ECLI:NL:RBALK:2012:BW6035

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810522-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van dochter beneden de leeftijd van 12 jaar door vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn dochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De feiten vonden plaats tussen 1987 en 1993, waarbij de verdachte zijn dochter herhaaldelijk seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een aangifte van de dochter op 24 maart 2011, waarin zij verklaarde dat het misbruik begon toen zij zes jaar oud was en doorging tot haar veertiende. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de aangifte voortkwam uit een wraakactie van zijn ex-vrouw.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, haar moeder en haar broer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat er enige inconsistenties waren in hun verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, die onder artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht vallen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat de misdrijven zich over een lange periode hebben afgespeeld en dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had. De uitspraak benadrukt de ernstige schending van de ouderlijke zorgplicht en de impact van het misbruik op de ontwikkeling van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810522-11 (P)
Datum uitspraak: 16 mei 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte, mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot aanpassing van de tenlastelegging in de zin van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 1987 tot en met 30 november 1991 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Hoorn NH (telkens) vleselijke gemeenschap heeft gehad met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met zijn dochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], hebbende verdachte (telkens) zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 1991 tot en met 21 juni 1993 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Hoorn NH, (telkens) met zijn dochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
-zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
-zijn penis gebracht in de mond van die [slachtoffer] en/of
-zijn penis gebracht in en/of tegen de anus van die [slachtoffer] en/of
-zijn vinger(s) gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
-zijn penis door die [slachtoffer] doen of laten betasten en/of
-zich door die [slachtoffer] doen of laten aftrekken en/of
-de vagina en/of billen van die [slachtoffer] betast en/of
-geëjaculeerd op de buik en/of billen en/of vagina, althans het lichaam,
van die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] zijn penis en/of de vagina van verdachtes echtgenote
doen of laten betasten en/of aanraken en/of vasthouden, terwijl verdachte en
zijn echtgenote gemeenschap met elkaar hadden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
[slachtoffer] heeft op 24 maart 2011 aangifte van seksueel misbruik tegen haar vader (de verdachte) gedaan. Dit misbruik zou volgens de aangeefster vanaf haar zesde tot haar veertiende jaar hebben plaatsgevonden en zou hebben bestaan uit vleselijke gemeenschap en het anderszins seksueel binnendringen van haar lichaam.
Het Openbaar Ministerie heeft twee feiten aan de verdachte ten laste gelegd die zien op artikel 244 (oud) en artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft ontkend zich aan de ten laste gelegde feiten te hebben schuldig gemaakt.
De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of zij op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten die zien op het hebben van vleselijke gemeenschap met en het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter terwijl zij de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De officier van justitie acht de verklaringen van de aangeefster, haar moeder en haar broer gelet op de details die daarin worden genoemd betrouwbaar.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van de gehele tenlastelegging.
De raadsvrouw heeft betoogd dat weliswaar aan het bewijsminimum lijkt te zijn voldaan, maar dat de feiten niet overtuigend bewezen kunnen worden. In het dossier bevinden zich te veel vreemde en opvallende zaken die de verklaring van de aangeefster [slachtoffer] en van haar moeder onvoldoende betrouwbaar maken. De raadsvrouw heeft op dit punt kort samengevat het volgende aangevoerd:
- de aangeefster [slachtoffer] spreekt in haar verklaringen vrij veel in algemeenheden en kan niet veel heel concrete momenten beschrijven. Ten aanzien van de eerste keer van het misbruik verklaart aangeefster bijvoorbeeld dat haar vader naast haar kwam liggen in het stapelbed, haar begon te penetreren en dat hij hiermee doorging terwijl ze ‘nee’ zei. Ook gevraagd naar de andere keren van het misbruik kan aangeefster geen details geven. Ten aanzien van de laatste keer van het misbruik verklaart aangeefster dat dit plaatsvond toen de verdachte boven de muziekwinkel in Zaanstad woonde en dat ze toen 14 jaar oud was, maar in werkelijkheid heeft de verdachte zich in oktober 1994 uitgeschreven uit Zaanstad en aangeefster was op dat moment 13 jaar.
- de verklaringen van [broer slachtoffer] (broer van de aangeefster) betreffen vage herinneringen aan momenten in zijn jeugd die niet heel concreet een ondersteuning bieden voor de aangifte. In de periode voorafgaand aan de aangifte is door de diverse gezinsleden intensief over deze “herinneringen” gesproken. De raadsvrouw heeft het begrip “collectief” geheugen van het gezin opgeworpen.
