ECLI:NL:RBALK:2012:BW6036

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.011118-02
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor meerderjarige veroordeelde met recidive risico

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 mei 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een inmiddels meerderjarige betrokkene, die eerder was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de maatregel met twee jaar te verlengen, beoordeeld aan de hand van verschillende rapportages en de ontwikkeling van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], zich in het verleden heeft onttrokken aan behandelingen en dat er sprake is van narcistische en antisociale trekken. Ondanks eerdere positieve ontwikkelingen, zoals het maken van vorderingen in de behandeling, heeft de betrokkene zich in 2006 onttrokken aan de behandeling en nieuwe delicten gepleegd. De deskundigen hebben geconcludeerd dat er nog steeds een hoog recidive risico is, vooral zonder begeleiding. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum overwogen, gezien de leeftijd van de betrokkene en het feit dat hij niet meer in een reguliere jeugdinrichting geplaatst kan worden. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de PIJ-maatregel te verlengen voor de duur van één jaar, met de overweging dat dit in het belang is van de verdere ontwikkeling van de betrokkene en de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de overige vorderingen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.011118-02
Datum uitspraak : 16 mei 2012
BESCHIKKING ex artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Alkmaar, Meervoudige Raadkamer voor de behandeling van Kinderstrafzaken, naar aanleiding van de op 5 april 2012 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de maatregel) van
[Veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [gebooredatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],
hierna te noemen betrokkene,
zal verlengen met twee jaar.
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank van 8 mei 2003 waarbij aan betrokkene de maatregel is opgelegd terzake van (onder meer) diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en poging tot zware mishandeling. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
- het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 13 november 2003 waarbij dit vonnis werd bevestigd;
- de beschikking van deze rechtbank van 2 maart 2006 waarbij de maatregel werd verlengd met achttien maanden;
- een formulier melding bijzonder voorval gedateerd 22 september 2006 waaruit onder meer blijkt dat betrokkene zich op 22 september 2006 aan zijn behandeling in JJI De Heuvelrug, locatie Overberg te Overberg heeft onttrokken;
- een rapport betreffende een onderzoek naar de geestvermogens van betrokkene, gedateerd 11 juni 2007, en opgemaakt door de psycholoog H.A. van Kempen en de psychiater M.D. van Ekeren, onder meer inhoudende de conclusie dat door betrokkene’s weigering medewerking te verlenen aan het onderzoek er onvoldoende onderzoek verricht is kunnen worden naar de geestvermogens van betrokkene;
- het vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2007 waarbij betrokkene werd veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek terzake van het medeplegen van afpersing en diefstal met geweld, gepleegd op 17 en 31 oktober 2006;
- een schrijven van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie, gedateerd 21 september 2011. Deze brief houdt in de mededeling dat de maatregel, die met ingang van 22 september 2006 was stilgezet, na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 21 september 2011 weer is gestart en loopt tot 19 mei 2012.
- de vordering van de officier van justitie d.d. 3 april 2012;
- een ingevolge artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht recent opgemaakt, met redenen omkleed advies, gedateerd 21 februari 2012 en ondertekend door E. Irausquin, hoofd van de JJI De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist en drs. P.P.L.J. Wentink, G-psycholoog, met daarbij als bijlage gevoegd aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene.
- een rapport betreffende een ten aanzien van betrokkene verricht klinisch multidisciplinair onderzoek door de Observatieafdeling van het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, van 23 april 2012, ondertekend door drs. A.C.J. Schrama, GZ/klinisch psycholoog, en N.J.M. Beuk, kinder- en jeugdpsychiater.
- een rapport betreffende een ten aanzien van verdachte door drs. M. van Tongeren, GZ-psycholoog, verricht onderzoek, gedateerd 19 juni 2011;
- een met betrekking tot betrokkene door de Reclassering Nederland, Locatie Almelo, opgemaakt reclasseringsrapport, gedateerd 22 juli 2011.
Tijdens de gesloten behandeling in raadkamer van 4 mei 2012 zijn gehoord betrokkene, zijn raadsvrouw R. El Hessaini, de officier van justitie, alsmede de volgende getuige/deskundigen:
- de heer P.P.L.J. Wentink, als GZ-psycholoog werkzaam bij JJI De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.
