ECLI:NL:RBALK:2012:BW7670

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810510.11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van plofkraken op geldautomaten met aanzienlijke schade en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 6 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van plofkraken op geldautomaten in Venhuizen en Vierhouten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2010 in Venhuizen samen met een ander een ontploffing heeft veroorzaakt in een geldautomaat, waarbij een bedrag van € 16.000,- is ontvreemd. Daarnaast heeft de verdachte op 30 november 2010 in Vierhouten geprobeerd een geldautomaat op dezelfde wijze te beroven, maar deze poging is niet succesvol geweest omdat de kluis intact bleef. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de plofkraak in Venhuizen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen, waaronder gasflessen en bivakmutsen, onttrokken aan het verkeer, omdat deze konden dienen voor het begaan van soortgelijke misdrijven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de bewijsvoering en de verklaringen van de getuigen en deskundigen zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810510.11 (P)
Datum uitspraak: 6 juni 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
postadres: [adres], [postcode en woonplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.J. van Essen advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 12 november 2010 te Venhuizen, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in of nabij een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in of nabij een geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het pand waarin die geldautomaat zich bevond en/of (een) nabij die geldautomaat geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 12 november 2010 te Venhuizen, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat van [bank] aan [straatnaam] heeft weggenomen een geldbedrag van 16.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking;
2.
hij op of omstreeks 23 november 2010 in de gemeente Wervershoof, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door gas(sen) in of nabij een geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het pand waarin die geldautomaat zich bevond en/of (een) nabij die geldautomaat geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 23 november 2010 in de gemeente Wervershoof tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van [bank] aan [straatnaam] weg te nemen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, met een door hem, verdachte, en/of zijn mededader bestuurde personenauto (een Audi A4) de toegangsdeur van die bank heeft ingeramd en/of (daarna) met behulp van gas(sen) die geldautomaat heeft opgeblazen, althans vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 november 2010 te Vierhouten, gemeente Nunspeet, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door gas(sen) in of nabij een geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het pand waarin die geldautomaat zich bevond en/of (een) nabij die geldautomaat geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 30 november 2010 te Vierhouten, gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van [bank] aan [straatnaam] aldaar, weg te nemen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich
daarbij de toegang tot die geldautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, met behulp van gas(sen) die geldautomaat heeft opgeblazen, althans vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
In november 2010 zijn drie geldautomaten van [bank] in Venhuizen, Wervershoof en Vierhouten tot ontploffing gebracht en daarbij geheel of ten dele verwoest. Bij [bank] in Venhuizen is een geldbedrag weggenomen. De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte, al dan niet samen met een ander, betrokken is geweest bij deze ontploffingen en bij de diefstal van het geldbedrag. De rechtbank dient voorts te beoordelen of bij de pinautomaten in Wervershoof en Vierhouten is gepoogd een geldbedrag weg te nemen.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft aan de hand van een pleitnotitie bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de verschillende feiten heeft de raadsvrouw in haar pleitnota onder meer de volgende standpunten ingenomen.
Ten aanzien van feit 1:
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat geen wettig bewijs voorhanden is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van de Ford Ka en de diefstal van de Mitshubishi Colt.
Het aantreffen van een schoenafdruk van een Nike air max schoen, die zou toebehoren aan de medeverdachte [medeverdachte], in de kluisruimte van de pinautomaat van [bank] in Venhuizen zegt niets over de betrokkenheid van de verdachte bij deze plofkraak.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de bewijswaarde van de resultaten van de verschillende DNA-onderzoeken nihil dan wel gering is. In aanvulling op haar pleitnota heeft de raadsvrouw op de terechtzitting naar voren gebracht dat in eerste instantie in het proces-verbaal niet wordt gerept over het aantreffen van een aansteker in de kluisruimte en dat dit pas in een nader verbaal wordt geverbaliseerd. Daarnaast kan volgens de raadsvrouw de vraag worden gesteld of het DNA van de verdachte op een andere manier op de aansteker is terecht gekomen. De raadsvrouw acht het niet uitgesloten dat een ander de aansteker heeft gebruikt en er kan sprake zijn van contaminatie van DNA-bewijsmateriaal. Ten slotte gaan de deskundigen uit van een vergelijking met niet verwante personen. In feite komt echter ook een broer van de verdachte, [naam], in dit onderzoek naar voren.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van de plofkraak in Wervershoof het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat de verdachte is betrokken bij deze plofkraak.
Ook bij dit feit acht de raadsvrouw de onderzoeksresultaten van de DNA-onderzoeken te gering om te worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Hiertoe heeft zij onder meer het volgende aangevoerd. De verdachten zijn op 30 november 2010 omstreeks 02.40 uur aangehouden op [straatnaam] op een afstand van 2500 meter van Vierhouten. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de getuige [getuige 1] die nacht om 02.30 uur een harde klap hoorde en dat hij zag dat ongeveer 10 minuten later een donkerkleurige Volkswagen Golf-achtige auto wegreed van de pinautomaat in Vierhouten. Het is onmogelijk om in die korte tijd – ruim tien minuten – vanaf de pinautomaat weg te rijden over besneeuwde wegen, de Volkswagen Golf op de [straatnaam] in Vierhouten in brand te steken, over te stappen in de Ford Mondeo en zich te verplaatsen naar [straatnaam], naar de plaats van de aanhouding.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt gesteld dat de bewijswaarde van de onderzoeksresultaten van de DNA-onderzoeken nihil is.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 2 (Wervershoof):
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is te achten hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Weliswaar is sprake van een DNA-mengprofiel waarmee het DNA van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] matcht, maar deze match kan niet worden onderbouwd met een statistische berekening. De rechtbank is van oordeel dat het bewijs ten aanzien van dit feit, ook in ogenschouw nemende het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 3, onvoldoende is en zij zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1 (Venhuizen):
[Aangever 1] heeft op 12 november 2010 namens [benadeelde partij 1] aangifte gedaan. Op 12 november 2010 omstreeks 05.30 uur werd de aangever wakker gebeld door een collega die hem vertelde dat er een plofkraak was geweest bij de pinautomaat aan de [straatnaam] in Venhuizen. De aangever was ongeveer vijf minuten later ter plaatse en constateerde grote schade aan de pinautomaat en het gebouw waarin deze pinautomaat was bevestigd. De aangever heeft gezien dat er op het pleintje voor de pinautomaat een rode auto stond. De aangever heeft voorts geconstateerd dat er een geldbedrag van ongeveer € 16.000,- was weggenomen .
Op 12 november 2010 omstreeks 02.56 uur krijgen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar [bank] aan [straatnaam] te Venhuizen omdat aldaar kort daarvoor een luide knal was gehoord. Op 12 november 2010 om 03.08 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse. Zij zagen dat de pinautomaat kapot was. Zij zagen dat op de plek waar de pinautomaat in de muur zat, een groot gat zichtbaar was. De deur aan de rechterzijde van de pinautomaat was geforceerd. Achter deze deur waren meerdere biljetten van 50 euro op de grond zichtbaar. De verbalisanten zagen voor [bank] een personenauto staan, die aan de achterzijde behoorlijk was beschadigd. Naast deze auto lagen een rode jerrycan, een aansteker en wat losse touwen. Naast de pinautomaat stonden twee gasflessen van ongeveer 1,5 meter hoog waaraan twee slangen zaten van een aantal meter lang. De verbalisanten hebben ter plaatse de melder gesproken die hen vertelde dat hij twee in het donker geklede personen uit de blauwe deur, rechts van de pinautomaat zag komen rennen en die vervolgens zijn weggereden in een zwarte Ford Ka .
De getuige [getuige 2] werd op 12 november 2010 omstreeks 02.50 uur wakker van een enorm harde klap. Vanuit het raam van haar woonkamer had zij zicht op [bank] aan de [straatnaam] in Venhuizen. Zij zag dat een kleine zwarte Ford Ka wegreed vanaf het parkeerterrein van de [naam onderneming]
Op 9 november 2010 heeft [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van de diefstal van haar Ford Ka met het [kenteken 1] vanaf haar erf aan [adres] te [plaatsnaam], gepleegd tussen 8 november 2010 te 23.50 uur en 9 november 2010 te 06.30 uur .
Op 12 november 2010 heeft [aangever 2] namens [benadeelde partij 4] aangifte gedaan van de diefstal van een Mitsubishi Colt met het kenteken [kenteken 2] vanaf zijn bedrijfsterrein aan [adres] te [plaatsnaam], gepleegd tussen 11 november 2010 te 22.00 uur en 12 november 2010 te 09.00 uur
Op 12 november 2010 is door de forensisch opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] een forensisch onderzoek ingesteld in en nabij het perceel aan [straatnaam] te Venhuizen en hebben zij het volgende bevonden. Op [straatnaam] in Hoogkarspel, ter hoogte van het station, op een grasveld stond een personenvoertuig van het merk Ford, type Ka. In de omgeving van de auto lag een kentekenplaat met kentekennummer [kenteken 1]. De auto was volledig uitgebrand.
Perceel [straatnaam] betrof een bedrijfspand waarin een geldautomaat en een kluisruimte van [bank] gevestigd was.
Op de winkelstraat voor het pand stond een Mitsubishi Colt met kentekenplaat [kenteken 2]. Links van de Mitsubishi lag een rode jerrycan met daarvoor een aansteker. Uit de jerrycan kwam de bij verbalisanten bekende lucht van benzine.
De jerrycan is ter plaatse bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. De aansteker, de dop en de stukken touw zijn voor nader onderzoek meegenomen naar de afdeling Forensische Opsporing.
Bij de deur van de kluisruimte lagen een blauw breekijzer en een oranjekleurige zaklamp. De zaklamp en het breekijzer zijn voor nader onderzoek meegenomen naar de afdeling Forensische Opsporing.
