ECLI:NL:RBALK:2012:BX0953

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
10 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14-810052-09 (O)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na ramkraken en gewoonteheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 10 juli 2012 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [veroordeelde], die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van ramkraken en gewoonteheling van auto's. De rechtbank heeft vastgesteld dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door het plegen van meerdere ramkraken, waarbij kleding en parfums zijn gestolen. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op € 6.448,00, na een vermindering van 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die aanvankelijk was gebaseerd op hoofdelijke aansprakelijkheid, aangepast naar een pondspondsgewijze verdeling van het voordeel. De rechtbank heeft de opbrengsten van de gestolen goederen geschat op basis van verklaringen van getuigen en de ontnemingsrapportage. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten die [veroordeelde] heeft gemaakt niet in mindering kunnen worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat deze niet voldoende zijn onderbouwd. De uitspraak is gedaan na een procedure die meerdere zittingen heeft gekend, waarbij de verdediging door de raadsman van [veroordeelde] is gevoerd. De rechtbank heeft de betrokkenheid van [veroordeelde] bij de ramkraken en de daaruit voortvloeiende ontneming van voordeel vastgesteld op basis van de bewijsvoering en de modus operandi van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Locatie Alkmaar
Parketnummer : 14.810052-09 (Ontneming) (P)
Datum uitspraak : 10 juli 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
hier te lande niet ingeschreven op enig adres in de basisadministratie persoonsgegevens,
wonende [adresgegevens],
hierna te noemen: [veroordeelde].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 november 2011, 23 februari 2012 en 12 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, van de stukken waarop de vordering berust, het strafdossier van de onderliggende hoofdzaak en van hetgeen door mr. H. Blaauw, advocaat te IJmuiden naar voren is gebracht.
1. De vordering
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 12 oktober 2011 gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op € 56.096,- en aan [veroordeelde] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie is bij de oorspronkelijke berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in het op 1 juli 2011 in werking getreden zevende lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Zoals aangekondigd bij brief van 7 februari 2012 heeft de officier van justitie op de zitting van 23 februari 2012 te kennen gegeven thans uit te gaan van een zogeheten pondspondsgewijze verdeling van het voordeel. De aangepaste vordering bedraagt, rekening houdend met in rechte toegekende vorderingen van benadeelde derden, € 11.924,00.
De officier van justitie baseert de vordering op de feiten die – in eerste aanleg – bij vonnis van deze rechtbank van 24 november 2009 bewezen zijn verklaard en waarvoor [veroordeelde] bij genoemd vonnis is veroordeeld, alsmede op soortgelijke feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen zouden bestaan dat zij door [veroordeelde] zijn begaan.
2. Het verloop van de procedure
De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2011. [veroordeelde] is op die zitting niet verschenen. Wel was aanwezig zijn raadsman, mr. H. Blaauw, die verklaarde uitdrukkelijk door [veroordeelde] te zijn gemachtigd om ter terechtzitting de verdediging te voeren.
Omdat de oproepingen voor de overige in het onderzoek Danmark betrokken veroordeelden voor die zitting door de rechtbank nietig werden verklaard, is de behandeling van de vordering tegen [veroordeelde] ter terechtzitting van 10 november 2011 aangehouden voor onbepaalde tijd.
Op 23 februari 2012 heeft een regiezitting plaatsgevonden. [veroordeelde] was niet verschenen, maar wel zijn raadsman, die verklaarde uitdrukkelijk door [veroordeelde] te zijn gemachtigd om ter terechtzitting de verdediging te voeren.
Noch van de zijde van het Openbaar Ministerie, noch van de zijde van de verdediging zijn onderzoekswensen naar voren gebracht. Ook bestond geen behoefte aan een schriftelijke conclusiewisseling. De behandeling van de vordering is op de zitting van 23 februari 2012 wederom aangehouden voor onbepaalde tijd.
De vordering is vervolgens behandeld op de terechtzitting van 12 juni 2012. [veroordeelde] is op die zitting wederom niet verschenen. De raadsman, door [veroordeelde] uitdrukkelijk gemachtigd om hem ter terechtzitting te verdedigen, heeft verweer gevoerd.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 10 juli 2012.
3. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.1 veroordeling
Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 maart 2011 is [veroordeelde] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, omdat:
1.
(zaak 34)
hij op of omstreeks 03 november 2008 in de gemeente Katwijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel [winkel1], gevestigd aan [adres1], heeft weggenomen 217 spijkerbroeken van onder andere de merken Levi's, Pall Mall en Diesel en 15 spijkerjacks van het merk G-Star, toebehorende aan [benadeelde partij1]., waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
(zaak 35 en 36)
hij op 10 november 2008 en op 18 november 2008 in de gemeente Castricum, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kledingwinkel [winkel2], gevestigd aan [adres2], heeft weggenomen een grote hoeveelheid kleding, onder andere van de merken G-Star Raw, Pall Mall en State of Art ter waarde van 10.239 euro en 15.750 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde partij2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
(zaak 37)
hij op 21 november 2008 in de gemeente Katwijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kledingwinkel [winkel3], gevestigd aan [adres3], heeft weggenomen 26 kostuums en 22 jacks en 16 spijkerbroeken en 10 rechterschoenen en 16 riemen en 9 vrijetijdsbroeken en 31 overhemden en 37 truien, toebehorende aan [benadeelde partij3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
4.