- de heer A.C.J. Schrama, als GZ- psycholoog werkzaam bij Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
- de heer N.J.M. Beuk, als kinder- en jeugdpsychiater werkzaam bij Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim en
- mevrouw M. van Tongeren, GZ-psycholoog te Almelo.
Tevens was aanwezig de moeder van betrokkene.
2. Het standpunt van de inrichting
a. Justitiële Inrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein.
De afgelopen vier jaar heeft betrokkene in penitentiaire inrichtingen doorgebracht. Ervan uitgaande dat het effect van intramurale orthopedagogische behandeling (in het kader van de PIJ-maatregel) pas op zijn merites kan worden beoordeeld wanneer een jongere wordt teruggeplaatst in de maatschappij, waarbij scholing en werk c.q. een gestructureerde dagbesteding buiten de behandelsetting cruciale elementen zijn, wordt duidelijk dat het proces van re-integratie bij betrokkene onvoldoende van de grond is gekomen.
b. Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim
Bij betrokkene is sprake van narcistische en antisociale trekken. Tevens is er sprake van misbruik van cannabis. Onderzoekers constateren dat betrokkene medewerking aan een onderzoek of interventie weigert. Uit de observaties, de gesprekken die gevoerd zijn, kan geconcludeerd worden dat de kans op recidive hoog is; ongeacht of er wel of geen begeleiding is.
Gelet op het beperkte onderzoek is het lastig aan te geven of, en zo ja, welke interventies nog bijdragen aan een beter functioneren van betrokkene. Interventies in een gedwongen of opgelegd kader zijn op dit ogenblik gedoemd te mislukken. Betrokkene zal baat kunnen hebben bij interventies wanneer hij gemotiveerd is en de vrijheid heeft er zelf voor te kiezen.
Gelet op het verleden en de positie waarin betrokkene thans verkeert is er geen behandelperspectief. Vanuit dit oogpunt is een verlenging van de PIJ-maatregel derhalve niet geïndiceerd en wordt deze dan ook niet geadviseerd. Een PIJ-maatregel biedt geen perspectief op veranderingen die het recidiverisico omlaag brengen. Een verlenging van de PIJ-maatregel zou ingegeven kunnen zijn uit een oogpunt van veiligheid.
Indien besloten mocht worden de PIJ-maatregel te verlengen, wordt in overweging gegeven deze ten uitvoer te leggen in een Individuele Traject Afdeling(ITA) van een JJI. Overwogen kan worden de plaatsing te realiseren in een Forensisch Psychiatrisch Centrum vanwege de expertise voor individuele benadering van (jong)volwassenen.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd, middels een op schrift gesteld requisitoir, tot verlenging van de termijn van de maatregel met één jaar.
4. Het standpunt van betrokkene en zijn raadsvrouw
Betrokkene:
Ik heb niet meegewerkt aan het onderzoek. Ik heb geen vertrouwen in justitie.
Ik verblijf al lang binnen vier muren. Ik wil gaan werken en schulden aflossen. Ik wil zonder ballast uit het verleden naar Frankrijk kunnen gaan om me aan te melden bij het Vreemdelingenlegioen. Als ik buiten ben kan ik wonen bij mijn moeder. De heer Olie van de Reclassering Nederland te Alkmaar wil mij begeleiden. Ik zou mij vrijwillig aan zijn aanwijzingen houden. Ik wil me in januari 2013 aanmelden bij het Vreemdelingenlegioen. Ik wil eerst tijd met mijn familie doorbrengen en aan mijn conditie werken. Als ik niet word toegelaten zoek ik werk als kok. Ik heb in het begin van de maatregel meegewerkt. In het Pieter Baan Centrum heb ik op advies van mijn (vorige) advocaat niet aan het onderzoek meegewerkt.
Ik ben veranderd. De door de slachtoffers afgelegde verklaringen hebben veel indruk op mij gemaakt. Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn daden en heb spijt van het gebeurde. Ik heb niet het idee dat ik behandeld moet worden. Ik heb geen vertrouwen in behandeling. Tot januari 2013 wil ik wel meewerken met de Reclassering. Ik moet 8000 euro aflossen. Ik probeer werk te vinden, liefst in de horeca. Het klopt dat ik eerst ook niet met de medewerker van de Reclassering Alkmaar wilde praten. Ik begreep niet waarom hij zich met mij wilde bemoeien.