Voor het pand, vanaf de bank gezien, rechts van de bank stonden twee cilindervormige gasflessen. Uit de etiketten op de flessen was op te maken dat de inhoud van een fles zuurstof en de inhoud van de andere fles acetyleen was. Een mengsel van deze twee gassen, blootgesteld aan een ontstekingsbron, kan voor een explosie zorgen. De flessen zijn ter plaatse bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. Aan de bovenzijde van de flessen waren slangen bevestigd. Deze slangen gingen richting de pinautomaat.
Door de ontploffing lagen er op de winkelstraat, op de openbare weg, in het plantsoen en op de parkeerplaats onderdelen van de pinautomaat. De deur van de kluisruimte en het kozijn waren door de ontploffing naar buiten gedrukt.
Toegang tot de kluisruimte was verkregen via de deur. Op de deur en in de sluitnaad waren beschadigingen en blauwe verf te zien. Deze beschadigingen kwamen gezien de vorm en stand overeen met beschadigingen veroorzaakt door het wrikken in de sluitnaad met een blauw breekijzer. Door de ontploffing en het wrikken in de sluitnaad kon de deur geopend worden en kon de kluisruimte betreden worden.
Op de vloer van de kluisruimte, en een papier op de vloer van de kluisruimte was een afdruk van een schoenzool met vierhoek profiel te zien.
Door de ontploffing was de achterzijde van de kluis en de inhoud van de kluis de kluisruimte in geblazen. Door de opening kon de binnenzijde van de kluis bereikt worden. In de kluisruimte, in de kluis, lag een aansteker. Uit de kluis was contant geld weggenomen. De aansteker is ten behoeve van het onderzoek in beslag genomen.
Op de winkelstraat voor het pand stond een rode Mitsubishi Colt met kentekenplaatnummer [kenteken 2]. Dit voertuig was van diefstal afkomstig. In de auto was een de verbalisanten ambtshalve bekende geur van benzine waar te nemen. Door de verbalisanten zijn de volgende sporen veilig gesteld en voorzien van een SIN-nummer:
Schoenspoor:
SIN AACI9688NL
Plaats veiligstellen: in kluisruimte
Merk: Nike
Profiel: fragment
Sporendragers:
Zaklantaarn
SIN: AACI9687NL
Aansteker
SIN: AACI9683NL
De bemonstering van de zaklantaarn (AACI9687NL) en de aansteker (AACI9683NL) zijn voor een DNA onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut gezonden .
De verbalisant [opsporingsambtenaar 3] heeft in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat naar aanleiding van de plofkraak op een geldautomaat aan [straatnaam] te Venhuizen ook de volgende sporendragers voor een DNA-onderzoek naar het NFI zijn gezonden:
- kraansleutel van een acetyleenfles – AACI9684NL
- dop van een jerrycan – AACG8689NL
- aansteker, aangetroffen in kluisruimte – AACG8684NL .
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft de bemonstering van de zaklamp AADS 3880NL, zijnde een afsplitsing van de bemonstering AACI9687NL vergeleken met een referentiemonster wangslijmvlies REU067 van de verdachte [medeverdachte]. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel is ongeveer één op 738 miljoen .
Naar aanleiding van het per 1 april 2011 bij het NFI gebruikte SGM-plus DNA analysesysteem, dat een gevoeliger detectie kent dan het NGM DNA-analysesysteem, is opnieuw een DNA onderzoek gedaan naar de veiliggestelde sporendragers en is men tot de volgende tabel resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA onderzoek gekomen:
- Zaklamp AADS3880NL#01: DNA-hoofdprofiel van [medeverdachte] – berekende frequentie: ongeveer één op 738 miljoen
- aansteker AACG8684NL#01: DNA-hoofdprofiel [verdachte] – berekende frequentie: ongeveer één op één miljard
- dop van jerrycan AACG8689NL#02: DNA mengprofiel van minimaal 2 personen waaronder [medeverdachte] en [verdachte].
De hypothese dat het verkregen afgeleide DNA mengprofiel wordt verklaard door een mengsel van DNA van [medeverdachte] en een willekeurig gekozen persoon is meer dan één miljard maal waarschijnlijker dan de hypothese dat het verkregen afgeleide DNA-mengprofiel wordt verklaard door een mengsel van DNA van twee willekeurig gekozen personen.
De hypothese dat het verkregen afgeleide DNA mengprofiel wordt verklaard door een mengsel van DNA van [verdachte] en een willekeurig persoon is meer dan één miljard maal waarschijnlijker dan dat het verkregen afgeleide DNA-mengprofiel wordt verklaard door een mengsel van DNA van twee willekeurig gekozen personen .
Op 30 november 2010 werd door de forensisch opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een poging tot inbraak in een zelfstaande geldautomaat in Vierhouten. Het onderzoek werd verricht in de auto waarin de verdachten in Vierhouten staande zijn gehouden, gekentekend [kenteken 3], waarbij onder meer in de kofferbak een schoen van het merk Nike is veilig gesteld en is voorzien van het SIN AACR9742NL .