(zaak 39)
hij op 2 februari 2009 in de gemeente Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel [winkel 4], gevestigd aan [adres 4], heeft weggenomen een grote hoeveelheid parfums en verzorgingsproducten, ter waarde van 26.168 euro, toebehorende aan [benadeelde partij4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
5.
(zaak 40)
hij op 6 februari 2009 in de gemeente Wassenaar tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel [winkel 4], gevestigd aan [adres 4], weg te nemen een grote hoeveelheid dames en heren parfum en/of huidverzorgingsproducten en/of andere goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde partij4], en zich daarbij de toegang tot voornoemde winkel te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders het volgende heeft gedaan
- een 600 kilo zwaar betonblok, dat stond voor de ingang van voornoemde winkel, verplaatst,
- een gestolen auto met draaiende motor klaargezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
(zaak 41)
Hij op 9 februari 2009 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel [winkel5], gevestigd aan [adres5], heeft weggenomen een grote hoeveelheid parfums en een grote hoeveelheid cosmetica, toebehorende aan [benadeelde partij5], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
7. subsidiair
hij in de pleegperiode van 2 november 2008 tot en met 9 februari 2009, in de arrondissementen Alkmaar en Amsterdam en 's-Gravenhage en Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers hebben verdachte en zijn mededaders, op na te melden tijdstippen, op na te melden plaatsen, na te melden goederen voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
(zaak 34A)
een blauwe Ford Fiësta [kenteken1] op 3 november 2008, te Katwijk, toebehorende aan [benadeelde partij 6] en
(zaak 34B)
een groene Ford Escort Clipper [kenteken2] op 3 november 2008 te Katwijk, toebehorende aan [benadeelde partij7] en
(zaak 35A)
een zwarte Ford Escort [kenteken3] op 10 november 2008 te Castricum, toebehorende aan [benadeelde partij8] en
(zaak 36A)
een rode Ford Fiësta [kenteken4] op 18 november 2008 te Castricum, toebehorende aan [benadeelde partij9] en
(zaak 37A)
een grijze Ford Escort [kenteken5] op 18 november 2008 te Castricum en op 21 november 2008 te Katwijk, toebehorende aan [benadeelde partij10] en
(zaak 39A)
een rode Ford Fiësta [kenteken6] op 2 februari 2009 te Wassenaar, toebehorende aan [benadeelde partij11] en
(zaak 39B)
een paarse Ford Escort [kenteken7] op 2 en 6 februari 2009 te Wassenaar, toebehorende aan [benadeelde partij12] en
(zaak 40A)
een blauwe Ford Escort [kenteken8] op 6 februari 2009 te Wassenaar en op 9 februari 2009 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, toebehorende aan [benadeelde partij13].
Op grond van deze veroordeling kan aan [veroordeelde] de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de ingevolge dat arrest bewezen verklaarde strafbare feiten of soortgelijke feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [veroordeelde] zijn begaan.
3.2 de ontnemingsrapportage
Op 27 september 2011 heeft de verbalisant [naam verbalisant], financieel rechercheur bij de Bovenregionale Recherche Noordwest Nederland van de regiopolitie Kennemerland, een rapport opgesteld betreffende het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage.
Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen [veroordeelde]. De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
4. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uitgangspunten
Geen hoofdelijke aansprakelijkheid
De oorspronkelijke vordering van de officier van justitie was gebaseerd op het principe van de hoofdelijke aansprakelijkheid van het (nieuwe) zevende lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft op de zitting van 12 juni 2012 gepersisteerd bij zijn eerder gedane voorwaardelijke verzoek tot het horen van getuigen, in het geval de rechtbank het principe van de hoofdelijke aansprakelijkheid zou hanteren.
Bij de definitieve vordering is de officier van justitie uitgegaan van een pondsponds-gewijze verdeling van het behaalde voordeel, waarbij telkens een vierde deel van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde wordt toegerekend.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin. Daarmee is de door de raadsman aan zijn verzoek verbonden voorwaarde niet vervuld, zodat dit verzoek verder onbesproken kan blijven.