- de verklaringen van [moeder slachtoffer] (moeder van de aangeefster) bevatten belangrijke verschillen met de verklaringen van aangeefster over de twee momenten waarop aangeefster seksueel contact met haar vader heeft gehad waarbij haar moeder aanwezig was. Het gaat dan om een incident in de ouderslaapkamer en om een incident met een pornofilm. Ook hier geldt dat de verklaringen niet onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen, maar dat binnen het gezin veelvuldig is gesproken over het verleden en wat er zou zijn gebeurd.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen
Op 3 maart 2011 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en de politie omtrent seksueel misbruik door haar vader in de jaren 1987 tot 1995.
Op 24 maart 2011 en 19 april 2011 heeft [slachtoffer] hiervan aangifte gedaan.
Daarna zijn diverse personen gehoord waaronder de moeder, de broer [broer slachtoffer] en het jongere zusje [zusje slachtoffer] van de aangeefster.
De rechtbank ziet ook verschillen in deze verklaringen, onder meer op onderdelen waarop de raadsvrouw heeft gewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat nu juist in overeenstemming met de verklaring van alle gezinsleden, inhoudende dat nauwelijks over details is gesproken, onder meer op grond van het belastende effect daarvan.
Ook op hoofdlijnen is zeker geen sprake van een “collectieve” herinnering.
Daarnaast valt blijkens het hierna volgende te constateren dat de broer van de aangeefster al enkele jaren voor de aangifte het misbruik aan de orde heeft gesteld.
[broer slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft verklaard dat hij zelf vanaf de jaren 2004 en 2005 worstelde met de vraag of bepaalde herinneringen uit zijn jeugd, onder meer inhoudende dat zijn vader zijn zus [slachtoffer] seksueel zou hebben misbruikt, waar konden zijn. Hij heeft dat in die tijd ter sprake gebracht bij een lerares van zijn sportopleiding en later, nadat hij overspannen was geraakt, bij een psycholoog. Deze psycholoog raadde hem aan om zijn vermoedens tegen [slachtoffer] uit te spreken en haar rechtstreeks naar dit misbruik te vragen. Tijdens een autorit met [slachtoffer] in 2009 is [broer slachtoffer] een gesprek met haar aangegaan. Hij heeft [slachtoffer] toen verteld dat hij leed onder dingen die hij zich kon herinneren uit hun jeugd met betrekking tot haar en tot zichzelf. Op zijn vraag of het waar was dat hun vader [slachtoffer] als kind seksueel had misbruikt, heeft [slachtoffer] emotioneel gereageerd en bevestigend geantwoord.
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft verklaard dat het juist is dat bovengenoemd gesprek met [broer slachtoffer] tijdens een autorit in 2009 heeft plaatsgevonden en dat zij in dat gesprek het seksueel misbruik door haar vader aan [broer slachtoffer] heeft bevestigd.
Ook heeft zij verklaard dat [broer slachtoffer] haar later had verteld dat hij al vóór de autorit aan [zusje slachtoffer] (hun jongere zusje) had verteld dat hij vermoedde dat [slachtoffer] door hun vader was misbruikt.
[zusje slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft verklaard dat zij zich herinnert dat zij met haar moeder en broer [broer slachtoffer] aan tafel zat en dat [broer slachtoffer] uit het niets zei dat haar vader [slachtoffer] vroeger had misbruikt. Zij zag dat haar moeder tranen in haar ogen kreeg.
[zusje slachtoffer] plaatst deze herinnering tussen de vijf en zeven jaar liggende vóór 10 april 2012, de dag waarop zij door de rechter-commissaris werd gehoord.
[moeder slachtoffer] (de moeder van [slachtoffer], [broer slachtoffer] en [zusje slachtoffer] en de ex echtgenote van verdachte) heeft verklaard dat zij zich herinnert dat [broer slachtoffer] destijds een sportopleiding deed. Een keer tijdens het eten heeft [broer slachtoffer] aan haar en [zusje slachtoffer] verteld dat hij aan een helderziende vrouw had gevraagd of zij wist of zijn vader zijn zus [slachtoffer] had misbruikt. Mevrouw [moeder slachtoffer] herinnert zich dat [broer slachtoffer] en [zusje slachtoffer] allebei begonnen te huilen. Zij zelf klapte dicht, omdat alles weer boven kwam.
Op 23 februari 2011 heeft [broer slachtoffer] zijn vader (de verdachte) geslagen, nadat hij deze had aangesproken over zijn al dan niet terechte zorg over misbruik van de jonge kinderen in het huidige gezin van de verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat het een gegeven is dat voornoemde gezinsleden naar aanleiding van de vragen van [broer slachtoffer] aan [slachtoffer] in 2009 en voorts naar aanleiding van het incident op 23 februari 2011, en dus nog vóórdat [slachtoffer] haar aangifte bij de politie had gedaan, met elkaar over het seksueel misbruik door de verdachte hebben gesproken. Hierdoor is het onvermijdelijk dat deze getuigen in een bepaalde mate elkaar over en weer hebben beïnvloed.
Dat neemt echter niet weg dat sprake is van vier verschillende verklaringen, deels op hoofdlijnen en deels gedetailleerd :
- van de aangeefster, inhoudende haar eigen herinneringen aan de door haar vader gepleegde seksuele handelingen met haar, enkele malen in aanwezigheid van haar moeder;
- van [broer slachtoffer] (broer van de aangeefster) die bepaalde onderdelen van de aangifte in hoofdlijnen maar óók aan de hand van meer precieze herinneringen aan zijn eigen jeugd ondersteunt;
- van [moeder slachtoffer] (moeder van de aangeefster) die haar eigen rol beschrijft en wier herinneringen overeenkomen met de aangifte in hoofdlijnen maar ook met meer concrete onderdelen van de aangifte. Zij belast zichzelf door haar verklaringen over haar rol bij het misbruik en ook door haar erkenning dat zij het misbruik niet heeft kunnen stoppen en daarmee als moeder te kort is geschoten.
- van [zusje slachtoffer] (zusje van de aangeefster) die te jong was om zelf herinneringen aan de in de aangifte genoemde gebeurtenissen te hebben, maar wel heeft kunnen verklaren over de wijze waarop het seksueel misbruik al vóór de aangifte in het gezin aan de orde is gekomen en nadien is besproken.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de aangifte voor hem als een donderslag bij heldere hemel is gekomen. De verdachte vermoedt dat de belastende verklaringen zijn afgelegd in het kader van een wraakactie van zijn ex-vrouw (de moeder van [slachtoffer], [broer slachtoffer] en [zusje slachtoffer]). Zijn ex-vrouw zou uit rancune en afgunst over het huidige gezin van de verdachte met zijn jonge vrouw en hun drie kleine kinderen, haar kinderen [slachtoffer], [broer slachtoffer] en [zusje slachtoffer] hebben opgestookt om belastende verklaringen tegen verdachte af te leggen.
De rechtbank acht dat motief en die gang van zaken zeer onaannemelijk, nu het wordt gelogenstraft door de feiten. Immers vast staat dat de moeder na de echtscheiding, welke in onderling overleg is overeengekomen, van aanvang af de omgang tussen de kinderen [slachtoffer], [broer slachtoffer] en [zusje slachtoffer] en hun vader heeft gestimuleerd en zeker niet in de weg heeft gestaan. Ook heeft die omgang daadwerkelijk jarenlang plaatsgevonden met het nieuwe gezin van de verdachte met zijn huidige vrouw en hun kinderen.
De aangeefster,haar broer en jongere zus hebben ook verklaard zeer gesteld te zijn op hun twee halfzusjes en hun halfbroertje in het nieuwe gezin van hun vader.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, de verklaringen van [slachtoffer], [broer slachtoffer] en [moeder slachtoffer] wat de kern van de zaak betreft betrouwbaar en zal deze verklaringen bezigen voor het bewijs.
Redengevende feiten en omstandigheden
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
A. [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader (de verdachte). Omstreeks haar zesde jaar woonde ze met haar vader, moeder en broertje [broer slachtoffer] aan [adres 2] te Hoorn. Haar jongere zusje [zusje slachtoffer] was nog niet geboren. Zij sliep in één kamer met [broer slachtoffer] en zij lagen in een stapelbed. Zij lag in het bovenbed en [broer slachtoffer] in het onderbed. In die tijd speelt haar eerste herinnering aan het seksueel misbruik. Haar vader kwam bij haar in bed liggen, trok haar onderbroekje uit en ging met zijn penis in haar vagina. Zij herinnert zich nog dat zij zei: ‘nee papa, niet doen’ en dat het heel veel pijn deed. Haar vader zei dat ze stil moest zijn. Op [adres 2] gebeurde het in het stapelbed en onder de douche maar van het stapelbed kan zij zich het meeste herinneren.
Toen [slachtoffer] ongeveer 9 jaar was verhuisde het gezin naar [adres 3], eveneens in Hoorn.
