevestigd aan [adres] te [plaats], met onmiddellijke ingang, vooralsnog voor onbepaalde duur, te sluiten. Over de duur van het sluitingsbevel zal binnen twee weken nader bericht volgen.
Bij besluit van 18 augustus 2011 heeft verweerder de duur van het sluitingsbevel vastgesteld op één maand, dat wil zeggen dat het sluitingsbevel duurt tot 8 september 2011.
Bij uitspraak van 26 augustus 2011 heeft de voorzieningenrechter het door eiser ingediende verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 23 januari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de besluiten van 8 augustus 2011 en 18 augustus 2011 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2012. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak met nummer AWB 12/542. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en vergezeld van zijn echtgenote en mr. S.C. van Vugt, kantoorgenoot van eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank de gevoegde zaken weer gesplitst.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser is exploitant van het café. Op 4 augustus 2011 is omstreeks 22.45 uur op het trottoir voor het café een 15-jarige Duitse jongen onwel geworden. Naar aanleiding van dit incident heeft de politie onderzoek gedaan waarvan verschillende processen-verbaal zijn opgemaakt.
2. Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Ingevolge het tweede lid is de burgemeester bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
Ingevolge artikel 2:30, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Texel (APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van sterke drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Ingevolge het derde lid van dit artikel is het verboden in een slijtlokaliteit de aanwezigheid toe te laten van een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, anders dan onder toezicht van een persoon van 21 jaar of ouder.
3. Aan het besluit tot tijdelijke sluiting van het café heeft verweerder het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 5 augustus 2011 en de getuigenverklaringen van de
15-jarige Duitse jongen en zijn drie vrienden (van wie twee ook vijftien jaar oud en een zestien jaar oud), zoals neergelegd in de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van 4 augustus 2011 en 8 augustus 2011, ten grondslag gelegd. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de 15-jarige Duitse jongen en zijn vrienden vlak voor het incident zonder enige controle in het café waren en dat zij daar zonder enige controle op leeftijd sterke alcoholhoudende drank verstrekt hadden gekregen. De 15-jarige Duitse jongen en zijn vrienden verklaren alle vier dat zij in het café zijn geweest en dat zij daar alcohol, te weten shotjes wodka, hebben gedronken. Zij verklaren dat zij daarbij niet zijn gevraagd naar legitimatie.
4.1. Verweerder stelt in het bestreden besluit, onder verwijzing naar het advies van de Commissie Bezwaarschriften, dat de camerabeelden en het commentaar daarbij van eiser niet doen twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal en de bij de politie afgelegde verklaringen. Verweerder vindt voldoende aangetoond dat het voorval zich heeft voorgedaan en acht het gebeurde voldoende ernstig om de maatregel van één maand sluiting te rechtvaardigen. De door eiser overgelegde contraire getuigenverklaringen hebben verweerder niet tot de overtuiging kunnen brengen dat het besluit onjuist is.
4.2. Eiser voert aan dat het sluitingsbevel feitelijk gezien slechts is gebaseerd op de verklaringen van vier Duitse jongens, maar dat deze jongens niet in het café zijn geweest. Verder bestrijdt eiser dat aan deze Duitse jongens in het café op enige wijze alcoholhoudende drank is verstrekt. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op de camerabeelden en op de door hem overgelegde verklaringen van zijn getuigen, onder wie zijn barmedewerkster. Eiser stelt dat verweerder hieraan te gemakkelijk voorbij is gegaan waardoor er sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding en een motiveringsgebrek.
Voorts stelt eiser dat de vier Duitse jongens op de avond van het incident onder invloed van alcohol waren en in hun verklaringen weinig consistent zijn over het tijdstip van aankomst in het café en de hoeveelheid alcohol die zij hebben gedronken. Hij vindt het onzorgvuldig dat verweerder de Duitse jongens niet de camerabeelden heeft getoond en dat de door hem aangedragen getuigen niet zijn gehoord.
4.3. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Daarmee is echter niet zonder meer gezegd dat de afgelegde verklaringen als zodanig niet aan twijfel onderhevig kunnen zijn. De afgelegde verklaringen dienen immers consistent en niet (innerlijk) tegenstrijdig te zijn. Anders dan eiser ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de vier Duitse jongens afgelegde verklaringen over de hier relevante punten. Weliswaar zijn er wat tegenstrijdigheden in hun verklaringen over het tijdstip waarop zij naar het café zijn gegaan, over het tijdstip van het onwel worden van de 15-jarige Duitse jongen en over de hoeveelheid genuttigde alcohol. Maar dit neemt niet weg dat de verklaringen van de Duitse jongens inhoudende dat zij vlak voor het incident zonder enige leeftijdscontrole in het café waren en dat aan hen zonder enige leeftijdscontrole sterke alcoholhoudende drank is verstrekt, consistent en gelijkluidend zijn. Net als de voorzieningenrechter vindt de rechtbank daarbij van belang dat de drie vrienden direct na het incident gelijktijdig door verschillende politiebeambten zijn gehoord en overeenstemmende verklaringen hebben afgelegd die juiste, specifieke details over de situatie op 4 augustus 2011 in het café bevatten. De door eiser overgelegd contraire verklaringen vindt de rechtbank onvoldoende overtuigend om aan de eensluidende verklaringen van de Duitse jongens voorbij te gaan. De precieze tijdstippen en hoeveelheden genuttigde alcohol vindt de rechtbank hierbij van ondergeschikt belang.
4.4. Eiser stelt nog dat de videobeelden van de bewuste avond de door hem overgelegde verklaringen, waaruit zou blijken dat de Duitse jongens niet in het café zijn geweest, ondersteunen.
In het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2011 heeft de politiebeambte die de beelden samen met medewerkers van verweerder heeft bekeken, verklaard dat hij de getuigen (waarbij hij kennelijk de Duitse jongens bedoelt) niet op een van de opgenomen camerabeelden heeft herkend. Hij heeft ook verklaard dat op camera 2 te zien is dat een aantal personen aan de bar zitten, dat de personen door hem niet te herkennen zijn en dat niet te zien is hoeveel personen precies aan de bar zitten. Verder heeft hij verklaard dat er op de beelden van camera 1 en 2 in de periode van 4 augustus 2011 te 20.00 uur tot 5 augustus 2011 te 01.00 uur personen het café in- en uitlopen en zich ophouden in het café. Op camera 3 is te zien dat tussen deze tijdstippen personen het toilet ingaan en vervolgens na enkele minuten het café weer verlaten. In verband met de locatie en de omstandigheden waarin de beelden door hem konden worden bekeken (staande achter een bar, kijkend naar een beeldscherm op ongeveer 2.00 meter hoogte), heeft de politiebeambte zijn bevindingen summier weergegeven.
Tijdens de hoorzitting bij de Commissie Bezwaarschriften heeft eiser enkele videobeelden getoond, zo blijkt uit het verslag. In het verslag zijn de getoonde beelden en het commentaar van de aanwezigen beschreven. In het door verweerder overgenomen advies van de Commissie Bezwaarschriften schrijft deze dat het zien van de videobeelden tijdens de zitting noch het commentaar daarbij van bezwaarmaker de commissie hebben doen twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal en de bij de politie afgelegde getuigenverklaringen. Verder blijkt uit het verslag van de hoorzitting bij de Commissie Bezwaarschriften dat eiser de videobeelden niet direct maar eerst later aan de politie heeft gegeven.
Dit alles overziend is er volgens de rechtbank geen grond om te oordelen dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar het incident met de Duitse jongen. En eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat uit de videobeelden blijkt dat de Duitse jongens niet in het café zijn geweest.
De rechtbank concludeert dat zij eisers stellingen niet volgt en dat verweerder mocht aannemen dat eiser aan de vier Duitse jongens in zijn café sterke drank heeft verstrekt.
5.1. Verweerder stelt dat hij de eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor het verstrekken van (sterk) alcoholische drank aan minderjarigen bij zijn besluit heeft mogen betrekken. Volgens verweerder zijn andere aspecten, zoals de overlast, niet bij het bestreden besluit betrokken.