Ik wil dat de maatregel onmiddellijk wordt beëindigd.
Raadsvrouw:
De maatregel dient te worden beëindigd omdat niet – meer – wordt voldaan aan het beveiligingscriterium en de maatregel tevens niet in het belang van de verdere ontwikkeling van betrokkene is.
Betrokkene is op 5 juli 2004 in JJI de Heuvelrug locatie Overberg geplaatst in het kader van de maatregel. In maart 2005 is betrokkene overgeplaatst naar een open behandelgroep. Over de periode februari 2006 tot en met juli 2006 rapporteerde Overberg dat betrokkene duidelijke vordering maakte. In juli 2006 wordt gerapporteerd dat betrokkene blijk geeft meer inzicht te hebben in zijn eigen problematiek. De verloven liepen goed. Betrokkene hield zich aan afspraken. In augustus 2006 is betrokkene ongeoorloofd afwezig geweest. In september 2006 heeft betrokkene zich geheel onttrokken aan de behandeling en heeft opnieuw overvallen gepleegd.
Met betrekking tot het recidiverisico:
Uit de rapportage van mevrouw Van Tongeren blijkt dat zij van oordeel is dat er diagnostisch gezien niet meer kan worden gesproken van een ernstige gedragsstoornis. Betrokkene is sociaal vaardiger geworden, minder opstandig en rustiger. Het recidiverisico voor de eerdere delicten is op dit moment niet zo groot. Betrokkene heeft een diep schaamtegevoel gekregen de afgelopen jaar voor zijn eerdere delicten.
Wanneer betrokkene met begeleiding weer buiten is wordt het risico op een gewelddadig incident als matig geschat. Wanneer betrokkene zonder begeleiding naar buiten gaat wordt het risico op gewelddadig gedrag als matig tot hoog ingeschat.
Indien betrokkene zich in vrijwillig kader zou laten begeleiden is er bijna geen risico op herhaling.
Het hulpverleningscriterium.
Mevrouw Van Tongeren is van oordeel dat verlenging van de PIJ-maatregel niet in het belang van betrokkene is. Het is niet verstandig betrokkene opnieuw te plaatsen tussen jeugdigen. Van Tongeren is van oordeel dat betrokkene gestimuleerd en bevestigd zou moeten worden in zijn volwassen gedrag.
De Reclassering kan zich vinden in de risicotaxatie en het advies van NIFP-rapporteur Van Tongeren.
Ook Teylingereind concludeert dat er op dit ogenblik geen behandeldoelstellingen geformuleerd kunnen worden en er derhalve geen behandelperspectief is op grond waarvan een verlenging van de maatregel gerechtvaardigd is.
5. De beoordeling
De rechtbank heeft bij het onderzoek in raadkamer bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Betrokkene is op 8 mei 2003 door deze rechtbank de maatregel opgelegd wegens het meermalen medeplegen van diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling, zijnde misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Blijkens genoemd vonnis werd de maatregel opgelegd op grond van rapportages van ontwikkelingspsycholoog W. van der Wal en psychiater J.M.J.F. Offermans. In die rapporten is bij betrokkene sprake van enige scheefgroei, gelet op aanwezige antisociale en narcistische trekken. Betrokkene komt over als introvert, autoriteitgevoelig, een beperkte frustratietolerantie, iemand die moeite heeft met tegenslagen en geneigd is zijn zin door te drijven. De kans op herhaling wordt aanzienlijk geacht.
In het advies ten behoeve van de eerste verlenging, gedateerd 22 november 2005, wordt geconcludeerd dat de aan het delict ten grondslag liggende problematiek nog onvoldoende is bewerkt. Het gebrek aan agressieregulatie, het uit zijn op eigen winst en zijn wantrouwen blijven een stempel drukken op zijn persoonlijkheid. Op korte termijn is het gevaarscriterium verminderd, maar op middellange en lange termijn wordt de kans op recidive en een aanwezig gevaarscriterium reëel geacht. Een vorm van begeleiding zal dan ook gedurende lange periode noodzakelijk blijven. Volgt een advies voor verlenging van de maatregel voor de duur van 18 maanden.