Zij herinnert zich dat haar vader ook daar gemeenschap met haar heeft gehad onder de douche. Ook werd ze vaak door haar vader dan wel via haar moeder of broertje naar boven geroepen. Als ze dan boven kwam wilde haar vader seks met haar hebben. Het gebeurde wel drie à vier keer per week. Hij had seks met haar op verschillende manieren. Hij gebruikte verschillende standjes en ze moest hem ook pijpen en aftrekken. Het gebeurde meestal in de slaapkamer, maar ook wel in de hobbykamer beneden.
Haar vader heeft ook twee keer geprobeerd om haar in haar anus te neuken. Hij is met zijn piemel een klein stukje in haar anus geweest en dat deed heel erg pijn waarna hij stopte. Ook is hij met zijn vinger in haar vagina geweest.
[slachtoffer] herinnert zich dat er bijna altijd penetratie is geweest. Dat gebeurde meerdere keren per week gebeurde als haar vader even op bed ging liggen. En zij herinnert zich ook dat haar vader wilde dat zij hem oraal bevredigde, dat hij zichzelf bevredigde en dat hij over haar heen wilde klaarkomen. Haar vader kwam altijd klaar bij het penetreren en zijn sperma ging in haar vagina of over haar vagina heen of over haar buik of billen heen. Met zakdoekjes maakte ze dit schoon. Als de seks in de hobbykamer gebeurde deed haar vader de deur op slot en de gordijnen dicht. Haar broertje heeft wel eens aan de deur van de hobbykamer gestaan en dan zei haar vader dat ze stil moest zijn.
Het gezin was vanaf 28 mei 1990 woonachtig op het adres [adres 3] 260 te Hoorn.
Vóór die datum woonde het gezin op het adres [adres 2] eveneens te Hoorn.
B. [broer slachtoffer] herinnert zich dat [slachtoffer] en hij op de [adres 2] in een stapelbed sliepen en dat hun vader bij [slachtoffer] in bed kroop. [broer slachtoffer] hoorde het bed bewegen met een ritmisch geluid en hoorde [slachtoffer] zeggen: “auw papa, niet doen papa”. Ook werd [slachtoffer] vaak door haar vader naar boven geroepen als hun vader even op bed was gaan liggen. Voorts herinnert [broer slachtoffer] zich van het adres [adres 2] dat hij een keer de hobbykamer van zijn vader binnenstapte en dat hij zich rondslingerende kledingstukken en naaktheid herinnert van zijn vader en zijn zus. Zijn vader was toen heel erg boos.
Op de [adres 3] werd [slachtoffer] ook vaak door haar vader naar boven of naar beneden geroepen. Op [adres 3] ging de deur van de hobbykamer altijd op slot en de gordijnen gingen dicht.
C. De moeder van [slachtoffer], [moeder slachtoffer], heeft verklaard dat zij aldoor heeft geweten dat haar ex-man (de verdachte) [slachtoffer] seksueel misbruikte en dat het misbruik is begonnen toen [slachtoffer] vijf, zes jaar was. Haar man zei haar dat hij recht had op seks met [slachtoffer] en dit met [slachtoffer] wilde gaan doen, omdat zij (moeder) te groot geschapen was en hij bij haar niets voelde. Zij heeft dat toen toegelaten. Haar man riep [slachtoffer] ook heel vaak naar boven als hij daar was. Hij zei ook tegen [slachtoffer] dat ze gingen neuken. Elke week was wel sprake van seksueel misbruik. Het vond plaats in hun bed of onder de douche en in de hobbykamer. Zij vond ook zakdoeken met zijn sperma op hun bed.
Het misbruik duurde tot [slachtoffer] twaalf was, omdat haar man toen met [partner verdachte] (zijn huidige vrouw) omging. Hij zei toen dat hij [slachtoffer] met rust zou laten.
Zij herinnert zich dat [verdachte] (de verdachte) [slachtoffer] heel vaak naar boven riep en dat zij samen gingen douchen. Hij heeft ook duidelijk tegen haar gezegd dat hij seks wilde hebben met [slachtoffer]. Zij schat dat [slachtoffer] toen ongeveer 6 jaar was.
Ook op [adres 3] is dit misbruik doorgegaan.
