RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/repnr.: 393404 OA VERZ 12-38
Uitspraakdatum: 4 april 2012
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap Macro Mannenmode B.V., ook handelend onder de naam Schutz Mannenmode, gevestigd te Hoorn
verzoekende partij
verder ook te noemen: Schutz
gemachtigde: mr. J.W. Bloem, advocaat te Zaandam
tegen
[werknemer], wonend te [plaats]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M.G. Hofman, verbonden aan Achmea Rechtsbijstand te Tilburg.
1. Schutz heeft op 3 februari 2012 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en [werknemer]. Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd.
2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2012, waar voor Schutz zijn verschenen [A], [B], [C] en [D], bijgestaan door mr. Bloem, en waar [werknemer] in persoon is verschenen, vergezeld door haar zoon, vriendin en zuster, en bijgestaan door mr. Hofman. Met het oog op de zitting hebben partijen bij brieven van 12 en 13 maart 2012 nog stukken ingezonden. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht, Schutz aan de hand van een pleitnota.
3. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
4. Schutz exploiteert verschillende kledingzaken, waaronder een zaak aan het Kleine Noord te Hoorn.
5. [werknemer], geboren op [datum], is op 2 maart 2006 bij Schutz in dienst getreden, en laatstelijk werkzaam in de functie van verkoopster, tegen een salaris van € 1.232,96 bruto per maand, inclusief toeslagen.
6. Bij brief van 2 december 2011 heeft Schutz aan [werknemer] een waarschuwing gegeven, in verband met structureel te laat komen, regelmatige ziekmeldingen bij drukke periodes zoals uitverkoop, en het niet in acht nemen van de huisregels.
7. Op 2 december 2011 heeft [werknemer] zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft [werknemer] hersteld verklaard met ingang van 14 december 2011.
8. Bij e-mail van 16 december 2011 heeft Schutz [werknemer] verzocht om op 17 december 2011 weer op het werk te verschijnen. Bij brief van 19 december 2011 heeft de advocaat van Schutz aan [werknemer] meegedeeld dat de loonbetaling met ingang van 14 december 2011 wordt opgeschort tot het moment dat duidelijkheid is verkregen over de uitkomst van een deskundigenonderzoek, dat door [werknemer] was aangevraagd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
9. Begin januari 2012 heeft het Uwv in een deskundigenverklaring geoordeeld dat [werknemer] wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid.
10. In een brief van 6 januari 2012 van de advocaat van Schutz is [werknemer] uitgenodigd voor een gesprek op 11 januari 2012. In een e-mail van 6 januari 2012 heeft de gemachtigde van [werknemer] laten weten dat [werknemer] bereid is tot een gesprek, maar dan wel onder leiding van een mediator. Op 24 januari 2012 heeft een gesprek bij de mediator plaatsgevonden, maar het mediationtraject is nadien niet voortgezet.
11. Bij brief van 27 januari 2012 heeft de gemachtigde van [werknemer] laten weten dat [werknemer] niet kan instemmen met een voorstel van Schutz voor beëindiging van de arbeidsovereen¬komst.
12. Schutz verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in de omstandigheden. Aan haar verzoek heeft Schutz – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat [werknemer] weliswaar een goede verkoopster is, maar dat zij in ernstige mate verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst onmogelijk is geworden. Daarbij wijst Schutz erop dat [werknemer] structureel te laat komt, zich regelmatig ziek meldt bij drukke periodes zoals uitverkoop, en dat zij de huisregels niet in acht neemt. Verder tilt Schutz er zwaar aan dat [werknemer] na haar ziekmelding niets heeft gedaan om de verhoudingen weer te normaliseren en dat door toedoen van [werknemer] een mediation is mislukt. Volgens Schutz zijn de veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat ontbinding van de arbeidsovereen¬komst gerechtvaardigd is. Verder stelt Schutz dat die veranderingen te wijten zijn aan [werknemer], zodat zij geen recht heeft op een vergoeding.
13. [werknemer] voert – zakelijk weergegeven – aan dat het opzegverbod tijdens ziekte in de weg staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat de door Schutz aangevoerde argumenten voor het ontbindingsverzoek niet deugen. [werknemer] betwist dat zij structureel te laat komt of veelvuldig arbeidsongeschikt is, dan wel de huisregels niet naleeft. Volgens [werknemer] is zij ook nooit gewezen op problemen ten aanzien van haar functioneren en hebben er geen functioneringsgesprekken plaatsgevonden. Verder stelt [werknemer] dat zij zelf het initiatief heeft genomen voor mediation, dat het gelet op de overeengekomen geheimhou¬dings¬plicht niet aangaat dat partijen mededelingen doen over de reden van het mislukken van de mediation, en dat overigens een mediation niet beperkt behoort te zijn tot het bespreken van werkhervatting. Primair vraag [werknemer] daarom de verzochte ontbinding af te wijzen. In geval van ontbinding vindt [werknemer] dat aan haar een vergoeding moet worden toegekend van € 16.644,96 bruto.
14. Bij de beoordeling wordt zo nodig nog nader ingegaan op de standpunten van partijen.
15. De kantonrechter zal de verzochte ontbinding afwijzen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
16. Op grond van artikel 685 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet de kantonrechter ook zelf nagaan of het verzoek tot ontbinding verband houdt met het bestaan van een opzegverbod, waaronder het opzegverbod tijdens ziekte zoals bedoeld in artikel 670 lid 1 van Boek 7 BW.