Opbrengst van de gestolen goederen
De buit van de ramkraken betrof kleding, parfumerie-artikelen, electronica en rookwaar. In de ontnemingsrapportage wordt ervan uitgegaan dat de gestolen goederen zijn verkocht. Met betrekking tot de spijkerbroeken en spijkerjacks wordt op basis van verklaringen van de getuigen/verdachten [getuige/verdachte1] en [getuige/verdachte2] een opbrengst van € 20,00 per stuk aangenomen. Voor de overige goederen wordt uitgegaan van een minimale opbrengst van 20% van de dagwaarde.
De raadsman heeft gesteld dat het niet terecht is om voor alle kleding een opbrengst van € 20,00 aan te nemen. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het redelijk is de opbrengst van de overige goederen op hetzij 15% van de verkoopwaarde, hetzij 20% van de inkoopwaarde te stellen.
De rechtbank overweegt als volgt.
[getuige/verdachte1] heeft verklaard dat hij op 5 november 2008 bij een garagebox in Amsterdam spijkerbroeken in ontvangst heeft genomen van een Roemeen. Wanneer hem een foto van [veroordeelde] wordt getoond, herkent [getuige/verdachte1] hem als degene van wie hij spijkerbroeken en parfums kocht. Over de bedragen die hij betaalde voor de kleding, heeft [getuige/verdachte1] wisselende verklaringen afgelegd. Op 19 november 2008 heeft hij echter ondubbelzinnig verklaard dat hij voor jeans € 20,00 betaalde en dat hij ze voor € 30.00 verkocht.
[getuige/verdachte2] heeft verklaard dat hij bij de overdracht van de spijkerbroeken aan [getuige/verdachte1] aanwezig is geweest en ook hij noemt een prijs van € 20,00 à € 22,00 per stuk.
Een helers-prijs van € 20,00 komt de rechtbank ook niet onaannemelijk voor, nu het om duurdere merkkleding gaat, waarvan de verkoopprijs een veelvoud van twintig euro bedraagt. De rechtbank neemt daarom, waar van toepassing, de in de ontnemingsrapportage gehanteerde opbrengst van € 20,00 per kledingstuk over.
De mede-veroordeelde[medeveroordeelde1] heeft verklaard dat [veroordeelde] de gestolen broeken verkocht aan [getuige/verdachte1] en dat hij weet dat dat vier keer is gebeurd. Anders dan de raadsman, is de rechtbank op basis van deze verklaring van oordeel dat aannemelijk is dat direct bij de overdracht geld werd betaald voor de gestolen kleding, en niet pas nadat de heler de goederen zelf had doorverkocht.
Bij die gevallen waarbij met een percentage van de waarde van de gestolen goederen wordt gewerkt, acht de rechtbank het in de ontnemingsrapportage gebruikte percentage van 20 % van de dagwaarde alleszins redelijk. Het is ook niet ongebruikelijk om dit percentage bij de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel aan te houden.
Ram- en vluchtauto's
In de ontnemingsrapportage wordt gesteld dat de veroordeelden door het stelen van auto’s en door deze te gebruiken bij de ramkraken zich de kosten van de aanschaf, dan wel de huur van een auto hebben bespaard. De dagwaarde van de auto's, dan wel de huurprijs wordt als wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt.
De raadsman heeft erop gewezen dat [veroordeelde] is veroordeeld voor de heling van auto’s en niet voor de diefstal daarvan. [veroordeelde] kan daarom geen voordeel worden ontnomen dat is verkregen door de diefstal van de auto’s.
Subsidiair is de raadsman van mening dat de met de heling van de auto’s gepaard gaande aanschafkosten als kosten van het met de ramkraken behaalde voordeel moeten worden afgetrokken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het vonnis in de hoofdzaak, dat door het Gerechtshof is bevestigd, heeft de rechtbank met betrekking tot de auto’s overwogen dat de verklaringen van de verdachten, met name van [medeveroordeelde2] en[medeveroordeelde1], onvoldoende concreet en specifiek zijn om te kunnen vaststellen welke auto door welke verdachte(n) is ontvreemd. Om die reden is de rechtbank niet tot een bewezenverklaring gekomen van het primair ten laste gelegde medeplegen van de diefstallen van de auto's. [veroordeelde] is bij genoemd arrest van het Gerechtshof veroordeeld voor gewoonteheling van deze auto’s.
Uit genoemde verklaringen van [medeveroordeelde2] en[medeveroordeelde1] blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk van sterke aanwijzingen dat de auto’s in kwestie telkens zijn gestolen door personen die behoren tot de dadergroep waarvan [veroordeelde] onderdeel uitmaakte.
De vraag of de (diefstal en de daarop volgende) heling van deze auto’s voordeel heeft opgeleverd beantwoordt de rechtbank ontkennend.
De onderhavige situatie laat zich op dit punt vergelijken met die van een hennepkwekerij, waarbij op illegale wijze stroom wordt afgenomen. Indien op enig moment vóór de behandeling van de ontnemingsvordering voor deze stroom wordt betaald, komen die kosten in aanmerking voor aftrek op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Wanneer er niet voor de stroom wordt betaald, is er geen sprake van kosten en dus ook niet van aftrek.
