ECLI:NL:RBALK:2012:BX1197

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.700237-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en veroordeling tot werkstraf en ontzegging rijbevoegdheid

Op 11 februari 2011 vond er omstreeks 20.23 uur een eenzijdig verkeersongeval plaats op de Wogmergouw te Zwaag, waarbij de verdachte, bestuurder van een Opel Corsa, in een slip raakte en tegen een boom botste. De passagier, [slachtoffer], overleed kort na het ongeval. De rechtbank moest beoordelen of het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten was, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, waarbij werd gesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden door met een snelheid van ongeveer 60 km/u, en mogelijk hoger, de bocht in te gaan, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte harder dan 70 km/u had gereden en dat het ongeval niet aan zijn schuld te wijten was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, vooral gezien de natte omstandigheden en zijn onervarenheid als bestuurder. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 70 km/u de bocht naderde, wat leidde tot het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de impact van het ongeval op zijn leven. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade reeds door de verzekering was vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.700237-11 (P)
Datum uitspraak: 11 juli 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. A.R. Mes, advocaat te Zoetermeer, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
Primair
hij op of omstreeks 11 februari 2011 te Zwaag, gemeente Hoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Wogmergouw, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is/heeft hij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met dat motorrijtuig met een (aanzienlijk) hogere snelheid, dan de aldaar toegestane snelheid van 50 km per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan en/of - (mede) gelet op de daar geldende omstandigheden - (voor een veilig verkeer ter plaatse) verantwoord was, een bocht ingereden en/of
- (vervolgens) bij en/of na het nemen van die bocht met dat motorrijtuig in een slip geraakt en/of
- (vervolgens) een zodanige stuurcorrectie gegeven, dat hij, verdachte, de controle over dat motorrijtuig is kwijtgeraakt,
waardoor dat motorrijtuig (vervolgens) - gezien vanaf de rijrichting van hem, verdachte - van de rechterrijbaan naar de linkerrijbaan (die bestemd was voor het door hem, verdachte, tegemoet komende verkeer) en/of een aldaar gelegen berm is gereden en/of gegleden en/of (vervolgens) met dat motorrijtuig via die berm tegen een zich in die berm bevindende boom is gebotst, waardoor een passagier in die personenauto (genaamd [slachtoffer]) zodanig letsel bekwam, dat deze daaraan op dezelfde dag is overleden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 februari 2011 te Zwaag, gemeente Hoorn, op de weg, de Wogmergouw,
- op die weg heeft gereden met een motorrijtuig (personenauto) met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 50 km per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan en/of -(mede) gelet op de daar geldende omstandigheden- (voor een veilig verkeer ter plaatse) verantwoord was, een bocht is ingereden en/of
- (vervolgens) bij en/of na het nemen van die bocht met dat motorrijtuig in een slip is geraakt en/of
- (vervolgens) een zodanige stuurcorrectie heeft gegeven, dat hij, verdachte, de controle over dat motorrijtuig is kwijtgeraakt,
waardoor dat motorrijtuig (vervolgens) -gezien vanaf de rijrichting van hem, verdachte- van de rechterrijbaan naar de linkerrijbaan (die bestemd was voor het door hem, verdachte, tegemoet komende verkeer) en/of een aldaar gelegen berm is gereden en/of gegleden en/of (vervolgens) met dat motorrijtuig via de berm tegen een zich in die berm bevindende boom is gebotst
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en /of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
4.1 Inleiding
Op 11 februari 2011 omstreeks 20.23 uur heeft op de Wogmergouw te Zwaag een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. De verdachte is als bestuurder van een Opel Corsa met de rechterzijkant van zijn voertuig tegen een boom terechtgekomen.
De passagier, [slachtoffer] (hierna ook te noemen: [slachtoffer]), is kort na het ongeval overleden.
De rechtbank dient te beoordelen of het aan de schuld van de verdachte, als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, te wijten is dat het verkeersongeval met als gevolg het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Indien de rechtbank tot de slotsom komt dat dit niet het geval is, moet de rechtbank beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in gevaar brengen van het verkeer als bedoeld in artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.
4.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De verdachte is op de Wogmergouw in een flauwe bocht naar rechts in een slip geraakt en vervolgens is hij met zijn voertuig in de berm tegen een boom gebotst. De officier van justitie gaat uit van een door de verdachte gereden snelheid van ongeveer 60 km/u. De verklaring van de verdachte op dit punt wordt ondersteund door de technische rapportages. De officier van justitie acht bewezen dat deze snelheid niet alleen hoger was dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, maar ook - gelet op de ter plaatse geldende omstandigheden - dat deze te hoog was voor een veilige deelname aan het verkeer. Daar komt bij dat de verdachte een onervaren bestuurder was omdat hij pas tien maanden zijn rijbewijs had. De officier van justitie verwijt de verdachte dat hij met zijn onervarenheid niet voldoende voorzichtigheid heeft betracht.
Gelet op het voorgaande is de officier van justitie van mening dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, waardoor het verkeersongeval is ontstaan.
4.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het ongeval heeft plaatsgevonden doordat de auto van de verdachte in een slip is geraakt, maar dat niet is komen vast te staan waardoor dit is gebeurd. Hoewel de door de verdachte gereden snelheid voorafgaand aan het ongeval hoger lag dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, kan niet worden bewezen dat hij harder dan 70 km/u heeft gereden. De verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij reed met een snelheid tussen de 60 km/u en de 70 km/u. Deze verklaring wordt ondersteund door de technische rapportages. De verdachte heeft zelf de overtuiging dat hij met een verantwoorde snelheid reed. Dat de snelheid als verantwoord mag worden aangenomen, blijkt uit de verkeersongevalsanalyse waarin is opgemerkt dat de bewuste (flauwe) bocht met een vervangend voertuig met een snelheid van 70 km/u zonder stabiliteitsproblemen kon worden genomen.
Gelet op het voorgaande is de raadsman van mening dat niet is komen vast te staan dat het verkeersongeval is veroorzaakt door schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4 Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 11 februari 2011 omstreeks 20.23 uur rijdt de verdachte als bestuurder van een personenauto van het merk Opel, type Corsa, met kenteken [kenteken], in zuidelijke richting over de Wogmergouw te Zwaag. Naast hem in de auto zit op de passagiersstoel [slachtoffer]. Op een gegeven moment rijdt de verdachte een flauwe bocht naar rechts. In deze bocht raakt de verdachte in een slip, waarna hij een zodanige stuurcorrectie geeft dat hij de controle over zijn voertuig kwijt raakt en dat hij over de weg in de richting van de linkerberm glijdt. In de linkerberm botst de verdachte met de rechterzijkant van zijn auto tegen een boom. Als gevolg van deze botsing loopt de passagier [slachtoffer] hersenletsel en inwendige bloedingen op, aan welke verwondingen hij een uur later in het Westfries Gasthuis in Hoorn overlijdt.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Voor bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval met de dood als gevolg heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip “schuld” in het kader van de Wegenverkeerswet, houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Wanneer sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag.
Bij de beoordeling of het verkeersgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, zeer onvoorzichtig en/of onoplettend of roekeloos is geweest, gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval.
De rechtbank gaat uit van de volgende omstandigheden van het geval.
Ten tijde van het verkeersongeval was de zon reeds ondergegaan, (mot)regende het en was sprake van een nat wegdek. Voorts gold ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/u. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij reed met een snelheid van ongeveer 60 km/u. Tegen de [getuige] heeft de verdachte gezegd dat hij ten tijde van het ongeval reed met een snelheid van ongeveer 60 à 70 km/u.
[Verbalisant], opgeleid en gecertificeerd voor het doen van analyses met behulp van computersimulatie, heeft twee botsproeven uitgevoerd met vergelijkbare voertuigen; een Nissan Micra en een Volkwagen Passat. Aan de hand van deze botsproeven bleek dat de botssnelheid gelegen moet hebben tussen de 60,4 km/u (voor de Nissan Micra) en de 75,8 km/u (voor de Volkswagen Passat). Op verzoek van de verdediging heeft Ing. N.L. Bosscha van Bosscha Ongevallenanalyse B.V. een contra-expertise uitgevoerd. Bosscha heeft in zijn ongevalsanalyse onder meer gemotiveerd waarom de Nissan Micra beter overeenkomt met de auto van de verdachte dan de Volkswagen Passat. De rechtbank oordeelt dat het gewicht van de Nissan Micra beter past bij het voertuig van verdachte en zal voor de analyse de vergelijking met de bevindingen ten aanzien van een Nissan Micra hanteren. Met de officier van justitie en de raadsman zal de rechtbank derhalve uitgaan van een botssnelheid van 60,4 km/u.
In de verkeersongevalsanalyse is op basis van de vastgestelde botssnelheid en de aangetroffen remsporen op het wegdek de aanvangssnelheid van de verdachte berekend. Hieruit volgt dat bij een botssnelheid van 60,4 km/u de aanvangssnelheid ongeveer 74 km/u is geweest. Hoewel Bosscha de naderingssnelheid in zijn contra-expertise schat op circa 55 à 66 km/u, merkt de rechtbank op dat deze schatting niet concreet wordt onderbouwd en overigens niet overeen lijkt te komen met een botssnelheid van (minimaal) 60,4 km/u.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat hij ten tijde van het ongeval reed met een snelheid 60 km/u, niet aannemelijk. De rechtbank concludeert dat de verdachte, voordat hij de bocht naderde, moet hebben gereden met een snelheid van ongeveer 70 km/u.
De rechtbank is van oordeel dat deze snelheid niet alleen hoger was dan de aldaar toegestane snelheid van 50 km/u, maar tevens - gelet op de omstandigheden van het geval, in het bijzonder het natte wegdek - voor een veilig verkeer ter plaatse niet verantwoord was. De verdachte had het ongeval kunnen vermijden door zijn snelheid te minderen zodat hij de bocht zonder problemen door zou komen.
Voorts acht de rechtbank bewezen dat de verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het was voor de verdachte te voorzien dat hij met deze snelheid, terwijl het wegdek nat was, in de flauwe bocht in de problemen zou komen. Dat uit de verkeersongevalsanalyse is gebleken dat met een snelheid van 70 km/u, onder vergelijkbare omstandigheden, de flauwe bocht kon worden genomen zonder de stabiliteit van het voertuig in gevaar te brengen, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte onervaren was omdat hij pas sinds tien maanden de beschikking had over een rijbewijs. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk en derhalve verwijt zij het de verdachte dat hij niet de noodzakelijke voorzichtigheid heeft betracht door zijn rijgedrag aan te passen aan zijn onervarenheid.
Al het voorgaande in overweging nemende komt de rechtbank tot haar oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden waardoor het aan de schuld van de verdachte te wijten is dat het ongeluk met als gevolg het overlijden van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 11 februari 2011 te Zwaag, gemeente Hoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de Wogmergouw, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is hij, verdachte, aanmerkelijk, onvoorzichtig,
- met dat motorrijtuig met een hogere snelheid, dan de aldaar toegestane snelheid van 50 km per uur, en - mede gelet op de daar geldende omstandigheden - voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, een bocht ingereden en
- vervolgens na het nemen van die bocht met dat motorrijtuig in een slip geraakt en
- vervolgens heeft hij, verdachte, een zodanige stuurcorrectie gegeven, dat hij, verdachte, de controle over dat motorrijtuig is kwijtgeraakt,
waardoor dat motorrijtuig vervolgens - gezien vanaf de rijrichting van hem, verdachte - van de rechterrijbaan naar de linkerrijbaan die bestemd was voor het door hem, verdachte, tegemoet komende verkeer en een aldaar gelegen berm is ingegleden en vervolgens hij, verdachte, met dat motorrijtuig via die berm tegen een zich in die berm bevindende boom is gebotst, waardoor een passagier in die personenauto genaamd [slachtoffer] zodanig letsel bekwam, dat deze daaraan op dezelfde dag is overleden.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
8.1 Het feit
De verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden een verkeersongeval veroorzaakt. Doordat de verdachte reed met een te hoge snelheid dan ter plaatse - gelet op de daar geldende omstandigheden - voor een veilig verkeer verantwoord was, is hij met zijn voertuig in de bocht in een slip geraakt en tegen een boom gebotst. Als gevolg van deze botsing is de passagier van de verdachte, [slachtoffer] overleden.