17. Gelet op de stukken moet ervan worden uitgegaan dat [werknemer] op en na 1 december 2011 ziek is voor haar werk. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het Uwv in een deskun-digenverklaring van begin januari 2012 heeft geoordeeld dat [werknemer] wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid. De kantonrechter is niet gebleken dat nadien een hersteldverklaring door de bedrijfsarts heeft plaatsgevonden. Schutz heeft ook ter zitting een dergelijke verklaring niet kunnen overleggen. Anders dan Schutz ziet de kantonrechter in de opmerkingen van de bedrijfsarts in de Bijstelling probleemanalyse WIA van 18 januari 2012 niet een dergelijke hersteldverklaring, alleen al omdat niet gebleken is dat dit als zodanig kenbaar is gemaakt aan [werknemer] en omdat dit ook niet uit de gebruikte bewoordingen kan worden afgeleid. De bedrijfsarts merkt enerzijds op dat er geen medische beperkingen zijn te duiden, maar verklaart anderzijds dat [werknemer] kennelijk pas belastbaar kan worden geacht in het eigen werk als het arbeidsconflict tussen partijen is opgelost. Verder ontbreekt enige overweging van de bedrijfsarts over de deskundi¬genverklaring van het Uwv, waarin [werknemer] kort daarvoor juist wel arbeidsongeschikt werd geacht, zodat de opmerkingen van de bedrijfsarts in dit verband ook onvoldoende gemotiveerd en van onvoldoende gewicht zijn tegenover die deskundigenverklaring. Daarnaast weegt mee dat de huisarts van [werknemer] blijkens een verklaring van 27 december 2011 heeft aangegeven dat [werknemer] voor psychologische hulp is verwezen, omdat zij uit balans is na een werkconflict, waardoor haar “kwetsbaarheid niet meer beheersbaar is”. Uitgaande van ongeschiktheid wegens ziekte op en na 1 december 2011 is (nog altijd) sprake van een opzegverbod.
18. Naar de kantonrechter begrijpt, voert Schutz als grond voor het verzoek om ontbinding met name ook aan dat [werknemer] na haar uitval wegens ziekte niets heeft gedaan om in het kader van het arbeidsconflict tussen partijen de verhoudingen weer te normaliseren en dat door toedoen van [werknemer] een mediation is mislukt. Of die verwijten nou terecht zijn of niet, deze door Schutz aangevoerde omstandigheden hebben in ieder geval een verband met de ziekte van [werknemer]. [werknemer] is immers blijkens de stukken en hetgeen hiervoor onder punt 17 is overwogen (mede) ziek vanwege het arbeidsconflict tussen partijen, en zij heeft daardoor kennelijk psychische klachten die werkhervatting vooralsnog in de weg staan. Gelet daarop moet het verzoek om ontbinding geacht worden een zodanig verband te hebben met de ziekte van [werknemer] en met het opzegverbod tijdens ziekte, dat het verzoek tot ontbinding behoudens bijzondere omstandigheden om die reden moet worden afgewezen.
19. Er is de kantonrechter niet gebleken van bijzondere omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat het verzoek om ontbinding ondanks genoemd verband met het opzegverbod tijdens ziekte toch zou moeten worden toegewezen.
20. Voor zover Schutz als bijzondere omstandigheid heeft beoogd om aan te voeren dat [werknemer] onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie, kan zij daarin niet worden gevolgd. Uit de stukken blijkt niet dat [werknemer] concrete aanwijzingen van de bedrijfsarts of van Schutz met betrekking tot haar re-integratie niet heeft opgevolgd of dat zij anderszins redelijke opdrachten zou hebben geweigerd. [werknemer] heeft ook meegewerkt aan mediation, zij het dat zij volgens Schutz kennelijk in een eerste gesprek met de mediator kenbaar heeft gemaakt dat zij niet meer voor Schutz wil werken. Het enkele feit dat [werknemer] een dergelijke uitlating zou hebben gedaan – wat daarvan ook zij – rechtvaardigt echter nog niet de conclusie dat [werknemer] dus niet meewerkt aan re-integratie, temeer daar ervan moet worden uitgegaan dat [werknemer] in verband met het arbeidsconflict ziek is en psychische klachten heeft. Overigens valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook niet in te zien waarom een mediation na een dergelijke uitlating direct als mislukt moet worden aangemerkt en gestaakt moet worden. Aangenomen moet worden dat de mediation nu juist bedoeld is om dergelijke spanningen, emoties en conflicten tussen partijen bespreekbaar en beheersbaar te maken.
21. Ook het gestelde disfunctioneren van [werknemer] levert geen bijzondere omstandigheid op als hiervoor bedoeld. In de brief van 2 december 2011 heeft Schutz aangegeven dat [werknemer] ten aanzien van de in die brief genoemde gedragingen een waarschuwing wordt gegeven. Ten tijde van die brief was er dus voor Schutz (nog) geen reden om vanwege het gestelde disfunctioneren te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals ook ter zitting van de kant van Schutz is bevestigd. Nu [werknemer] op 1 december 2011 is uitgevallen wegens ziekte, kunnen eerdergenoemde gedragingen zich niet meer hebben voorgedaan en is ook een verbetertraject nog niet aan de orde gekomen. Voor zover Schutz [werknemer] scheldpartijen verwijt, overweegt de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is geworden dat [werknemer] daarbij in overspannen toestand verkeerde, zodat geen sprake is van zodanig verwijtbaar gedrag dat dit op zichzelf ontbinding kan rechtvaardigen.
22. Nu de verzochte ontbinding wordt afgewezen, is er geen grond om Schutz in de gelegenheid te stellen het verzoek in te trekken.
23. Gelet op de uitkomst van de procedure is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 4 april 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter