RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.700459.12
Datum uitspraak : 4 juli 2012
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor kinderstrafzaken, in de zaak van het
[Verdachte],
geboren [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 20 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
- het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot 8 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 3 jaar;
- aan het voorwaardelijk strafdeel zal koppelen de bijzondere voorwaarden: de meldplicht bij de Reclassering Nederland en de behandelverplichting bij een daartoe geëigende forensische instelling;
- de verdachte voorts zal veroordelen tot werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht;
- de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade deels zal toewijzen, voor zover dat deel betrekking heeft op de gemaakte reiskosten;
- de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade geheel zal toewijzen;
- de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk zal verklaren;
- de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen tot een bedrag van € 5.082,56, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en mr. G.E. Helder, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd, dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2009 tot en met 01 december 2010 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec en/of Deventer, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
- (telkens) (seksueel) (over) de borsten van [slachtoffer] gestreeld en/of
- (telkens) met zijn hand en/of vingers over de vagina en/of billen van [slachtoffer] gewreven, althans (telkens) die vagina en/of billen gestreeld en/of betast en/of
- (telkens) zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten en/of strelen en/of aftrekken en/of
- (telkens) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2009 tot en met 1 februari 2010 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec en Deventer, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- seksueel over de borsten van [slachtoffer] gestreeld en
- met zijn hand en vingers over de vagina en billen van [slachtoffer] gestreeld en
- zijn geslachtsdeel door die [slachtoffer] laten aanraken en
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting grotendeels de verklaring van aangeefster bevestigd maar heeft van aanvang af ontkend dat hij met zijn penis is binnengedrongen in het lichaam van [slachtoffer]. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de aangeefster [slachtoffer] ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging. De eerste keer dat zij over het seksueel misbruik sprak met haar moeder en stiefvader heeft zij meteen aangegeven dat zij door haar broer [verdachte] was verkracht.. Tijdens het studioverhoor heeft zij consequent en gedetailleerd verklaard over het (“een klein stukje”) in haar binnendringen door [verdachte] met zijn penis.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn jongere zusje van toentertijd 10 jaar oud. Door zijn handelen heeft hij niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn zusje in hem als oudere broer mocht stellen, maar heeft hij tevens een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn zusje. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lang te kampen hebben met de gevolgen hiervan. Uit de toelichting bij de door het slachtoffer gevorderde immateriële schade blijkt dat zij drie jaar na het plegen van de feiten nog steeds grote psychische problemen ondervindt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister gedateerd 13 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 15 juni 2012 van R. Postma als reclasseringswerker werkzaam bij de Reclassering Nederland. De Reclassering Nederland heeft geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij als bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd de meldplicht en de verplichting tot een intake en de eventueel daaropvolgende behandeling bij een daartoe geëigende forensische instelling.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tenslotte rekening met de houding van de verdachte voorafgaande en op de terechtzitting. Duidelijk is geworden dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn handelen en verschillende malen zijn spijt heeft betuigd.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is en dat aan deze voorwaardelijke straf een bijzondere voorwaarde dient te worden gekoppeld. Bij de duur van de vrijheidsstraf heeft de rechtbank ook laten meewegen dat het voor de verdachte als zwaar wordt ervaren dat als gevolg van zijn handelen het contact tussen hem en zijn moeder en zijn zusje geheel is verbroken.
De rechtbank is van oordeel dat tevens een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
De wettelijk vertegenwoordigster van de benadeelde partij [slachtoffer], mevrouw [wettelijk vertegenwoordigster] (haar moeder), heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 5.222,56 wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 222,56, kan de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen, temeer nu dit onderdeel van de vordering door verdachte ter zitting werd erkend.
Bij de begroting van de immateriële schade houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren:
- het strafbare feit heeft op het slachtoffer enorme emotionele indruk gemaakt;
- het slachtoffer heeft zich na het strafbare feit een half jaar lang onder (extra) behandeling van een natuurgeneeskundig therapeut moeten stellen;
- gedurende lange tijd heeft het slachtoffer slecht kunnen slapen;
- de behandelend psychiater heeft het slachtoffer slaapmedicatie en rustgevende medicatie moeten voorschrijven.
De rechtbank begroot de immateriële schade op grond van de thans bekende gegevens en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen op dit moment op een bedrag van € 4.000,-.
De benadeelde partij heeft de vordering van € 5.000,- op dit punt onderbouwd door te stellen dat zij nog steeds psychische schade lijdt als gevolg van het incident.
Om tot een goed gemotiveerd oordeel op dit punt te komen, zou een nader (psychologisch of psychiatrisch) onderzoek van het slachtoffer noodzakelijk zijn. Dat zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal zodoende de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.222,56.
Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2009, de datum van het ontstaan van de schade.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid ledit desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van jeugddetentie, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot jeugddetentie voor de tijd van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, met opdracht aan het Bureau Jeugdzorg voornoemd ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zal meewerken aan een intakeprocedure en de eventueel daaropvolgende (ambulante) behandeling bij een daartoe geëigende forensische instelling en dat, indien er sprake is van een behandelaanbod, verdachte zich dient te houden aan alle gegeven behandeladviezen van de instelling.
Verstrekt aan de Reclassering Nederland opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (éénhonderd twintig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende jeugddetentie wordt toegepast, welke vervangende jeugddetentie wordt vastgesteld op 60 (zestig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen aan [wettelijk vertegenwoordigster], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van [slachtoffer], geboren [geboortedatum], van een bedrag van € 4.222,56 (vierduizend tweehonderd tweeëntwintig euro en zesenvijftig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 4.222,56 , (vierduizend tweehonderd tweeëntwintig euro en zesenvijftig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 (tweeënvijftig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2012.