De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers en medepassagier onvoldoende in acht heeft genomen.
8.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van twee jaren waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de dagen dat het rijbewijs van de verdachte reeds ingevorderd is geweest.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit, de ernstige gevolgen van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de over de persoon van de verdachte uitgebrachte rapportage van de reclassering.
8.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is een first offender en hij is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Daarbij komt dat de verdachte door zijn jonge leeftijd ten tijde van het ongeval niet alleen geestelijk maar ook lichamelijk nog niet volgroeid was, waardoor de impulscontrole en het vermogen gevaar in te schatten nog onderontwikkeld waren. Verder heeft het ongeval een grote impact op de verdachte gehad en wordt hij verteerd door gevoelens van spijt en verdriet. Daarbij komt dat de verdachte al zwaar is gestraft met de totale afwijzing door zijn vriendengroep als gevolg van het verkeersongeval.
8.4 Slachtofferverklaring
De moeder van het slachtoffer [slachtoffer] heeft op de terechtzitting gebruik gemaakt van haar spreekrecht als nabestaande. Zij heeft verteld dat door het handelen van de verdachte en de daardoor ontstane gevolgen onherstelbaar leed is toegebracht aan de nabestaanden, die hun zoon en broer op jonge leeftijd hebben verloren. Ter terechtzitting heeft de moeder van het slachtoffer kenbaar gemaakt hoezeer de gevolgen hiervan blijven doorwerken in het gezin. De familieleden kampen met diverse geestelijke en lichamelijke klachten en hebben hun levenslust verloren.
De rechtbank beseft dan ook dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat de nabestaanden hun leven lang nog zullen ervaren.
8.5 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op grond van de persoon van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting en het Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, gedateerd 10 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, gedateerd 25 juni 2012, van S. Soffner, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen de oriëntatiepunten straftoemeting, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken. Volgens deze oriëntatiepunten is een gevangenisstraf met een duur van twee maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, passend voor soortgelijke delicten. De rechtbank ziet evenwel in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden om af te zien van het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft daartoe in aanmerking genomen dat uit het reclasseringsrapport is gebleken dat het ongeval ook voor de verdachte ingrijpende gevolgen heeft gehad. Na het ongeval is de verdachte zijn vrienden kwijt geraakt en heeft hij geen contacten meer in het dorp Nibbixwoud. Hij is naar Amsterdam verhuisd om niet te worden geconfronteerd met familie en vrienden van het slachtoffer. Ook de rest van het gezin van de verdachte overweegt te verhuizen omdat zij zich niet langer in het dorp durven laten zien. Daarbij komt dat de verdachte zal moeten leven met de wetenschap dat door zijn toedoen een bekende van hem om het leven is gekomen. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte daar grote moeite mee heeft, en dat hij om deze reden psychologische hulp heeft ingeschakeld.
Alles in overweging nemende oordeelt de rechtbank dat een werkstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf passend is en zal de verdachte veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat, conform de oriëntatiepunten, de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een hogere ontzegging op te leggen dan volgens de oriëntatiepunten passend wordt geacht voor soortgelijke delicten. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding een gedeeltelijke voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Voorts blijkt uit de verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij zijn rijgedrag na het verkeersongeval heeft aangepast.
9. Vordering van de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij], heeft mr. A. Kilinc vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 16.899,49 wegens materiële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Op de terechtzitting heeft mr. Kilinc te kennen gegeven dat de schade reeds geheel door de verzekering is vergoed.
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
Nu is vast komen te staan dat de schade van de benadeelde partij reeds door de verzekering is vergoed, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 90 (negentig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
• Ontzegt de verdachte voor het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar.
• Wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.