In een aanvullend proces-verbaal van 16 november 2011 heeft de forensisch opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] gerelateerd dat één enkele Nike schoen is aangetroffen in de kofferbak van de auto met het kenteken [kenteken 3] en dat deze schoen ten behoeve van het onderzoek is overgedragen aan het rechercheteam in Noord Holland .
Op 17 december 2010 hebben de forensisch opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7] een rechter schoen ontvangen van het merk Nike, waarvan werd verklaard dat deze schoen te Vierhouten was aangetroffen in een personenauto met het kenteken [kenteken 3]. Deze schoen A was voorzien van het SIN AACR9742NL.
Bij onderzoek bleek dat de schoen in aanmerking kwam voor nader vergelijkend onderzoek met betrekking tot schoensporen, aangetroffen en in beslag genomen tijdens het sporenonderzoek, ingesteld naar aanleiding van een op 12 november 2010 in perceel [straatnaam] te Venhuizen gepleegde inbraak, een zogenaamde plofkraak.
Door de verbalisanten werd een spoor (I) uitgeselecteerd. Het geselecteerde spoor betrof een spoor, aangetroffen op een op de vloer in de kluisruimte van het perceel liggend papier. Het spoor was tijdens het sporenonderzoek voorzien van het SIN AACI9688NL.
Op grond van het door hen ingestelde onderzoek hebben de verbalisanten geconcludeerd dat het spoor I is veroorzaakt met de aangeboden rechter schoen A .
In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen heeft de verbalisant [opsporingsambtenaar 8] de schoen die is geïdentificeerd bij de plofkraak in Venhuizen omschreven als een schoen van het merk Nike Air Max, zwart van kleur met schoenmaat 45. De verbalisant heeft vervolgens gerelateerd dat uit het HKS-systeem is gebleken dat er op 6 oktober 2011 een signalementsomschrijving is opgenomen van [medeverdachte] en dat daarin is opgenomen dat hij een lengte heeft van 1.97 meter en schoenmaat 45 .
Op 2 mei 2012 hebben de verbalisanten [opsporingsambtenaar 8] en [opsporingsambtenaar 9] de schoen met het SIN AACR9742NL overhandigd aan [medeverdachte] en hebben hem verzocht de schoen aan te trekken. De verbalisanten hebben gezien dat de gehele voet van [medeverdachte] in de schoen ging. Vervolgens hebben de verbalisanten de binnenzool uit de schoen gehaald en gefotografeerd naast de voet van [medeverdachte] .
Ten aanzien van feit 3 (Vierhouten):
[Aangever 3] heeft namens de [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van een poging tot diefstal van een pinautomaat, dan wel poging tot diefstal van de inhoud daarvan dan wel van vernieling van de pinautomaat, gepleegd aan de pinbox staande aan de [straatnaam] te Vierhouten. Op 30 november 2010 omstreeks 02.30 uur heeft de aangever van de alarmcentrale een alarm gekregen bij deze pinautomaat. De aangever is om ongeveer 02.35 uur bij de pinautomaat gearriveerd en zag dat deze geheel was vernield. De aangever heeft gezien dat het kluisgedeelte van de pinautomaat nog intact was .
Op 1 december 2010 heeft [benadeelde partij 5] aangifte gedaan van de vernieling van haar personenauto. Zij had haar auto geparkeerd ter hoogte van [straatnaam]. Op 30 november 2010 werd de aangeefster wakker van een harde knal. Toen zij uit het raam van de woning keek zag ze dat de geldautomaat was geëxplodeerd. Ook zag ze dat het rechter voorportier, het rechter voorspatbord en de motorkap van haar auto zwaar beschadigd waren .
Op 16 december 2010 heeft [benadeelde partij 6] aangifte gedaan van vernieling van zijn personenauto, merk Mitsubishi Colt welke hij op 30 november 2010 had geparkeerd op [straatnaam], nabij [bank] te Vierhouten. De aangever heeft verklaard dat door de explosie van de geldautomaat een aluminium plaat tegen zijn auto is aangekomen waardoor er schade aan de achterklep van de auto ontstond .
Op 29 november 2010 heeft de verbalisant [opsporingsambtenaar 10] van de politie te Harderwijk van zijn collega [opsporingsambtenaar 11], werkzaam bij de politie Noord Holland Noord een email ontvangen waarin [opsporingsambtenaar 11] aandacht vroeg voor een dadergroep die meerdere plofkraken zou hebben gepleegd op betaalautomaten. In deze mail werd ook door [opsporingsambtenaar 11] benoemd dat er op 29 november 2010 een groenkleurige personenauto van het merk Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 4], zou zijn gestolen en die mogelijk zou worden gebruikt bij een volgende plofkraak. Deze dadergroep zou mogelijk veelal in Vierhouten verblijven. Bij de email werd een BVH-rapport gevoegd waarin de personen bij naam werden genoemd en waarin stond dat zij gebruik maakten van een roodkleurige Ford Mondeo, voorzien van het kenteken [kenteken 3].
