ECLI:NL:RBALK:2012:BX2966

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2350
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door de gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 21 juni 2012 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag, gedateerd 3 juni 2011, betrof een bedrag van € 54,30. Eiseres had haar auto geparkeerd op het Hoofddorpplein, waar zij meende dat na 19:00 uur geen betaald parkeren gold, gezien de aard van de parkeergelegenheid als laad- en losplaats. Eiseres stelde dat er geen duidelijke signalen waren dat betaald parkeren van toepassing was, en dat de zichtbaarheid van de parkeerautomaat en het bord met informatie over betaald parkeren belemmerd werd door een bushokje en een boom.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan door het Hoofddorpplein en de aangrenzende Aalsmeerweg te inspecteren. De rechtbank oordeelde dat het niet redelijk was om van eiseres te verwachten dat zij ook verder weg gelegen straten zou onderzoeken. De gemeente had er bewust voor gekozen om geen borden te plaatsen die de verplichting tot betaald parkeren na 19:00 uur aangaven, wat niet aan eiseres kon worden tegengeworpen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van 1 augustus 2011, en herhief de naheffingsaanslag. Tevens werd bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,00 diende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2350
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2012 in de zaak tussen
[naam eiseres], te [woonplaats], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. W.A.H. Bänziger).
Procesverloop
Verweerder heeft eiseres op 3 juni 2011 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 54,30 opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 augustus 2011 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2012. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar partner [naam partner]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
Geschil en beoordeling
1. De rechtbank ziet zich vooreerst voor de vraag gesteld of verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 3 juni 2011 (wegens overschrijding van de bezwaartermijn) terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Voor deze beoordeling is de volgende regelgeving met name van belang.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met artikel 231 van de Gemeentewet vangt de termijn voor het instellen van bezwaar aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.
Ingevolge artikel 8 van de Invorderingswet 1990, in samenhang met artikel 231 van de Gemeentewet, maakt de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen de belastingaanslag bekend door toezending of uitreiking van het door de gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn is ontvangen.
In artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is voorts bepaald dat bij verzending per post het bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd mits niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
3. Het primaire besluit van 3 juni 2011 is op die datum op de juiste wijze aan eiseres bekendgemaakt. De termijn voor het instellen van bezwaar is aangevangen op 4 juni 2011 en de laatste dag van de termijn was 15 juli 2011. Het bezwaarschrift van eiseres is gedateerd op 12 juli 2011 en blijkens de datumstempel op de envelop is het bezwaarschrift op 15 juli 2011 ter post bezorgd. Nu het bezwaarschrift niet later dan een week na afloop van de termijn door verweerder is ontvangen is het bezwaarschrift gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb tijdig door verweerder ontvangen. Dit houdt in dat verweerder, naar in het verweerschrift door verweerder wordt erkend, het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop is het beroep gegrond en wordt de bestreden uitspraak vernietigd.
4. Ondanks de niet-ontvankelijkverklaring heeft verweerder de opgelegde naheffingsaanslag - ambtshalve - heroverwogen en het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffings aanslag gehandhaafd. Hoewel die ambtshalve beslissing geen onderdeel is van de uitspraak op bezwaar die onderwerp is van dit geding, zal de rechtbank - om zo mogelijk te komen tot een finale beslechting van het geschil tussen partijen - nagaan of er mogelijkheden zijn om met toepassing van artikel 8:72 van de Awb zelf in de zaak te voorzien.
5. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. De auto van eiseres stond op 3 juni 2011 om 19:55 uur geparkeerd aan het Hoofddorpplein ter hoogte van perceelnummer 37 te Amsterdam. Op deze locatie moet van maandag tot en met zaterdag van 09:00 tot 24:00 uur worden betaald voor het parkeren. De auto van eiseres stond geparkeerd op een laad- en losplaats. Na 19:00 uur is deze laad- en losplaats een reguliere parkeerhaven.
6. Eiseres stelt dat vanaf de locatie waarop haar auto stond geparkeerd geen enkele aanduiding van betaald parkeren te bekennen was. Eiseres geeft aan dat op het gehele plein geen parkeerautomaat of bord aanwezig is waaruit blijkt dat er betaald moet worden voor het parkeren. Eiseres heeft daarom aangenomen dat op het Hoofddorpplein vanwege de aard van de parkeergelegenheid (laad- en losplaatsen) na 19.00 uur niet betaald hoefde te worden voor het parkeren. Eiseres stelt dat zij na onderzoek achteraf heeft geconstateerd dat op de op het Hoofddorpplein uitkomende Aalsmeerweg een bord en parkeerautomaat aanwezig zijn. De automaat en het bord waren echter niet zichtbaar vanaf de omgeving van de locatie waarop zij stond geparkeerd, omdat het zicht daarop werd belemmerd door een bushokje. Ook een bord met daarop de mededeling dat het betaald parkeren betrof was niet zichtbaar vanwege de uitgroei van een naast het bord staande boom. Eiseres stelt dat zij om deze redenen niet heeft kunnen weten dat sprake was van betaald parkeren op de locatie waarop zijn stond geparkeerd.