Het beleid van het Openbaar Ministerie is er tot heden niet op gericht om in dergelijke zaken tot afzonderlijke voordeelsontneming over te gaan.
Op analoge wijze zouden eventuele kosten voor de illegale verwerving van een auto om een ramkraak mee te plegen op het met die ramkraak behaalde voordeel in mindering kunnen worden gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de auto's, die slechts als ram- en/of vluchtauto zijn gebruikt, de veroordeelden geen zelfstandig geldelijk voordeel hebben opgeleverd. Zij zijn louter ingezet als instrument om de ramkraken mee te plegen. Een eventueel uit de diefstal van de auto’s voortvloeiend voordeel valt samen met het voordeel uit de ramkraken, dat al wordt ontnomen. Er is dan ook geen reden het gebruik van de illegaal verkregen auto’s als een apart, abstract voordeel aan te merken.
Evenmin is er reden voor kostenaftrek, nu de rechtbank ervan uitgaat dat er niet voor de auto’s is betaald door [veroordeelde] en/of zijn medeveroordeelden.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank bij alle zaken de auto's (de A- en B-zaken) telkens buiten beschouwing laten.
Gelet op deze slotsom van de rechtbank, behoeven de overige door de raadsman met betrekking tot de auto’s gevoerde verweren (dagwaarde/huurprijs) geen bespreking.
Bewezen verklaarde feiten
Blijkens het in de hoofdzaak gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 24 maart 2011 is [veroordeelde] onder meer veroordeeld voor – kort gezegd – het, telkens samen met anderen, plegen van een zestal ramkraken, in het dossier aangeduid als de zaken 34, 35, 36, 37, 39 en 41. Uit de ontnemingsrapportage komt naar voren dat bij de zaken 37 en 41 geen wederrechtelijk voordeel is behaald. Voor de overige ten laste van [veroordeelde] bewezen verklaarde feiten geldt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend aan de hand van de ontnemingsrapportage en met inachtneming van de hiervoor uiteengezette uitgangspunten. De resultaten zijn in de tabel onder het kopje ‘slotsom’ weergegeven.
Uit genoemd arrest en de bewijsmiddelen waarop dit berust komt het volgende naar voren:
Zaak 34
[veroordeelde] heeft zich op of omstreeks 3 november 2008 in Katwijk samen met anderen schuldig gemaakt aan een ramkraak bij kledingzaak [winkel1]. De eigenaar van de winkel heeft in een bijlage bij zijn aangifte aangegeven dat hierbij in totaal 217 spijkerbroeken en 15 spijkerjacks zijn weggenomen. Uitgaande van een helersprijs van € 20,00 per stuk, komt de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 4.640,00.
De raadsman heeft aangevoerd dat van de opbrengst een bedrag moet worden afgetrokken voor de jeans die bij [getuige/verdachte1] zijn aangetroffen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Het feit dat de gestolen kleding door de politie bij [getuige/verdachte1] is aangetroffen voordat deze de goederen te gelde heeft kunnen maken, is een strop die voor rekening van [getuige/verdachte1] komt en niet voor die van [veroordeelde]. Zoals hiervoor al gezegd, gaat de rechtbank er immers vanuit dat direct bij de overdracht van de gestolen waar door [veroordeelde] aan [getuige/verdachte1] door laatstgenoemde geld werd betaald en niet pas nadat de heler de goederen zelf had doorverkocht.
Zaak 35
Op 10 november 2008 heeft [veroordeelde] samen met anderen een ramkraak gepleegd bij kledingwinkel [winkel2] te Castricum. Uit een handgeschreven bijlage bij de aangifte blijkt dat er spijkerbroeken en andere kleding met een totale waarde van € 10.239,- zijn weggenomen. Gelet op de verscheidenheid aan kledingstukken gaat de ontnemingsrapportage uit van een opbrengst van 20% van de waarde. Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt daarmee op € 2.047,83.
Zaak 36
Kledingwinkel [winkel2] in Castricum is op 18 november 2008 opnieuw het slachtoffer geworden van een ramkraak gepleegd door [veroordeelde] en zijn mededaders. Dit keer is er een grote hoeveelheid kleding weggenomen met een totale waarde van € 15.750,-. Gelet op de verscheidenheid aan kledingstukken gaat de ontnemingsrapportage uit van een opbrengst van 20% van de waarde. Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt daarmee op € 3.150,00.
Zaak 39
Op 2 februari 2009 heeft [veroordeelde], samen met anderen, een ramkraak gepleegd op [winkel 4] in de [adres 4] in Wassenaar. Er werd een grote hoeveelheid parfums en verzorgingsproducten vermist, met een totale waarde van € 26.168,00. In naar Roemenië verzonden en door de politie onderschepte pakketten zijn parfums aangetroffen die van deze ramkraak afkomstig bleken. De totale waarde van deze in beslag genomen parfums bedroeg € 3.161,17. Dit bedrag is in mindering gebracht op de totale waarde, waarna een bedrag van € 23.007,11 resteert. Uitgaande van een opbrengst van 20% van de waarde, wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op 4.601,42.
De rechtbank kan zich ten aanzien van alle hiervoor besproken bewezen verklaarde feiten verenigen met de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage en neemt de hierboven genoemde bedragen telkens over.
Soortgelijke feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [veroordeelde] zijn begaan
Hieronder zal de rechtbank eerst enkele overwegingen wijden aan kenmerken die een aantal feiten (zaken) uit het strafdossier waarvoor [veroordeelde] niet is veroordeeld, met elkaar gemeen hebben. Die kenmerken beschouwt de rechtbank telkens bij iedere zaak waar dat kenmerk zich voordoet, als een aanwijzing dat dat feit door [veroordeelde] is begaan.
Daarna zal de rechtbank per feit (zaak) waarvoor [veroordeelde] in de hoofdzaak niet is veroordeeld, bespreken of er voldoende aanwijzingen zijn dat het door [veroordeelde] is begaan. Zoals hiervoor aangegeven, zullen de A- en B-zaken (de auto's) hierbij buiten beschouwing blijven. Ook die zaken waarbij blijkens de ontnemingsrapportage geen wederrechtelijk voordeel is behaald, behoeven geen bespreking, omdat de rechtbank die conclusie ten aanzien van die zaken telkens overneemt.
Aanwijzingen die gelden voor meerdere soortgelijke feiten:
Modus operandi
Ten aanzien van alle hierna afzonderlijk te bespreken soortgelijke feiten, beschouwt de rechtbank de overeenkomst in modus operandi tussen die feiten en de in het arrest in de hoofdzaak bewezen verklaarde feiten als een aanwijzing dat die feiten door [veroordeelde] zijn begaan.
Deze overeenkomsten in modus operandi betreffen de volgende aspecten:
- de ramkraken werden in de nachtelijke uren gepleegd met behulp van ram- en/of vluchtauto's van het merk Ford, type Escort of Fiësta (oudere modellen), die kort voor de ramkraak waren gestolen in de westelijke stadsdelen van Amsterdam, dan wel in de pleegplaats;
- de buit betrof steeds duurdere merkkleding, parfumartikelen, rookwaar en elektronica;
- door getuigen worden bij de ramkraken vrijwel steeds vier personen gezien, gekleed in donkere kleding en vaak voorzien van gezichtsbedekking; het gegeven dat bij de ramkraken met twee koppels van twee man werd gewerkt wordt bevestigd door de verklaringen van de medeveroordeelde[medeveroordeelde1] , de daders gebruikten dikwijls zelfgemaakte grote zakken, vaak voorzien van ingenaaide stokken als handvatten, om de buit in te stoppen;
- in meerdere gevallen wordt melding gemaakt van een voorverkenning in de winkel waar later een ramkraak plaatsvindt.
De rechtbank acht de combinatie van deze kenmerken voldoende specifiek en onderscheidend om daarin telkens een aanwijzing te zien dat het feit is begaan door de dadergroep waar [veroordeelde] toe behoorde.
Moneytransfers
Uit onderzoek bij Western Union Financial Services International is gebleken dat door de veroordeelden in onderzoek Danmark financiële transacties zijn verricht, waarbij geldbedragen werden overgemaakt naar personen in Roemenië. Deze zogenoemde ‘moneytransfers’ vonden telkens plaats kort na een ramkraak. Geen van de veroordeelden heeft een verklaring kunnen geven voor de herkomst van deze geldbedragen. Ook is niet gebleken dat de veroordeelden hier in Nederland enige andere bron van inkomsten, legaal of illegaal, hadden dan de ramkraken. Onder deze omstandigheden beschouwt de rechtbank in voorkomende gevallen de kort op de delicten volgende moneytransfers ook telkens als een aanwijzing dat de betreffende ramkraak is begaan door de dadergroep waar [veroordeelde] toe behoorde.
De rechtbank merkt bij het voorgaande nog op, dat uit het strafdossier blijkt dat de ramkraken vrijwel steeds door vier personen werden gepleegd, die telkens afkomstig waren uit een dadergroep van in totaal zes personen. De mede-veroordeelde[medeveroordeelde1] heeft verklaard dat hij in november 2008 voor het eerst naar Nederland is gekomen. Dit betekent dat in de periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden waarvan gesteld wordt dat er voldoende aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van [veroordeelde], te weten 3 februari 2008 (zaak 1) tot en met 19 september 2008 (zaak 30), de kring van mogelijke medeplegers was beperkt tot slechts vijf personen. Daarmee is de waarschijnlijkheid van de betrokkenheid van ieder van die vijf personen bij iedere afzonderlijke ramkraak telkens zo groot, dat de hiervoor besproken aanwijzingen in de richting van de dadergroep waar [veroordeelde] toe behoorde, ook telkens een aanwijzing vormen dat [veroordeelde] die ramkraak zelf heeft (mede)gepleegd.
Aanwijzingen per afzonderlijk feit:
Zaak 1
Op 6 februari 2008 heeft bij de kledingwinkel [winkel6] in Ermelo een ramkraak plaatsgevonden. De eigenaar, [benadeelde partij14], heeft hiervan op 12 februari 2008 aangifte gedaan. Het rolluik voor het etalageraam van de winkel was kapot en verschoven en de ruit lag er compleet uit. Vermoedelijk waren de daders met een auto de winkel ingereden. Een getuige heeft na de ramkraak een ouder model Ford Escort, kleur paars of Bordeaux rood, zien wegrijden. In de nacht van 3 op 4 februari 2008 blijkt in Ermelo een twaalf jaar oude paarse Ford Escort te zijn gestolen.
Blijkens het bij de aangifte gevoegde overzicht zijn bij de ramkraak in totaal 182 broeken gestolen van onder andere de merken Pall Mall, Replay, G-Star en Cast Iron.
Bij de doorzoeking van de woning van [getuige/verdachte1] op 27 november 2008 zijn ongeveer 170 nieuwe merkjeans in beslag genomen van onder meer de merken G-
Star en Replay. Een aantal van deze broeken waren voorzien van labels van [winkel6] te Ermelo. [getuige/verdachte1] heeft verklaard dat hij de in zijn woning aangetroffen spijkerbroeken op 5 november 2008 bij een garagebox aan [adres8] in Amsterdam had ontvangen van een Roemeen. Hij herkent [veroordeelde] van een getoonde foto als degene van wie hij spijkerbroeken en parfums kocht.
Op 12, 13 en 20 februari 2008 heeft [veroordeelde] via Western Union geldbedragen tot een totaal van € 1.060,00 overgemaakt naar personen in Roemenië.
In de ontnemingsrapportage wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgaande van een gemiddelde opbrengst van € 20,00 per broek, berekend op € 3.640.
Zaak 3
In de vroege ochtend van 22 februari 2008 is [winkel7] te Hillegom slachtoffer geworden van een ramkraak. De hele voorpui is hierbij vernield. Op camerabeelden is te zien dat met een auto de pui van de winkel eruit gereden is. Er is een grote hoeveelheid parfumartikelen ontvreemd, met een totale waarde van € 25.711,31. Een getuige heeft bij de ramkraak een groene Ford stationcar met kenteken [kenteken9] gezien en vier mannen met bivakmutsen die een groot beige laken droegen dat gevuld was met spullen. De groene Ford Escort met kenteken [kenteken9] is van 20 op 21 februari 2008 gestolen in Amsterdam. Deze auto is op 22 februari 2008 weer in Amsterdam aangetroffen. Op 29 februari 2008 heeft [veroordeelde] via Western Union een bedrag van € 150,00 overgemaakt naar een persoon in Roemenië.
In de ontnemingsrapportage wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgaande van een opbrengst van 20% van de waarde, berekend op € 5.142,00.
Zaak 6
De eigenaar van kledingwinkel [winkel8] in Heemskerk heeft op 7 maart 2008 aangifte gedaan van een ramkraak die op 6 maart 2008 in zijn zaak heeft plaatsgevonden. De gehele voorpui lag eruit. Op beelden van beveiligingscamera’s is te zien dat de pui met een auto, model stationwagon, wordt geramd en dat er vier mannen met bivakmutsen in de winkel waren. De ramauto was een groene Ford Escort met kenteken [kenteken10], die in de nacht van 5 op 6 maart 2008 was gestolen te Heemskerk.
Een getuige heeft gezien dat bij de ramkraak vier mannen, twee aan twee, uit de winkel kwamen, waarbij elk koppel een grote zwarte zak droeg. De zakken werden achterin een stationcar gegooid.
De politie kreeg de melding dat de daders van de ramkraak waren weggereden in een Ford stationcar met kenteken [kenteken11]. Deze auto bleek op 4 maart 2008 te zijn gestolen in Amsterdam. Op 7 maart 2008 rond 3.19 uur is de auto, met een geforceerd bijrijdersportier, aangetroffen op [adres6] te Amsterdam. Diezelfde nacht, rond 3.58 uur, is [veroordeelde] enkele straten verderop, op de [adres7] te Amsterdam, door de politie gecontroleerd.
Naar aanleiding van de verklaring van een winkelmedewerkster over een mogelijke voorverkenning in de winkel door twee mannen, heeft de politie bewakingsbeelden bekeken, gemaakt op 5 maart 2008. De verbalisant heeft vastgesteld dat een van de door de medewerkster bedoelde mannen een zeer sterke gelijkenis vertoont met [veroordeelde].
De buit van deze ramkraak bestond uit in totaal 359 stuks kleding.
In de ontnemingsrapportage wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgaande van een gemiddelde opbrengst van € 20,00 per broek, berekend op € 7.180,00.
Zaak 23
[winkel6] in Ermelo is in de nacht 17 juni 2008 wederom door ramkrakers bezocht. Opnieuw is met een personenauto de voorpui van de winkel eruit gereden. Er is een grote hoeveelheid aan diverse kledingstukken weggenomen, onder meer van de merken Nudie, Indian Rose en Levi’s, met een totale waarde van € 10.320,20.
Getuige [naam getuige] werd in de nacht van 17 juni 2008 wakker van een grote klap en zag een grijze Ford Escort station voor [winkel6] staan. Ook zag hij drie mannen met bivakmutsen de winkel in en uit gaan.
Van 16 op 17 juni 2008 is in Ermelo de blauwe Ford Fiësta met kenteken [kenteken12] gestolen. De aangever heeft op 17 juni 2008 van de politie bericht gekregen dat de auto bij een ramkraak was gebruikt.
Bij de doorzoeking van de woning van [getuige/verdachte1] op 27 november 2008 zijn ongeveer 170 nieuwe merkjeans in beslag genomen van onder meer de merken Nudie, Indian Rose en Levis’s. Een aantal van deze broeken waren voorzien van labels van [winkel6] te Ermelo. [getuige/verdachte1] heeft verklaard dat hij de in zijn woning aangetroffen spijkerbroeken op 5 november 2008 bij een garagebox aan [adres8] in Amsterdam had ontvangen van een Roemeen. Hij herkent [veroordeelde] van een getoonde foto als degene van wie hij spijkerbroeken en parfums kocht.
Uit onderzoek van historische printgegevens is gebleken dat de telefoon die in gebruik was bij mede-veroordeelde [medeveroordeelde3] op 16 juni 2008 om 23.04 uur heeft gebeld met de telefoon van [veroordeelde], waarbij een mast in Naarden werd aangestraald. Op 17 juni 2008 om 5.11 uur heeft de telefoon van [medeveroordeelde3] weer gebeld met die van [veroordeelde]. Hierbij straalden beide toestellen een mast in Ermelo aan, die zich bevond op een afstand van 958 meter van de winkel [winkel6].
In de ontnemingsrapportage wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgaande van een opbrengst van 20% van de waarde, berekend op € 2.064.
Zaak 27
In de vroege ochtend van 10 september 2008 heeft een ramkraak plaatsgevonden bij de elektronicazaak [winkel9] te Hillegom. Met een personenauto is de pui eruit gereden. Er is een aanzienlijke hoeveelheid elektronische apparaten weggenomen. De ramauto betrof een rode Ford Fiësta met kenteken [kenteken13] uit 1992, die in de nacht van 7 op 8 september 2008 in Amsterdam was gestolen. Een getuige heeft gezien dat er vier mannen met gezichtsbedekking uit de winkel kwamen en in een donkere Ford stationwagon stapten. Tijdens de ramkraak zijn door een beveiligingscamera opnamen gemaakt, waarbij ook geluid is opgenomen. Er is gesproken taal te horen. Een Roemeense tolk heeft de taal herkend als Roemeens. De technische recherche heeft op de plaats delict een zelfgemaakte beige stoffen zak aangetroffen.
Uit het dossier komt naar voren dat de winkel van [winkel9] te Hillegom ook op 11 juni 2008 het doelwit is geweest van een soortgelijke ramkraak. (zaak 22) In die zaak is vastgesteld dat in de nacht van de ramkraak zowel het telefoonnummer dat in gebruik was bij de [medeveroordeelde3] als het telefoonnummer dat in gebruik was bij [veroordeelde] zendpalen in Hillegom hebben aangestraald.
Op 17 september 2008 heeft [veroordeelde] via Western Union een geldbedrag van € 800,- overgemaakt naar een persoon in Roemenië.
Volgens de ontnemingsrapportage komt het totaalbedrag van de waarde van de gestolen artikelen op € 14.414. De eigen berekening van de rechtbank aan de hand van de goederenbijlage komt hoger uit, maar de rechtbank zal zich conformeren aan het bedrag van de ontnemingsrapportage. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt, uitgaande van een opbrengst van 20% van de waarde, berekend op € 2.828,80.
Zaak 28
De gemakswinkel [winkel10], gevestigd in winkelcentrum [naam winkelcentrum] in Castricum, is op 15 september 2008 rond 2.50 uur getroffen door een ramkraak. Toen de eigenaar ter plaatse kwam, stond er een auto met draaiende motor voor de winkel en lagen de zware houten deuren ontzet in de winkel op de grond. Uit de winkel bleken rookwaren, strippenkaarten en kasgeld weggenomen, met een totale waarde van
€ 8.793,95.
Een getuige heeft gezien hoe drie, mogelijk vier mannen de winkel binnendrongen en enkele minuten later weer naar buiten kwamen om in een blauwe of zwarte Ford Escort type Station weg te rijden. Een andere getuige heeft gezien dat de mannen een grote witte zak bij zich hadden.
De gebruikte ramauto was een blauwe Ford Fiësta met kenteken [kenteken14]. Deze auto, met bouwjaar 1994, was in de nacht van 9 op 10 september 2008 gestolen te Hillegom.
Op 17 september 2008 heeft [veroordeelde] via Western Union een geldbedrag van € 800,- overgemaakt naar een persoon in Roemenië.
In de ontnemingsrapportage wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgaande van een opbrengst van 20% van de waarde, berekend op € 1.758,79.
Conclusie
De rechtbank is op grond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen en de overwegingen ten aanzien van de moneytransfers en de modus operandi, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat er met betrekking tot de zaken 1, 3, 6, 23, 27 en 28 voldoende aanwijzingen bestaan dat deze (mede) door [veroordeelde] zijn begaan en dat hij hieruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank kan zich ten aanzien van al deze feiten (zaken) verenigen met de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage en neemt de hierboven genoemde bedragen telkens over.
Kosten
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening gehouden moet worden met kosten, in de vorm benzinekosten, kosten voor het huren van een woning en voor de reis van hemzelf en anderen naar Nederland en voor kleding, hulpmiddelen en telefoonkosten.
De rechtbank verwerpt deze stelling. De door de verdediging aangevoerde kostenposten zijn niet onderbouwd, zodat niet vast staat dat veroordeelde deze kosten daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook geen kostenaftrek toepassen.
Slotsom
Op grond van het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de volgende berekening,
afgerond in euro’s, van het behaalde voordeel:
Zaak Voordeel Aandeel [veroordeelde]
1 € 3.640,00 € 910,00
3 € 5.142,00 € 1.286,00
6 € 7.180,00 € 1.795,00
23 € 2.064,00 € 516,00
27 € 2.829,00 € 707,00
28 € 1.759,00 € 440,00
34 € 4.640,00 € 1.160,00
35 € 2.048,00 € 512,00
36 € 3.150,00 € 788,00
39 € 4.601,00 € 1.150,00
Totaal € 9.264,00
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht worden bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht. In het onderliggende arrest in de hoofdzaak zijn aan de benadeelde partijen de volgende bedragen aan schadevergoeding toegewezen:
Zaak 34A € 1.000,00
Zaak 36A € 1.100,00
Totaal € 2.100,00
Het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door de rechtbank derhalve geschat op (€ 9.264 -/- € 2.100,00) € 7.164,00.
5. Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Bij de vaststelling van het door [veroordeelde] te betalen bedrag heeft de rechtbank het volgende mee laten wegen:
Ook in ontnemingszaken kan op het in artikel 6, lid 1 van het EVRM gewaarborgde recht van de betrokkene op een beslissing in zijn strafzaak binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen van het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig gemaakt zou worden.
In dit geval is als aanvangsmoment van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn aan te merken het moment, bedoeld in artikel 311, lid 1 Sv, waarop de officier van justitie in de hoofdzaak in eerste aanleg zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt een ontnemingsvordering aanhangig te zullen maken, te weten 10 november 2009.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen.
De rechtbank doet uitspraak op 10 juli 2012, dat wil zeggen 32 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is daarmee met 8 maanden (32 minus 24 maanden) overschreden. Deze overschrijding valt niet aan [veroordeelde] toe te rekenen. De rechtbank zal daarom, in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (LJN BD 2578) het ontnemingsbedrag met 10% verminderen. Het door [veroordeelde] te betalen bedrag wordt daarmee vastgesteld op € 6.448,00
De raadsman heeft verzocht de eventuele betalingsverplichting te matigen. Gezien zijn slechte psychische conditie is niet te verwachten dat [veroordeelde] in de toekomst in zijn levensonderhoud zal kunnen voorzien. Bovendien kan [veroordeelde], nu hij in Nederland ongewenst is verklaard, niet in Europa werken, terwijl zijn beroep dat van internationaal koerier was, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] nu en in de toekomst blijvend over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door [veroordeelde] te betalen bedrag vaststellen op € 6.448,00.
6. Toepasselijke wettelijke bepaling
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
7. Beslissing
De rechtbank:
Legt aan [veroordeelde] de verplichting op tot betaling aan de staat van € 6.448,00 (zesduizend vierhonderdachtenveertig euro) ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.E. van Montfrans-Wolters en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2012.