Op 30 november 2010, omstreeks 02.28 heeft [opsporingsambtenaar 10], alsmede zijn collega’s [opsporingsambtenaar 11] en [opsporingsambtenaar 12] de melding gekregen om te gaan naar Vierhouten alwaar de pinautomaat van [bank] aan [straatnaam] zou zijn opgeblazen. Tijdens het aanrijden werd door de meldkamer doorgegeven dat er eerder die avond een verdachte situatie was geweest met twee personen in een rode Ford Mondeo die was voorzien van het kenteken [kenteken 5] en dat de eigenaar van die auto antecedenten had op het gebied van de Wet wapens en munitie. Toen de verbalisanten over [straatnaam] reden, in de richting van Vierhouten, kwam hen uit tegenovergestelde richting een rode Ford Mondeo, voorzien van het kenteken [kenteken 4], tegemoet. De verbalisanten zijn achter dit voertuig aangereden en zagen dat het voertuig, zonder het geven van een stopteken, stopte. Via de zogenaamde uitpraatprocedure zijn de inzittenden aangehouden.
Nadat de verbalisante [opsporingsambtenaar 12] de bijrijder had aangehouden viel het haar op dat deze verdachte geen schoenen aan had. De verbalisante zag dat er voor de bijrijdersstoel een paar nette herenschoenen lag, welke een spitse neus hadden .
Op 30 november 2010, omstreeks 02.42 uur, is de verdachte [verdachte] aangehouden op [straatnaam] te Vierhouten .
Op 30 november 2010, omstreeks 02.41 uur, is de verdachte [medeverdachte] aangehouden op [straatnaam] te Vierhouten .
Op 30 november 2010 omstreeks 05.00 uur werd door de verbalisanten [opsporingsambtenaar 5] een sporenonderzoek ingesteld in verband met poging tot inbraak in de zelfstaande geldautomaat aan [straatnaam] te Vierhouten en werd door de verbalisant het volgende geconstateerd. De geldautomaat was met de voorzijde geplaatst in de richting van de gevel van het naastgelegen pand. Op de eerste verdieping van dit pand was een slaapkamer gesitueerd. De wanden van de geldautomaat waren naar buiten gedrukt. In de directe omgeving was duidelijk zichtbaar dat materiaal van de geldautomaat met kracht was weggeslingerd. Verschillende geparkeerde auto’s welke op 3 a 4 meter afstand stonden waren door de weggeslingerde materialen zichtbaar beschadigd.
In de sneeuw rond de geldautomaat waren schoensporen zichtbaar.
Onder de omgevallen wand van de geldautomaat lagen twee gasflessen welke de verbalisant bekend voorkwamen als een gasfles voor acetyleen en een gasfles voor zuurstof. Aan deze flessen waren slangen bevestigd. Aan de voorzijde van de automaat lagen verbrande resten, welke bij nader onderzoek twee rolmaten betroffen. Van deze rolmaten was 1 omwikkeld met een gele huishouddoek en de tweede was omwikkeld met een zwartgrijze sok. De doeken roken naar een ontbrandbare stof welke de verbalisant herkende als benzinelucht. Aan de keukendoek was een autolakstift vastgesmolten. De kleur van deze lakstift betrof groen ( soortgelijk groen als de Golf in het bos).
De verbalisant heeft vervolgens op verzoek van de recherche een vervolgonderzoek ingesteld in de staande gehouden personenauto gekentekend [kenteken 3], welke was overgebracht naar het bureau te Harderwijk. In de kofferbak lagen enkele schoenen die door verbalisant zijn veilig gesteld. Voor de passagiersstoel voor in de auto zag verbalisant een paar sportschoenen liggen welke een gelijkvormig profiel hadden als de schoensporen in de sneeuw bij [bank] geldautomaat ( de rechtbank bezigt bij deze vergelijking foto 1 op blz. 237 en foto 14 op blz. 243) Deze schoenen zijn ook door de verbalisant veilig gesteld.
Veilig gestelde schoensporen, onder meer:
SIN AACR9742NL
Merk Nike
Profiel: fragment .
In een aanvullend proces-verbaal heeft de forensisch opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] gerelateerd dat één enkele Nike schoen is aangetroffen in de kofferbak van de auto met het kenteken [kenteken 3] en dat deze schoen ten behoeve van het onderzoek is overgedragen aan het rechercheteam in Noord Holland. Voorts is door de verbalisant gerelateerd dat de verdachte ten tijde van zijn aanhouding Nike Air schoenen droeg en dat soortgelijke schoenafdrukken op de plaats van het delict bij [bank] in de sneeuw zijn aangetroffen .
In een tweede aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant [opsporingsambtenaar 5] gerelateerd dat hij tijdens het sporenonderzoek aan de voorzijde van de betaalautomaat enkele stukken gereedschap op de grond zag liggen. Een houtbeitel werd door hem veilig gesteld en voorzien van het SIN AADO3249NL .
Van het celmateriaal in de bemonstering van de houtbeitel AADO3249NL#1 is een DNA mengprofiel verkregen. Dit DNA-mengprofiel is vergeleken met de DNA-profielen van de verdachten [verdachte] RAAN5212NL en [medeverdachte] REU067. Het DNA-profiel van de verdachte [medeverdachte] REU067 matcht met dit DNA-mengprofiel. Vanwege de onvolledigheid en complexiteit van het DNA-mengprofiel is een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match met het DNA-profiel van de verdachte [medeverdachte] REU067 niet mogelijk. Wel zijn de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek beschouwd in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen. Hiertoe zijn de volgende hypothesen beschouwd:
I. de bevindingen van het DNA-onderzoek aan deze bemonstering worden verklaard doordat deze bemonstering celmateriaal bevat van de verdachte [medeverdachte] en daarnaast celmateriaal van minimaal twee andere personen;
II. de bevindingen van het DNA-onderzoek aan deze bemonstering worden verklaard doordat deze bemonstering celmateriaal bevat van minimaal drie willekeurige personen, waarvan minimaal één man (niet zijnde de verdachte [medeverdachte])
Naar de mening van onderzoeker zijn de bevindingen van het DNA-onderzoek zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese I waar is dan wanneer hypothese II waar is.
Hoewel niet alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RAAN5212NL zichtbaar zijn in het DNA-mengprofiel van het DNA in de bemonstering AADO3249NL#01 kan de aanwezigheid van celmateriaal van de verdachte [verdachte] niet worden uitgesloten. De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn beschouwd in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen. Hiertoe zijn de volgende hypothesen beschouwd:
I. de bevindingen van het DNA-onderzoek aan deze bemonstering worden verklaard doordat deze bemonstering celmateriaal bevat van de verdachte [verdachte] en daarnaast celmateriaal van minimaal twee andere personen;
II. de bevindingen van het DNA-onderzoek aan deze bemonstering worden verklaard doordat deze bemonstering celmateriaal bevat van minimaal drie willekeurige personen, waarvan minimaal één man (niet zijnde de verdachte [verdachte]).
Naar de mening van onderzoeker zijn de bevindingen van het DNA-onderzoek waarschijnlijker wanneer hypothese I waar is dan wanneer hypothese II waar is .
Op 30 november 2010 omstreeks 06.15 uur heeft de getuige [getuige 3] aan de [straatnaam], ongeveer 300 meter verwijderd van de ingang van [camping], een uitgebrande auto aangetroffen en heeft hij gezien dat er nog rook van die auto af kwam. Het is de getuige verder opgevallen dat in de rechter berm van [straatnaam], nabij de uitgebrande auto, in de sneeuw te zien was dat daar een auto geparkeerd had gestaan.
Naar aanleiding van de melding van de getuige [getuige 3] heeft de verbalisant [opsporingsambtenaar 13] op 30 november 2010 omstreeks 07.08 uur een onderzoek ingesteld op [straatnaam], ter hoogte van nummer [nr], te Vierhouten. Op het gedeelte dat voert naar de hoofdingang van de [camping] heeft de verbalisant op [straatnaam] een uitgebrande auto aangetroffen. De verbalisant heeft aan een deel van het openstaande portier gezien dat de auto groen was. Op het wegdek aan de voorzijde van het voertuig heeft de verbalisant een verbrande kentekenplaat met het kenteken [kenteken 5] aangetroffen. Aan de achterzijde van het voertuig, lag een soortgelijke kentekenplaat. De verbalisant heeft vervolgens een onderzoek ingesteld op de plek die door de getuige [getuige 3] werd aangewezen en waar een geparkeerd voertuig zou hebben stil gestaan. De verbalisant zag dat er op het wegdek minder sneeuw lag en dat het er op leek dat er een voertuig had stil gestaan. Het aangetroffen voertuig stond als gestolen gesignaleerd .
Op 30 november 2010 te 03.45 uur heeft de verbalisant [opsporingsambtenaar 14], als arrestantenverzorger werkzaam in het politiebureau te Apeldoorn, bij de insluiting van de verdachte [medeverdachte], zich bezig gehouden met de insluitingsfouillering van [medeverdachte]. Tijdens deze fouillering heeft de verbalisant waargenomen dat [medeverdachte] sterk riekte naar de penetrante geur van benzine .
De verdachte [verdachte] heeft op 30 november 2010 tegenover de politie verklaard dat hij die dag samen met [medeverdachte] heeft rondgereden in de omgeving van Vierhouten en dat hij op de [camping] is geweest bij de caravan van zijn moeder .
De verdachte [medeverdachte] heeft op 30 november 2010 tegenover de politie verklaard dat het klopt dat hij die dag met zijn auto in Vierhouten is geweest en dat ze daar gingen slapen op een camping in een huisje van familie van zijn maatje. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij vanaf de camping kwamen, toen ze werden aangehouden. Daarnaast heeft [medeverdachte] verklaard dat het zou kunnen dat ze door het centrum van Vierhouten zijn gereden en dat één van hen is uitgestapt .