Nadere overweging
De rechtbank heeft niet tot het bewijs gebezigd de door aangeefster en haar moeder beschreven seksuele incidenten tussen de verdachte en aangeefster waarbij de verdachte ook de moeder had betrokken. Weliswaar verklaren de aangeefster en haar moeder naar de kern gelijkluidend over deze incidenten, maar ook in onderlinge samenhang bezien kan niet worden vastgesteld of deze incidenten vallen onder de in feit 1 dan wel in de in feit 2 ten laste gelegde tijdsperiode.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 22 juni 1987 tot en met 30 november 1991 op verschillende tijdstippen in de gemeente Hoorn NH telkens vleselijke gemeenschap heeft gehad met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met zijn dochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], hebbende verdachte telkens zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij in de periode van 1 december 1991 tot en met 21 juni 1993 op tijdstippen in de gemeente Hoorn NH, telkens met zijn dochter [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens
-zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
-zijn penis gebracht in de mond van die [slachtoffer] en/of
-zijn penis gebracht in en/of tegen de anus van die [slachtoffer] en/of
-zijn vinger gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
-zijn penis door die [slachtoffer] doen of laten betasten en/of
-zich door die [slachtoffer] doen of laten aftrekken en/of
-de vagina en/of billen van die [slachtoffer] betast en/of
-geëjaculeerd op de buik en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer];
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
vleselijke gemeenschap hebben met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht,
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt omtrent de strafoplegging ingenomen, nu zij algehele vrijspraak van de tenlastelegging heeft bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft gedurende een zeer lange periode vergaande seksuele handelingen verricht met zijn toen nog zeer jonge dochter. Dit seksueel misbruik is begonnen toen zijn dochter nog maar omstreeks 6 jaar oud was en bestond - toen al - uit vaginale penetratie. Het misbruik heeft plaats gevonden in de diverse woningen waarin het gezin destijds woonachtig was. Derhalve op een plek waar een kind zich bij uitstek veilig hoort te kunnen voelen. Met zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter. Daarbij heeft hij zijn ouderlijke zorgplicht en verantwoordelijkheid jegens haar op grove wijze geschonden en haar de mogelijkheid van een ongestoorde ontwikkeling ontnomen.
In de op de terechtzitting door haar voorgelezen slachtofferverklaring heeft [slachtoffer] op indringende wijze verwoord wat het misbruik door haar vader voor haar heeft betekend en hoe het haar leven heeft beïnvloed en nog zal beïnvloeden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
15 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 11 januari 2012,
van G. Lautenbag, als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland,
onder meer inhoudende:
Betrokkene heeft drie volwassen kinderen en drie minderjarige kinderen in zijn huidige gezin.
Wat betreft de psychische en lichamelijke gezondheid van [verdachte] kan gemeld worden dat hij gebruik maakte van psychische/psychiatrische zorg wegens zenuwpijnen die angst en paniek genereerden, volgens betrokkene.In 2007 zou de diagnose Multiple Sclerose zijn gesteld.
Gelet op de ontkenning van [verdachte] kan momenteel geen inschatting worden gedaan van het recidiverisico.
Toezicht op bijzondere voorwaarde en interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.
Gelet op de geheel ontkennende de houding van [verdachte], is er momenteel geen indicatie/mogelijkheid voor het opstellen van een plan van aanpak.
De reclassering onthoudt zich van advies over een sanctie.
- het over de verdachte uitgebracht psychologisch rapoort, gedateerd 9 maart 2012,
opgemaakt door drs. I. van Asselt, GZ-psycholoog, onder meer inhoudende:
Er bestaan geen aanwijzingen voor het bestaan van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, noch kan gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Vanwege het ontbreken van een psychische stoornis kan betrokkene volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Gezien het ontbreken van een psychische stoornis, de ontkenning van betrokkene en het feit dat betrokkene niet gemotiveerd is voor hulp, onthoudt ondergetekende zich van uitspraken over een eventueel risico op recidive, de zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie, inhoudende dat de feiten volledig aan de verdachte kunnen worden toegerekend, over.
De rechtbank vindt in de omstandigheid dat de verdachte thans wordt berecht voor feiten - hoe ernstig ook - die goeddeels meer dan twintig jaar geleden zijn gepleegd aanleiding de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf enigszins te matigen.
Wat betreft de documentatie weegt de rechtbank mee dat de verdachte weliswaar een blanco strafblad heeft, maar dat dit gegeven, juist gelet op de omstandigheid dat de feiten uit een lange periode, van 1987 tot en met 1993 stammen, weinig aanleiding geeft om tot verdere matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf te komen.
Al het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 4 jaar in dit geval passend en geboden is.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen lui(d)den ten tijde van het bewezen verklaarde.
10.Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) jaar.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2012.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen