ECLI:NL:RBALK:2012:BW8953

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.811004-12
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een buschauffeur met jeugddetentie en PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een gewapende overval op een buschauffeur. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in een forensisch centrum, heeft samen met een mededader op 27 oktober 2011 in Wieringerwerf een portemonnee met contant geld en andere waardevolle spullen van de buschauffeur weggenomen, waarbij hij deze met een nepvuurwapen heeft bedreigd. Daarnaast heeft hij op 8 januari 2012 in Middenmeer zijn vader mishandeld en bedreigd, en heeft hij zich in de periode van 15 november 2011 tot en met 17 januari 2012 niet gehouden aan de Leerplichtwet.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 154 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is er een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld, zoals toezicht door jeugdreclassering en een opname- en behandelverplichting in een kliniek voor verslavingszorg. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de gedragsproblematiek van de verdachte, die lijdt aan een gedragsstoornis en verslaving aan alcohol en drugs. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen over de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte overgenomen en benadrukt dat behandeling van zijn verslavingsproblematiek essentieel is voor zijn verdere ontwikkeling. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.811004-12 (P)
Datum uitspraak: 20 juni 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor kinderstrafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het
[adres], [postcode en woonplaats],
thans gedetineerd te Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en diens raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met ongeveer 300 euro) en/of een portemonnee (met een rijbewijs en/of een connixxionpas en/of een vervoersbewijs en/of een bankpas) en/of een of meerdere (blanco) vervoersbewij(s)(zen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met ongeveer 300 euro) en/of een portemonnee (met een rijbewijs en/of een connixxionpas en/of een vervoersbewijs en/of een bankpas) en/of een of meerdere (blanco) vervoersbewij(s)(zen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader tegen die [benadeelde partij 1] zei "Je geld nu alles" en/of dat verdachte en/of zijn mededader, in het zicht van die [benadeelde partij 1], een (nep)vuurwapen pakte en deze doorlaadde;
2.
hij op of omstreeks 08 januari 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere lampen en/of een kledingkast, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door de lampen van het plafon te rukken en/of te trekken en/of door tegen de kledingkast te trappen en/of te schoppen en/of door de deur van de kledingkast af te rukken en/of te trekken;
3.
hij op of omstreeks 08 januari 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, te weten [benadeelde partij 3], een of meerdere malen te slaan en/of te stompen en/of te duwen op/tegen het lichaam waardoor hij ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 08 januari 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Als de politie komt maak ik ze af, ik heb mijn vrienden al gebeld. Ik maak jullie ook af. Ze komen met pistolen. En ik heb een bom op mijn kamer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 november 2011 tot en met 17 januari 2012 in de gemeente Alkmaar, (telkens) als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten Horizon College was ingeschreven, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld dan wel afpersing in vereniging, gepleegd op 27 oktober 2011, het vernielen van spullen in de woning van zijn ouders en de mishandeling en bedreiging van zijn vader, gepleegd op 8 januari 2012. Voorts zou verdachte zich in de periode 15 november 2011 tot en met 17 januari 2012 schuldig hebben gemaakt aan het overtreden van de Leerplichtwet 1969.
De rechtbank dient te beoordelen of zij deze feiten bewezen acht.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. tot en met 5. ten laste gelegde feiten.
C. Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
De rechtbank acht op basis van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv, afgelegd op de terechtzitting van 6 juni 2012;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 27 oktober 2011, nummer PL10RR 2011126060-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 1] (map onderzoek 10Xanne p. 227 e.v.);
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 11 januari 2012, nummer 20120111.[……..]P97.003, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] (map onderzoek 10Xanne p. 91 e.v.) en
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] d.d. 27 oktober 2011, nummer PL10RR 2011126060-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 4] (map onderzoek 10Xanne p. 293 e.v.)
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank acht op basis van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv, afgelegd op de terechtzitting van 6 juni 2012 en
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] d.d. 8 januari 2012, nummer PL10SW 2012003018-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 5] (dossierpagina 9 e.v.)
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2. tot en met 4. ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank acht op basis van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv, afgelegd op de terechtzitting van 6 juni 2012 en
- het ambtsedig proces-verbaal van relatief verzuim d.d. 17 januari 2012, nummer 463-23, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 6]
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5. ten laste gelegde heeft begaan.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 oktober 2011 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met ongeveer 200 euro) en een portemonnee (met een rijbewijs en een connexxionpas en een vervoersbewijs en een bankpas) en blanco vervoersbewijzen, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond zijn mededader tegen die [benadeelde partij 1] zei "Je geld nu alles" en dat verdachte, in het zicht van die [benadeelde partij 1], een (nep)vuurwapen pakte en deze doorlaadde.
2.
hij op 8 januari 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere lampen en een kledingkast, toebehorende aan [benadeelde partij 3], heeft vernield door de lampen van het plafond te rukken en door de deur van de kledingkast af te rukken.
3.
hij op 8 januari 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [benadeelde partij 3], meermalen te slaan en te stompen en te duwen tegen het lichaam waardoor hij ten val is gekomen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
4.
hij op 8 januari 2012 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Als de politie komt maak ik ze af, ik heb mijn vrienden al gebeld. Ik maak jullie ook af. Ze komen met pistolen. En ik heb een bom op mijn kamer".
5.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 15 november 2011 tot en met 17 januari 2012 in de gemeente Alkmaar, telkens als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten Horizon College was ingeschreven, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Ten aanzien van feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 5:
Als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen.
7. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar nu, mede gelet op de hierna te noemen gedragsdeskundige rapportages, niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een jeugddetentie van 163 dagen wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij vordert de officier van justitie de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke maatregel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden:
- een klinische behandeling in de Spetse Hoeve en
- medewerking aan een intake bij en medewerking aan het onderzoek door de Ambulante Forensische Jeugdpsychiatrie.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd om de beslissing dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsman bepleit oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast bepleit hij oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 4 jaren. Aan de voorwaardelijke straf dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden:
- een klinische behandeling in de Spetse Hoeve en
- medewerking aan een intake bij en medewerking aan het onderzoek door de Ambulante Forensische Jeugdpsychiatrie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het Uittreksel Justitieel Documentatieregister, gedateerd 10 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte rapportages te weten:
- het Psychiatrische Pro Justitia Rapport, gedateerd 3 juni 2012, opgesteld door psychiater drs. B.G.J. Gunnewijk;
- het Psychologische Pro Justitia Rapport, gedateerd 4 juni 2012, opgesteld door GZ-psycholoog drs. A. de Jong;
- het rapport, opgesteld door P. Tesselaar, als raadsonderzoekster werkzaam bij de Raad van de Kinderbescherming, gedateerd 5 juni 2012, met onder meer drie hierna te noemen bijlagen:
- een rapport, opgesteld door E.M. Schouten, als raadsonderzoekster werkzaam bij de Raad van de Kinderbescherming, gedateerd 11 januari 2012;
- een rapport, in een beschermingsonderzoek opgesteld door A. van Wessel, als raadsonderzoekster werkzaam bij de Raad van de Kinderbescherming; en
- een e-mailbericht van N. Boersma, als zorgbemiddelaar/maatschappelijk werkster werkzaam bij Stichting Terwille, gedateerd 23 mei 2012, gericht aan mr. M. Berbee.
Het bovengenoemde Pro Justitia Rapport van psychiater Gunnewijk houdt betreffende de persoon van verdachte en mogelijke interventies, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Bij betrokkene, een ik-zwakke zeventienjarige jongeman, met 11 weken geadopteerd uit Sri Lanka, is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een gedragsstoornis die zijn aanvang heeft op kinderleeftijd. Daarnaast is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van ADHD. Tevens is er sprake van afhankelijkheid van cannabis en alcohol, een periode was hij ook afhankelijk van cocaïne. De gewetensontwikkeling van betrokkene is gebrekkig, waarbij hij een neiging heeft tot externaliseren en bagatelliseren van zijn problemen. Hij handelt vrij impulsief. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling zijn steeds aanwezig en zo ook tijdens de hem ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de agressieve beroving wordt gekomen tot een licht verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Ten aanzien van de agressie jegens vader en de vernielingen wordt gekomen tot een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
Er is vanuit gedragsdeskundig oogpunt een intensieve klinische behandeling nodig. Het accent dient daarbij te liggen op zijn middelen verslaving. Betrokkene is aangemeld bij de Spetse Hoeve, een kliniek voor verslavingszorg, en uit zich gemotiveerd er in behandeling te gaan. Geadviseerd wordt aan te sluiten bij deze aanmelding omdat voor het succes van behandeling motivatie essentieel is. Een stok achter de deur wordt daarbij noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt dan ook om betrokkene in een voldoende lang voorwaardelijk strafdeel deze behandeling te laten volgen, onder toezicht van de jeugdreclassering.
Gezien de ernst van de eerder naar voren gekomen gedragsproblematiek, temeer daar deze nogal nadrukkelijk bij mederapporteur A. de Jong naar voren kwam, wordt geadviseerd om betrokkene tijdens het behandeltraject bij de Spetse Hoeve aan te melden bij de Ambulante Forensische Jeugdpsychiatrie voor nader onderzoek. De resultaten hiervan kunnen dan worden meegenomen in het behandeltraject bij de Spetse Hoeve.
Het bovengenoemde Pro Justitia Rapport van GZ-psycholoog A. de Jong houdt betreffende de persoon van verdachte en mogelijke interventies, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een alcohol- en drugsverslaving en van een gedragsstoornis beginnend in de kindertijd die in significante mate beperkingen in het sociale en schoolse functioneren veroorzaken. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een disharmonisch intelligentieprofiel met een performaal functioneren op een zwakbegaafd niveau. Hierbij is er onderliggend sprake van een zwakke persoonlijkheidsstructuur, zich uitend in sterk externaliserend gedrag, sterke impulsiviteit, gebrekkige en diffuse identiteitsontwikkeling, zich moeilijk kunnen inleven in anderen, en een gebrekkige ontwikkeling van de gewetensfuncties. Vanuit gedragkundig oogpunt kan gesteld worden dat het ten laste gelegde, indien bewezen, deels voortkomt uit bovenbeschreven ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling, derhalve wordt geadviseerd betrokkene – ten aanzien van feit 1, rb. – licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De ernst van de problematiek is onduidelijk, nu betrokkene geen coherente informatie geeft en er in de onderzoeken een wisselend beeld van hem is ontstaan. Terwijl betrokkene in het psychologisch onderzoek op basis van zelfrapportage een zeer ernstig beeld van zichzelf schetst komt uit het psychiatrisch onderzoek een minder zorgelijk beeld naar voren. Het beeld dat uit het psychiatrisch onderzoek naar voren komt sluit aan bij de rapportage vanuit Teylingereind, terwijl de informatie van de ouders en de zus meer overeenkomt met de bevindingen van de psychiater. Kortom, er is geen consistent beeld van betrokkene verkregen.
De mogelijkheid van een PIJ-maatregel is onderzocht en met de psychiater besproken. Vanwege het diffuse diagnostische beeld van betrokkene in combinatie met het feit dat hij first offender is, is volgens beide onderzoekers een PIJ-maatregel niet geïndiceerd. Geadviseerd wordt in te zetten op een behandeling van de verslavingsproblematiek in de Spetse Hoeve. Daarnaast wordt geadviseerd nader psychologisch en psychiatrisch onderzoek te doen naar betrokkene in die zin dat duidelijk wordt in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van ontwikkeling van een antisociale gedragsstoornis met psychopathische trekken, zoals dat uit het psychologisch onderzoek naar voren komt. Geadviseerd wordt betrokkene door de Ambulante Forensische Jeugdpsychiatrie nader te laten onderzoeken.
Mochten de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, dan wordt met betrekking tot een juridisch kader een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd, met als voorwaarde dat betrokkene zich houdt aan de voorwaarden zoals die door de jeugdreclassering worden gesteld, ook als dat in mocht houden een klinische behandeling en een nader psychologisch / psychiatrisch onderzoek.
De rechtbank tekent hierbij aan dat is nagelaten om aan mevrouw De Jong voornoemd de strafdossiers met betrekking tot de feiten 2 tot en met 4 alsmede feit 5 ter beschikking te stellen. De deskundige heeft echter wel overleg gepleegd over deze feiten met haar mederapporteur en zij onderschrijft diens conclusies ter zake die feiten.
Het bovengenoemde rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 juni 2012 houdt betreffende de strafrechtelijke afdoening, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
De Raad adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel voor [verdachte]. [Verdachte] wordt verdacht van meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de PIJ. De PIJ dient het belang van [verdachte] bij een zo gunstig mogelijke ontwikkeling.
De Raad ziet op dit moment nog mogelijkheden in het voorwaardelijk kader vanwege de motivatie van [verdachte] en zijn ouders en omdat behandeling in een open residentiële setting tot de mogelijkheden lijkt te behoren. Dit neemt echter niet weg dat er een stevige stok achter de deur nodig is. De noodzaak van behandeling is dermate groot dat de Raad het noodzakelijk acht dat [verdachte] binnen het kader van de PIJ wordt behandeld indien de behandeling in het voorwaardelijk kader mislukt. De mogelijkheid van jeugddetentie als stok achter de deur biedt onvoldoende mogelijkheden voor behandeling van [verdachte]. De Raad sluit zich hierom niet aan bij het advies van het NIFP voor wat betreft het strafrechtelijk kader. Behandeling prevaleert naar mening van de Raad boven jeugddetentie.
De Raad adviseert de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te laten zijn. [Verdachte] kan per direct worden opgenomen op de Spetse Hoeve.
Ter terechtzitting heeft A. Metselaar het advies van de Raad voor de Kinderbescherming nader toegelicht.
Uit die toelichting blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming twijfelt aan de motivatie van verdachte en mevrouw Metselaar voornoemd voert daartoe het volgende aan. Deze motivatie is er pas sinds het gesprek met de psychiater. Verdachte heeft goede intenties, maar het is al twee keer eerder mis gegaan. Als het weer misgaat, en verdachte heeft een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd gekregen, dan loopt hij behandeling mis. Voorts heeft verdachte voor al zijn problemen behandeling nodig, niet alleen voor zijn verslaving. Behandeling prevaleert dus boven jeugddetentie. Zonder behandeling is het recidiverisico hoog.
De standaard behandeling op de Spetse Hoeve duurt zes maanden, maar bij verdachte wordt aan een behandeling van een jaar gedacht. Verdachte zal namelijk lang nodig hebben om te ontwennen en hij heeft meer tijd nodig om aan zijn problemen te werken.
De rechtbank overweegt als volgt.
De deskundigen hebben ten aanzien van feit 1 geconcludeerd tot een licht verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Wat betreft de agressieve delicten jegens de vader alsmede de vernieling wordt gekomen tot een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een voorwaardelijke PIJ maatregel passend en geboden. De rechtbank onderschrijft het oordeel van de gedragsdeskundigen, voor zover inhoudende dat een onvoorwaardelijke maatregel niet passend is. Het gaat om een ‘first offender’, ten aanzien van wie het onderzoek naar de persoon tot nu toe een diffuus diagnostisch beeld oplevert.
Een voorwaardelijke maatregel acht de rechtbank echter wel degelijk passend, nu de ernst van de begane misdrijven hiertoe aanleiding geeft en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten staat feit 1 op de voorgrond. Verdachte heeft zich met een mededader schuldig gemaakt aan een overval op een buschauffeur waarbij deze is bedreigd met een echt lijkend vuurwapen. Een buschauffeur bevindt zich tijdens zijn werk, achter het stuur in een kleine ruimte, in een kwetsbare positie. Verdachte heeft hiervan misbruik gemaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van gewapende overvallen hiervan lange tijd de nadelige gevolgen kunnen blijven ondervinden. De ernst van dit feit rechtvaardigt op zich zonder meer een voorwaardelijke maatregel. Daarnaast heeft verdachte, ernstig onder invloed van alcohol, andere agressieve delicten gepleegd.
De kans op recidive is zonder adequate begeleiding en behandeling groot. Anders dan de gedragsdeskundigen en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur onvoldoende (behandel)waarborgen biedt.
Gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, in samenhang met de hierboven aangehaalde gedragsdeskundige rapportages, acht de rechtbank een voorwaardelijke maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke PIJ maatregel de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich zal laten opnemen en behandelen bij Stichting Ter Wille / de Spetse Hoeve of een soortgelijke instelling. De deskundigen zijn het erover eens dat verdachte het meest gebaat is bij een dergelijke behandeling en ook verdachte en zijn ouders hebben zich hierover positief uitgelaten. Verdachte zal aldus de gelegenheid krijgen om aan te tonen dat hij ook werkelijk gemotiveerd is voor behandeling.
Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte zich laat onderzoeken door de Ambulante Forensische Jeugdpsychiatrie om het nader onderzoek te doen verrichten dat door de deskundigen is geadviseerd.
De rechtbank acht het voorts aangewezen te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen en gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Wat betreft de bewezen verklaarde overtreding van de Leerplichtwet ziet de rechtbank geen aanleiding tot oplegging van een afzonderlijke straf.
9. Vordering van de benadeelde partij
De advocaat mr. F. Boor heeft als gemachtigde namens de benadeelde partij, [benadeelde partij 2] (hierna ook te noemen: [benadeelde partij 2]), vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.649,14 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Tijdens de terechtzitting heeft M.M.E. van Dijk (medewerkster van Boor, Boor & Boor advocaten) de vordering toegelicht en meegedeeld dat [benadeelde partij 2] het deel van de vordering dat betrekking heeft op de blanco vervoersbewijzen intrekt. Het gehandhaafde deel van de vordering is daarmee gereduceerd tot een bedrag van € 795,34.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake de kosten van de inzet Calamiteitendienst, de MER, rayonpersoneel, de medische keuring, de kosten voor bedrijfsmaatschappelijk werk en het gesprek dat [benadeelde partij 1] met de officier van justitie heeft gevoerd toewijsbaar is. De officier van justitie heeft gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
De kosten voor een attentie aan de slachtoffers zijn volgens de officier van justitie niet toewijsbaar. Dat deel dient de rechtbank niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal hierna de door [benadeelde partij 2] opgevoerde schadeposten afzonderlijk beoordelen.
De posten Inzet Calamiteitendienst, Inzet MER, Inzet rayonpersoneel, Kosten bedrijfsmaatschappelijk werk, Chauffeur vrijmaken voor gesprek ovj en Medische keuring ivm gestolen pas acht de rechtbank voldoende onderbouwd en toewijsbaar, mede gelet op het gegeven dat geen van deze posten is betwist.
De gevorderde vergoeding voor de Kosten attentie gedupeerde reizigers levert geen schade op die het rechtstreekse gevolg is van het strafbare feit. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
De rechtbank zal zodoende het deel van de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 770,84. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2011.
Verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De maatregel zal worden opgelegd voor het toegewezen bedrag van € 770,84.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 312, 304, 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 van de Leerplichtwet 1969 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
• Verklaart bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 154 dagen.
Bepaalt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
• Beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Stichting LJ&R, afdeling Jeugdreclassering/ Jeugdbescherming, werkzaam onder mandaat van bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, met opdracht aan Bureau Jeugdzorg voornoemd ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht;
- dat veroordeelde zich zal laten onderzoeken door de Ambulante Forensische Jeugdpsychiatrie (AFJP) en
- dat veroordeelde zich zal laten opnemen en behandelen bij stichting Ter Wille te Groningen / de Spetse Hoeve te Veelerveen of een soortgelijke instelling.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een bedrag van € 770,84 (zevenhonderdzeventig euro en vierentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 oktober 2011, als schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten kan de rechtbank niet begroten, nu geen afzonderlijke opgave is gedaan van de rechtsbijstand die in deze strafzaak is verleend. De gedane opgave ziet immers op een ander feit dat niet aan verdachte ten laste is gelegd.
Bepaalt dat verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader is voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
• Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 770,84, (zevenhonderdzeventig euro en vierentachtig cent) bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 8 dagen.
Bepaalt dat betalingen door verdachte of zijn medeverdachte aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen door verdachte of zijn medeverdachte aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. L.J. Saarloos en mr. R.A. Kok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2012.
De jongste rechter, mr. Kok, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.