De verdachte [verdachte] heeft op de terechtzitting verklaard dat hij naast de medeverdachte [medeverdachte] in de auto zat toen ze werden aangehouden. Ze waren een rondje aan het toeren over de Veluwe en in de auto heeft hij zijn schoenen uitgetrokken. De verdachte [verdachte] heeft tevens op de terechtzitting verklaard dat ze op de camping zijn geweest bij de caravan van zijn moeder en dat hij die heeft geprobeerd open te krijgen. Op vragen van de officier van justitie heeft [verdachte] verklaard dat het zou kunnen dat ze vlak voor hun aanhouding op de camping zijn geweest en dat het midden in de nacht was .
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
Op 30 november 2010 heeft er onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte [verdachte] aan [adres] te [woonplaats]. In de schuur behorende bij een woning zijn een gasfles acetyleen en een fles zuurstof aangetroffen .
Op 2 maart 2011 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de verdachte [verdachte] en zijn vriendin [vriendin]. In verband met het onderzoek 10Octans (afpersing in Groningen) stond de telefoon van [verdachte] op dat moment onder de tap. Tijdens het gesprek ontstaat er ruzie tussen [verdachte] en [vriendin verdachte] en roept [vriendin verdachte] letterlijk: “Je moet je bek houden kanker homo, ik gooi alles naar buiten ! Wacht maar als je die speel jongen en al je plofkraken en al je overvallen en bij die juwelier, kanker op jongen, je bent gewoon een halve mongool hiero ben jij jongen”.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Achttien dagen na de plofkraak in Venhuizen vond er een soortgelijk feit plaats in Vierhouten. In beide gevallen werd een pinautomaat van [bank] opgeblazen. Bij beide feiten werden er kort na de plofkraak in de omgeving van de plaats delict een uitgebrande auto aangetroffen, die gestolen bleken te zijn in de woonomgeving van de verdachte en zijn medeverdachte. Bij het tot ontploffing brengen van de pinautomaten werd gebruik gemaakt van soortgelijke gasflessen, te weten een combinatie van een gasfles met acetyleengas en en een fles zuurstof. Deze gassen werden via slangen in de pinautomaat gebracht en het mengsel van deze gassen werd vervolgens tot ontbranding gebracht.
Kort na de plofkraak in Vierhouten zijn de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in de nabije omgeving aangehouden.
De rechtbank zal de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 ook bezigen ten aanzien van feit 1, nu de overeenkomst wat betreft de aard van het delict en de modus operandi en de DNA-matches in het oog springt.
Bespreking bewijsverweren
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, gelet op de verklaring van de getuige [getuige 1]], de tijdsspanne voor de verdachten te kort zou zijn geweest om de door haar beschreven handelingen tot het moment van aanhouding te verrichten.
De rechtbank zal de verklaring van de getuige [getuige 1]] echter niet bezigen voor het bewijs, nu de rechtbank het niet voor mogelijk houdt dat een dader van een plofkraak na de harde knal waardoor de omgeving wordt gealarmeerd nog tien minuten ter plekke wacht alvorens met een vluchtauto te vertrekken. Immers, ook in deze zaak is gebleken dat de aanrijtijd van de politie nauwelijks meer bedraagt dan deze tijdsspanne.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft de raadsvrouw met recht gewezen op het niet in DNA-onderzoek betrokken gegeven van de verwantschap tussen de verdachte [verdachte] en diens broer, [naam].
De rechtbank acht in dit kader echter doorslaggevend de grootte van de a priori kans dat de verdachte [verdachte] – en niet diens broer [naam] – bij feit 3 is betrokken. Immers, zeer kort na dat feit is de verdachte met zijn medeverdachte in de nabije omgeving aangetroffen. De eerder genoemde broer was hierbij niet betrokken. Ten aanzien van feit 1 – in welk kader de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 mede worden gebezigd – is evenmin enig bewijsmiddel voorhanden ter versterking van de a priori kans van betrokkenheid van meergenoemde broer bij dat feit.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van voornoemde bewijsmiddelen, de geschriften en de soortgelijke modus operandi, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2010 te Venhuizen, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gassen in een geldautomaat te brengen en vervolgens tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het pand waarin die geldautomaat zich bevond te duchten was,
en
hij op 12 november 2010 te Venhuizen, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van [bank] aan [straatnaam] heeft weggenomen een geldbedrag van 16.000 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij op 30 november 2010 te Vierhouten, gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door gassen in een geldautomaat te brengen en vervolgens tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het pand waarin die geldautomaat zich bevond en nabij die geldautomaat geparkeerde auto's te duchten was,
en
hij op 30 november 2010 te Vierhouten, gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van [bank] aan [straatnaam] aldaar, weg te nemen enig geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij 2], en zich
daarbij de toegang tot die geldautomaat te verschaffen door middel van braak, met behulp van gassen die geldautomaat heeft opgeblazen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van drie en een half jaar.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de officier van justitie bij haar eis geen rekening heeft gehouden met artikel 63 Sr. in verband met de veroordeling van de verdachte in de Groningse zaak. De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank de feiten bewezen zal verklaren, de door de officier van justitie geëiste straf voor een substantieel deel te minderen.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft met zijn mededader een geldbedrag van € 16.000,- gestolen uit een geldautomaat in Venhuizen door deze automaat te laten ontploffen. Tevens heeft de verdachte met zijn mededader getracht een geldbedrag uit een pinautomaat in Vierhouten te stelen door de pinautomaat te laten ontploffen. Deze diefstal is niet gelukt omdat de kluis in de pinautomaat intact bleef.