5.2. Eiser stelt dat een sluitingsbevel een reparatoire sanctie is, waarvan slechts gebruik wordt gemaakt in geval van zeer ernstige verstoringen van de openbare orde. Hiervan is naar de mening van eiser geen sprake. Ten tijde van het incident heeft er bijna één jaar geen overtreding van de DHW plaatsgevonden, zodat het onwel worden van de Duitse jongen als een op zichzelf staand incident moet worden beschouwd. Verweerder kon hierom in redelijkheid niet tot het sluitingsbevel overgaan. Verder stelt eiser dat hij niet is gewezen op het feit dat een nieuwe overtreding van de DHW zou kunnen leiden tot een tijdelijke algehele sluiting van zijn bedrijf en dat verweerder met het sluitingsbevel geen aansluiting heeft gezocht bij het handhavingsbeleid van de gemeente Texel. Eiser heeft de indruk dat verweerder hem wil straffen voor de overlastsituaties uit het verleden en de overtreding van de vergunningvoorschriften en hiermee een signaal wil afgeven aan de overige horeca in [plaats].
5.3. Gezien de conclusie onder 4.3 heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiser de DHW heeft overtreden. De omstandigheid dat de 15-jarige Duitse jongen ook een joint heeft gerookt en dat dit mogelijk mede van invloed is geweest, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de aard en de ernst van deze overtreding. Deze overtreding heeft gevolgen gehad voor de openbare orde en veiligheid in en rond het café en de gezondheid van de betrokken Duitse jongen. De rechtbank wijst op de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 13 april 2000, Stb. 184, tot wijziging van de DHW. Hierin staat onder meer: “Centrale doelstelling van het alcoholmatigingsbeleid is de preventie van gezondheidsrisico's en maatschappelijke problemen die voortvloeien uit het gebruik van alcohol. Overwegingen van volksgezondheid, jeugdbescherming, verkeersveiligheid, criminaliteitspreventie en openbare orde en veiligheid staan hierbij voorop.” Ook artikel 2.30, eerste lid, van de APV staat (onder meer) in het teken van de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt deze overtreding evenzeer de toepassing van artikel 2.30, eerste lid, van de APV. Daarbij mocht verweerder rekening houden met de omstandigheid dat al eerder, in 2009 en 2010, is geconstateerd dat eiser in strijd met de DHW alcohol verstrekte aan jongeren en dat hem daarvoor boetes zijn opgelegd. Dat overlastsituaties rond het café een rol hebben gespeeld bij de sluiting heeft verweerder ontkend en de rechtbank ziet geen aanleiding om die ontkenning in twijfel te trekken.
5.4. Wat betreft de duur van de maatregel heeft verweerder ter zitting verklaard aansluiting te hebben gezocht bij het interventiebeleid dat samen met de gemeente Den Helder is opgesteld. De sluiting voor één maand is niet in dat beleid opgenomen, maar wel in beleid van de gemeente Den Helder. Dit beleid van de gemeente Den Helder is afgeleid van het gezamenlijk opgestelde interventiebeleid. Verder heeft verweerder ter zitting verduidelijkt dat (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren in de gemeente Texel een toenemend probleem is. Daarbij was het hoogseizoen, was er veel jeugd en vond verweerder dat dit niet nog eens mocht gebeuren. Een maand vond verweerder ook daarom redelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder na het incident met de Duitse jongens en de eerdere overtredingen van de DHW in redelijkheid kunnen besluiten het café voor een maand te sluiten. De belangen van openbare orde, veiligheid en gezondheid, die zijn gediend met naleving van artikel 20 van de DHW, rechtvaardigen de sluiting voor deze periode. Deze belangen mocht verweerder ook zwaarder laten wegen dan eisers financiële belangen. De sluiting is en blijft overigens een reparatoire sanctie; dat eiser dit anders ervaart, brengt daarin geen verandering.
Ook deze stellingen van eiser slagen niet.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2012.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.