7. Verweerder stelt kort gezegd dat het als algemeen bekend verondersteld mag worden dat in een stad als Amsterdam een regeling voor betaald parkeren bestaat. Volgens verweerder is het zo dat anno 2011 parkeren zonder betalingsplicht in de binnenstad en de meeste stadsdelen tot de uitzonderingssituatie kan worden gerekend, ook in de avonduren. In Amsterdam bepalen de stadsdelen zelfstandig het parkeerbeleid binnen hun gebied en is het aan de stadsdelen zelf op welke wijze de parkeerbelastingplicht wordt aangeduid. Er mag volgens verweerder van een parkeerder enige zelfwerkzaamheid worden verwacht om te verifiëren of er inderdaad kan worden geparkeerd zonder te betalen.
In het verweerschrift handhaaft verweerder zijn ingenomen standpunt. De stelling van eiseres dat op het Hoofddorpplein geen parkeerautomaat staat en dat er geen aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat parkeerbelasting is verschuldigd, spreekt verweerder niet tegen. Het Hoofddorpplein heeft een tiental parkeerplaatsen die het grootste deel van de tijd zijn bestemd voor laden en lossen. In de zes straten die samenkomen op het Hoofddorpplein staan parkeermeters en zijn er aanwijzingen dat er parkeerbelasting verschuldigd is. Verweerder stelt dat de gemeente na afweging heeft besloten geen signalen over de aanwezigheid van een parkeerregime op het Hoofddorpplein zelf te plaatsen, vanwege de weinige parkeermogelijkheden gedurende een beperkte tijd. Verweerder stelt dat voldoende kenbaar is gemaakt dat parkeerbelasting verschuldigd is.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Op het Hoofddorpplein doet zich de bijzondere situatie voor dat alle daar aanwezige parkeervakken tot 19:00 uur uitsluitend mogen worden gebruikt voor laden en lossen. Dit is op de daar aanwezige bebording aangegeven. Op deze borden is niet aangegeven dat na 19:00 uur betaald moet worden voor het ‘gewone’ parkeren wat daar na dat tijdstip is toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie begrijpelijkerwijs bij eiseres twijfel heeft doen ontstaan of het Hoofddorpplein valt onder het voor dat deel van de stad algemeen geldende parkeerregime. Eiseres heeft vervolgens voor de zekerheid toch het plein rondgekeken of zich een aanwijzing bevond in de vorm van een bord of parkeermeter waaruit zou blijken dat voor het parkeren op het Hoofddorpplein betaald moet worden. Ook heeft eiseres vanaf het Hoofddorpplein de aangrenzende Aalsmeerweg ingekeken. Achteraf bezien bevond zich in die straat weliswaar een bord en parkeerautomaat met daarop de informatie over het betaald parkeren, echter het zicht daarop, naar door verweerder ter zitting is toegegeven, werd vanaf de positie van eiseres op het Hoofddorpplein door een bushokje en overhangende takken belemmerd. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat eiseres niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan. Gelet op de grootte van het plein behoefde van eiseres redelijkerwijs niet te worden verwacht dat zij in dit verband ook nog onderzoek zou doen in één of meer van de andere vijf – verder weg gelegen – op het Hoofddorpplein uitkomende straten. Dat verweerder er bewust voor heeft gekozen, in het kader van reductie van het aantal verkeersborden, geen bord met betrekking tot de verplichting tot betaald parkeren op het Hoofddorpplein na 19:00 uur te plaatsen, kan eiseres niet worden tegengeworpen. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd.
9. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Nu verweerder ten onrechte een naheffingsaanslag inclusief kosten heeft opgelegd zal de rechtbank deze naheffingsaanslag, gedateerd 3 juni 2011, herroepen. Verweerder hoeft dus geen nieuwe uitspraak op bezwaar te doen. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 1 augustus 2011;
- herroept de aan eiseres op 3 juni 2011 opgelegde naheffingsaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dittmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2012.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.