Door de ontploffingen zijn de pinautomaten in Venhuizen en in Vierhouten verwoest. In Venhuizen is daarnaast aanzienlijke schade ontstaan aan het gebouw waarin de pinautomaat was gevestigd. In Vierhouten is bij de ontploffing schade ontstaan aan in de nabijheid geparkeerde auto’s.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met de professionele en brutale wijze waarop de plofkraken zijn gepleegd. Er was telkens sprake van een bewuste planning. In beide gevallen zijn vluchtauto’s gebruikt die even later in brand zijn gestoken.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Wel is de verdachte na het plegen van de onderhavige feiten door de rechtbank Groningen terzake gekwalificeerde vermogensdelicten veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij tegen dit vonnis in hoger beroep is gegaan en dat hij inmiddels door het Gerechtshof in Leeuwarden tot dezelfde straf is veroordeeld.
In het landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) is als oriëntatiepunt voor het in georganiseerd verband plegen van een ramkraak met aanzienlijke schade een gevangenisstraf van 9 maanden vastgesteld.
Bij een ramkraak, wordt net als bij een plofkraak grote schade aan het betreffende pand toegebracht. Bij de onderhavige plofkraken was daarnaast ook nog sprake van gevaarzettend gedrag door deze plofkraken te plegen midden in een woonomgeving. Dergelijke feiten, gepleegd tijdens de nachtrust, veroorzaken in de samenleving gevoelen van onrust en onveiligheid. De rechtbank acht op zich voor iedere plofkraak een gevangenisstraf van 12 maanden gerechtvaardigd, ongeacht het gegeven dat bij de plofkraak in Vierhouten geen buit is gemaakt.
Rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en alle overige omstandigheden afwegende zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie, voor de twee bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf van 21 maanden opleggen.
8. Vordering van de benadeelde partijen
Feit 1, Venhuizen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1], gevestigd te [plaatsnaam], [adres] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 131.940,14 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels kan worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, behoudens post 14, de kosten ad € 3.903,13 ten aanzien van [naam onderneming] rijdende GEA.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen in verband met de door haar bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft zij de vordering ter zitting gemotiveerd betwist.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, voor zover die schadepost 1, het ontvreemde geldbedrag, betreft geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al is een andere dader daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 16.000,-, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
Nu de overig gevorderde schade gemotiveerd is betwist en geen vertegenwoordiger van [bank] op de terechtzitting is verschenen om de vordering toe te lichten, levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De beantwoording van de vraag naar het rechtstreeks gevolg van de onderscheidene schadeposten zou immers tot aanhouding van de behandeling van de zaak leiden.
Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Feit 2, Wervershoof
De benadeelde partij [benadeelde partij 1], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 30.842,86 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen in verband met de door haar bepleitte vrijspraak.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
Feit 3, Vierhouten:
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] gevestigd te [plaatsnaam], [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 96.136,83 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, behoudens post 4, de kosten ad € 1342,65 ten aanzien van gemeentelijke belastingen.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen in verband met de door haar bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft zij de vordering ter zitting gemotiveerd betwist.
Nu de overig gevorderde schade gemotiveerd is betwist en geen vertegenwoordiger van [bank] op de terechtzitting is verschenen om de vordering toe te lichten, levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De beantwoording van de vraag naar het rechtstreeks gevolg van de onderscheidene schadeposten zou immers tot aanhouding van de behandeling van de zaak leiden.
Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvangen in de vordering.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. Beslag
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen onder nummers 4 tot en met 6 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten: 6 bivakmutsen, een rode gasfles en een grijze gasfles dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan/de belemmering van opsporing van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen voorwerp onder 1 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten een grijze kluis dient te worden teruggegeven aan basisschool [naam] te [plaatsnaam].
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze school als rechthebbende kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder 2 en 3 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 63 157, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
?Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
?Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
?Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
?Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
?Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
?Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 21 (éénentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
?Verklaart onttrokken aan het verkeer: de in beslag genomen voorwerp onder nummers 4 tot en met 6 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten: 6 bivakmutsen, een rode gasfles en een grijze gasfles.
?Gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen onder 2 en 3 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen.
?Gelast de teruggave van het in beslag genomen voorwerp onder 1 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, te weten een grijze kluis aan basisschool [naam] te [plaatsnaam].
?Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 16.000,- (zestienduizend euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het overige deel van de vordering ten aanzien van feit 1 niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer met betrekking tot feit 1, genaamd [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 16.000,- (zestienduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 115 (éénhonderdvijftien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
?Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ten aanzien van feit 2 niet ontvankelijk in de vordering.
?Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2012.