Op 2 maart 2006 beslist deze rechtbank de maatregel te verlengen voor de duur van 18 maanden.
Op 22 september 2006 heeft betrokkene zich aan de behandeling onttrokken en twee nieuwe gevallen van diefstal met geweld gepleegd.
Betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek bij het Pieter Baancentrum, waarna hij op 11 oktober 2007 terzake genoemde delicten door deze rechtbank wordt veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren. Zijn detentie in verband met deze zaak is geeindigd op 21 september 2011.
Betrokkene bleef echter in detentie, na de datum van de vervroegde invrijheidstelling, onder de noemer van de PIJ maatregel.
Uit de hierboven aangehaalde rapportages blijkt dat tijdens de detentie geen gedragsinterventies hebben plaatsgevonden.
Betrokkene heeft medewerking geweigerd aan de observatie in Forensisch Centrum Teylingereind ten behoeve van dit verlengingsverzoek waardoor het niet mogelijk is geweest om behandeldoelen te formuleren. Wel werd de diagnose gehandhaafd dat er bij betrokkene sprake is van narcistische trekken en een antisociale persoonlijkheid.
Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat er nog altijd sprake is van een matig tot hoog risico ( met of zonder begeleiding) op herhaling van een geweldsdelict.
Hieruit volgt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog altijd de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist.
Doordat betrokkene zich tegen zijn behandeling blijft verzetten, is, na de behandelingsperiode in JJI de Heuvelrug, locatie Overberg, de behandeling niet van de grond gekomen en de pathologie van betrokkene nauwelijks bewerkt.
Hoewel de positieve ontwikkeling van betrokkene gedurende de behandeling in JJI de Heuvelrug, locatie Overberg anders deed verwachten, heeft zijn terugval van in oktober 2006, aangetoond dat de behandeldoelen in september 2006 nog niet waren bereikt.
Nu er na september 2006 geen behandeling van de aan de feiten ten grondslag liggende pathologie of gedragsstoornis heeft plaats gevonden, is er geen aanleiding om het recidivegevaar thans als minimaal in te schatten. Integendeel er is nog steeds sprake van een onverminderd hoog recidive risico.
De rechtbank is voorts van oordeel dat nog niet alle mogelijkheden zijn benut om tot een behandeling van betrokkene te komen. De rechtbank acht het – gelet op de leeftijd van betrokkene, het feit dat hij binnen de reguliere jeugdinrichting niet op zijn plaats is en ook plaatsing op de ITA nog niet tot een andere instelling van betrokkene heeft geleid -
wenselijk dat betrokkene op grond van artikel 77s, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 4, eerste lid, onder f van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden zal worden geplaatst in een Forensisch Psychiatrisch Centrum.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van één jaar is geïndiceerd en dat een dergelijke verlenging in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.
De rechtbank is, mede gelet op het hierboven weergegeven en door de rechtbank overgenomen advies en de toelichting van de deskundigen van oordeel dat aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereisen nog immer het voortduren van de maatregel en de maatregel is - gezien in het licht van de overgelegde rapportages en de toelichting daarop - nog altijd in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde.
Gelet op de omstandigheid dat betrokkene vanaf zijn 16e jaar min of meer onafgebroken in gevangenissen en jeugdinstellingen heeft doorgebracht is de rechtbank van oordeel, dat een geleidelijk resocialisatietraject aangewezen is.
Betrokkene is inmiddels op grond van artikel 67, eerste lid aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling verklaard. Tegen deze beschikking is
hoger beroep in gesteld.
In hoeverre een in deze te geven beslissing een resocialisatietraject in de weg zal staan
is thans niet duidelijk.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De te geven beslissing is gegrond op artikel 77s en 77t van het Wetboek van Strafrecht.
7. De beslissing
De rechtbank:
Verlengt de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
voor de duur van één jaar.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gedaan door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.D.M. Hoedemaker en mr. A.J.M. van Roy leden,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 16 mei 2012.
Mr. Hoedemaker en mr. Van Roy zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.