ECLI:NL:RBALK:2012:BW4984

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
384003 Cv EXPL 11-4676
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel arbeidsovereenkomst en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en schending van zorgplicht door werkgever

In deze zaak vordert de werkneemster, die sinds 1984 werkzaam is voor de stichting Penta, herstel van haar arbeidsovereenkomst en doorbetaling van haar loon. De werkneemster beroept zich op drie grondslagen: kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst, schending van de zorgplicht door de werkgever en schending van de normen van goed werkgeverschap. De werkneemster stelt dat zij door het handelen en nalaten van de werkgever is uitgevallen en dat de werkgever niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen. De kantonrechter heeft op 12 december 2011 een tussenvonnis uitgesproken en op 23 februari 2012 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. De werkneemster heeft in haar vordering onder andere verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst en schadevergoeding voor de geleden schade door haar uitval.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster in de periode van 2007 tot 2008 onder druk is gezet om deel te nemen aan een professionaliseringstraject, wat heeft geleid tot haar uitval. De rechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat het handelen van de werkgever direct heeft geleid tot de uitval van de werkneemster. De kantonrechter heeft ook overwogen dat er een regeling is getroffen tussen partijen in 2008, waarbij finale kwijting is gegeven voor de periode van voor de werkhervatting. De werkneemster heeft onvoldoende onderbouwd dat de werkgever tekort is geschoten in de re-integratieverplichtingen na haar ziekmelding in oktober 2008.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat het ontslag van de werkneemster niet kennelijk onredelijk is en heeft de vorderingen van de werkneemster afgewezen. De werkneemster is veroordeeld in de proceskosten van de werkgever. Dit vonnis is op 26 maart 2012 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter J.H. Gisolf.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 384003 Cv EXPL 11-4676
Uitspraakdatum: 26 maart 2012
Vonnis in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaats],
eisende partij,
verder ook te noemen: [werkneemster],
gemachtigde: mr. G.C. Kruyswijk, advocaat te Alkmaar,
tegen
de stichting STICHTING PENTA, STICHTING (ROOMS)-KATHOLIEK, PORTESTANTS CHRISTELIJK EN INTERCONFESSIONEEL ONDERWIJS HOORN,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoorn,
gedaagde partij,
verder ook te noemen: Penta,
gemachtigde: mr. M.S. van Hien, werkzaam ten kantore van KBO te Woerden.
Het procesverloop
-[werkneemster] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding met producties d.d. 13 oktober 2011.
-Penta heeft bij antwoord verweer gevoerd.
-De kantonrechter verwijst naar het op 12 december 2011 in deze zaak uitgesproken tussenvonnis.
-Naar aanleiding van dat tussenvonnis heeft op 23 februari 2012 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Bij gelegenheid van de comparitie hebben beide partijen nog stukken in het geding gebracht.
-De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
-Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1.1Vanaf 1 augustus 1984 is [werkneemster] bij (de rechtsvoorganger van) Penta werkzaam als lerares in het basisonderwijs. Tot 1 november 1994 op basis van een fulltime dienstverband. Tot 15 oktober 2008 werkte zij op de Bockxmeerschool te Hoorn.
1.2In 1993 is [werkneemster] ten gevolge van een psychische aandoening enige tijd ziek geweest, waarna haar met ingang van november 1994 een uitkering krachtens de Wao is toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45 procent. Sinds november 1994 werkt [werkneemster] op basis van een werktijdfactor 0,6239. Deze factor is tot stand gekomen op advies van de arbeidsdeskundige die adviseerde dat [werkneemster] 20 tot maximaal 23 uur per week kan werken, gedurende maximaal drie dagen per week, waarbij piekbelasting zo veel mogelijk vermeden moet worden.
1.3Op 14 mei 2007 is [werkneemster] wegens psychische problemen uitgevallen, waarna een ziekteperiode volgde. Voorafgaand aan haar uitval, heeft tussen partijen een discussie plaatsgevonden over de deelname van [werkneemster] aan een professionaliseringstraject, waarbij van de leerkrachten werd gevraagd deel te nemen aan psychosociale oefeningen en spelsituaties. [werkneemster] diende met een aantal collega's aan dit traject mee te doen. [werkneemster] heeft bij Penta gemeld dat zij daar wegens psychische beperkingen niet aan wilde deelnemen.
1.4Bij brief d.d. 10 augustus 2007 heeft [werkneemster] Penta aansprakelijk gesteld voor de door [werkneemster] ten gevolge van haar arbeidsongeschiktheid reeds geleden en nog te lijden schade. Daarop is een mediationtraject gestart en zijn pogingen ondernomen [werkneemster] te re-integreren. Tijdens die re-integratie, die vanaf begin 2008 werd ingezet, heeft tussen [werkneemster] en [naam], de direct-leidinggevende van [werkneemster], een confrontatie plaatsgevonden, naar aanleiding waarvan [werkneemster] een klacht bij Penta heeft ingediend. Uiteindelijk heeft overleg tussen partijen ertoe geleid dat zij een overeenkomst hebben gesloten waarbij, ondermeer, is afgesproken dat [werkneemster] een schadevergoeding van € 23.000,00 zou ontvangen en dat [werkneemster] per 1 september 2008 weer aan het werk zou gaan voor 20 tot maximaal 23 uur per week, gedurende maximaal drie dagen per week, waarbij piekbelasting zo veel mogelijk vermeden moet worden. [werkneemster] is vervolgens weer aan het werk gegaan.
1.5Op 15 oktober 2008 heeft [werkneemster] zich ziek gemeld. Bij brief d.d. 30 oktober 2008 heeft (de gemachtigde van) [werkneemster] Penta wederom aansprakelijk gesteld voor de niet-nakoming van afspraken over de re-integratie. Dit omdat volgens [werkneemster], zo stelt zij, gedurende de zes weken waarin zij weer aan het werk is gegaan, zwaar onder druk is gezet, waardoor Penta toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Vervolgens is [werkneemster] gaan re-integreren. Zij is daarvoor overgeplaatst naar een andere school waar zij zogenaamde rugzakleerlingen heeft begeleid.
1.6Op 6 juli 2010 heeft Penta aan [werkneemster] meegedeeld dat ze ontslag per oktober 2010 nastreeft. Per 28 juli 2010 is [werkneemster] weer volledig arbeidsongeschikt geworden. Op 1 september 2010 heeft de bedrijfsarts geconstateerd dat de beperkingen zijn toegenomen waardoor [werkneemster] niet is staat is tot verrichten van eigen werk of passend werk. Bij beslissing van 15 december 2010 heeft het UWV de wao-uitkering van [werkneemster] per 14 oktober 2010 verhoogd naar € 2.101,94 bruto per maand (op basis van 80-100 procent arbeidsongeschiktheid).
1.7Bij brief d.d. 30 maart 2011 heeft Penta de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2011.
Het geschil
2.1[werkneemster] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
primair, Penta te veroordelen de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te herstellen en Penta te veroordelen tot doorbetaling aan [werkneemster] van haar loon en bijkomende vergoeding conform de cao, onder aftrek van de verhoging van de uitkering die [werkneemster] met ingang van 15 oktober 2011 krachtens de Wao geniet; en
subsidiair, Penta te veroordelen aan [werkneemster] te voldoen de door haar ten gevolge van haar uitval met ingang van 15 oktober 2008 dan wel ten gevolge van haar ontslag geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
kosten rechtens.
2.2[werkneemster] stelt hiertoe, zakelijk weergegeven, dat het aan [werkneemster] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is. Daarnaast heeft Penta gehandeld in strijd met haar in artikel 6 lid 2 van het besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijs personeel primair onderwijs BZA en artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde zorgplicht. Ter comparitie heeft [werkneemster] daaraan toegevoegd dat Penta zich niet heeft gedragen als een goed werkgever (artikel 7:611 BW).
2.3Eind 2006 is op school een professionaliseringstraject (HSA-traject) gestart, waarbij van de leerkrachten werd gevraagd deel te nemen aan psychosociale oefeningen en spelsituaties. [werkneemster] heeft uitdrukkelijk gemeld dat zij onder behandeling van de GGZ stond en dat zij tegen de oefeningen niet bestand is. Desondanks is er druk op haar uitgeoefend om deel te nemen. In februari 2007 is het team leerkrachten met de coaches gedurende twee dagen en een nacht ondergebracht in een conferentieoord, hetgeen [werkneemster] als zeer belastend heeft ervaren. Op 13 april 2007 heeft [werkneemster] bij haar leidinggevende [naam] nogmaals aangegeven dat door haar deelname aan het HSA-traject bij haar grenzen werden overschreden. Daarbij heeft [werkneemster] genoemd de psychosociale oefeningen waar lichamelijk contact met collega’s aan te pas komt. [werkneemster] heeft ook gewezen op andere zaken. [naam] toonde geen begrip. Ten einde raad heeft [werkneemster] zich op 19 april 2007 gemeld bij de arbo-arts [naam]. Die heeft direct het hoofd personeelszaken gerapporteerd dat deelname door [werkneemster] onverstandig was. Het hoofd P&O heeft de kritiek van de hand gewezen en [naam] tevens op de hoogte gesteld. [naam] heeft [werkneemster] daarop niet vrijgesteld van deelname, maar [werkneemster] erop gewezen dat haar weigering deel te nemen, voor haar nadelige consequenties zou hebben. Op 14 mei 2007 heeft [werkneemster] een overdosis slaapmiddelen genomen. Daarna volgde een ziekteperiode. Bij brief d.d. 2 juli 2007 vroeg (de gemachtigde van) [werkneemster] naar het arbeidsomstandighedenbeleid van Penta en is gevraagd of de coaches die het traject begeleiden, voldoende gekwalificeerd zijn om de risico’s die aan deelname van dat traject verbonden zijn, in te schatten. Inhoudelijke beantwoording van deze vragen bleef uit. Bij brief d.d. 10 augustus 2007 heeft [werkneemster] Penta uitdrukkelijk aansprakelijk gesteld voor de door [werkneemster] ten gevolge van haar arbeidsongeschiktheid reeds geleden en nog te lijden schade.
2.4Daarop is een mediationtraject gestart en zijn pogingen ondernomen [werkneemster] te re-integreren. Tijdens de re-integratie die vanaf begin 2008 werd ingezet, is [werkneemster] op 27 mei 2008 discriminerend en intimiderend door [naam] bejegend. [werkneemster] heeft hiervan een klacht ingediend. Uiteindelijk heeft overleg tussen partijen ertoe geleid dat [werkneemster] per 1 september 2008 weer aan het werk zou gaan, conform advies arbeidsdeskundige. Aan de vooravond van de werkhervatting heeft [naam] geprobeerd [werkneemster] uit haar evenwicht te brengen door de ouders te informeren over de terugkeer van [werkneemster] en zij heeft daarbij vermeld: “ik begrijp uw zorg en deze heeft onze volledige aandacht.” Op 26 september 2008 rapporteerde [werkneemster] aan Penta dat zij overbelast was, zonder dat maatregelen getroffen werden. Op 9 oktober 2008 mailde [werkneemster] de P&O-functionaris over hetzelfde probleem, zonder dat maatregelen werden getroffen. Per e-mail van 14 oktober 2008 heeft [werkneemster] [naam] gerapporteerd dat er sprake was van ernstige overbelasting (149 uur gewerkt terwijl 120 uur acceptabel was en 138 maximaal toelaatbaar). [werkneemster] stelde voor haarzelf in week 42 vrij te stellen van werk omdat haar klas toch vakantie had. [naam] deelde per mail mee daar niet akkoord mee te gaan. Dit terwijl door Penta was toegezegd dat er extra formatie zou komen in verband met de arbeidshandicap van [werkneemster]. Daarop volgde op 16 oktober 2008 een gesprek tussen [naam] en [werkneemster], waarbij [naam] meedeelde dat er weken zouden zijn waarin [werkneemster] vier dagen zou moeten werken. Daarop heeft [werkneemster] zich ziek gemeld. Bij brief d.d. 30 oktober 2008 heeft (de gemachtigde van) [werkneemster] Penta wederom aansprakelijk gesteld voor de niet-nakoming van afspraken over de re-integratie. Gebruikelijk dient na langdurig ziekteverzuim de werkdruk geleidelijk te worden opgevoerd. [werkneemster] is gedurende die zes weken zwaar onder druk gezet, waardoor Penta toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
2.5Sinds oktober 2008 heeft [werkneemster] zich ingespannen om te re-integreren. Zij is daarvoor overgeplaatst naar een andere school waar zij rugzakleerlingen heeft begeleid, zonder dat daarbij de daarvoor benodigde cursussen werden aangeboden, hoewel [werkneemster] daar wel om vroeg en daarvoor ook budget was. De mogelijkheid in haar eigen werk te re-integreren is [werkneemster] ontnomen doordat Penta de voorwaarde stelde dat er een collega in het klaslokaal aanwezig was. Vanwege de aard van haar handicap/aandoening, heeft [werkneemster] zich daartegen verzet. De moeizame re-integratie heeft geleid tot een driegesprek op 18 juni 2010 met de personeelsfunctionaris, de bedrijfsarts en [werkneemster]. De bedrijfsarts heeft daarbij opgemerkt dat [werkneemster] bij het begin van de re-integratie ondersteuning had moeten krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een cursus. De personeelsfunctionaris deelde mee dat het budget scholing dat niet toelaat en dat [werkneemster] moest re-integreren met een collega in de klas. Op 6 juli 2010 heeft Penta de deur definitief dichtgegooid door mee te delen dat ze ontslag per oktober 2010 nastreeft.
2.6Per 28 juli 2010 is [werkneemster] door de ondervonden tegenwerking bij de re-integratie weer volledig arbeidsongeschikt geworden. De tegenwerking door Penta blijkt ook uit een deskundigenoordeel van het UWV. Op 1 september 2010 heeft de bedrijfsarts geconstateerd dat beperkingen zijn toegenomen waardoor [werkneemster] niet is staat is tot verrichten van eigen werk of passend werk. Bij beslissing van 15 december 2010 heeft UWV de wao-uitkering van [werkneemster] per 14 oktober 2010 verhoogd naar € 2.101,94 bruto per maand (80-100% a.o.).
2.7[werkneemster] is in april/mei 2007 en in de periode 1 september-15 oktober 2008 willens en wetens blootgesteld aan psychosociale overbelasting in weerwil van gemaakte afspraken en na langdurige uitval wegens ziekte. Vervolgens is Penta tekortgeschoten in de re-integratie van [werkneemster].
3.1Penta concludeert tot afwijzing van de vordering van [werkneemster] en voert hiertoe, zakelijk weergegeven, aan dat het gegeven ontslag niet kennelijk onredelijk is, zij haar zorgplicht niet heeft geschonden en zich heeft gedragen als een goed werkgever.
3.2Penta was en is niet op de hoogte van de ziektegeschiedenis van [werkneemster]. De uitval op 14 mei 2007 is niet veroorzaakt door psychosociale overbelasting als gevolg van professionaliseringstraject HSA. Dat is een CEDEO-erkend instituut. De arbo-arts [naam] die aan [werkneemster] adviseerde over het HSA-traject was een invalarts die niet van het volledige dossier [werkneemster] op de hoogte was. Namens Penta is [werkneemster] nooit onder druk gezet om met dit traject of voor haar belastende onderdelen daarvan mee te doen. Anders dan [werkneemster] stelt, hanteert Penta weldegelijk arbeidsomstandighedenbeleid. Dat heet bij Penta PSA-beleid.
3.3Tijdens haar ziekteverlof tussen 14 mei 2007 en 3 september 2008 heeft Penta de mogelijkheden onderzocht om [werkneemster] weer aan het werk te krijgen als onderwijsassistent, maar [werkneemster] heeft die mogelijkheden pertinent afgewezen. Tijdens ziekte heeft mediation plaatsgevonden. Pas toen deelde [werkneemster] mee dat zij een border-linestoornis heeft. Eind augustus-begin september 2008 zijn partijen tegen finale kwijting een regeling overeengekomen, waarna [werkneemster] weer aan het werk is gegaan. De brief die Penta in september 2008 aan de ouders stuurde, was omdat er van de ouders klachten waren gekomen over [werkneemster]. [werkneemster] is nooit tegengewerkt bij haar re-integratie. Onjuist is de stelling dat Penta opdracht heeft gegeven voor het doen van meer werk dan toegestaan. [werkneemster] liet zich ook niet wegsturen omdat zij vond dat zij door veel tijd aan ook niet belangrijke zaken te doen, haar werk beter kon doen. Penta heeft nooit opdracht gegeven voor overuren.
3.4Per 15 oktober 2008 heeft [werkneemster] zich opnieuw ziek gemeld. Het is ook onjuist dat [werkneemster] in de periode daarna, toen zij ging re-integreren als begeleider van rugzakleerlingen, heeft gevraagd om cursussen. Pas nadat haar ontslag was aangezegd, heeft [werkneemster] gevraagd om de cursus REC 4.5. Die zou echter niet hebben geleid tot betere re-integratie. Er is ook geen noodzaak tot het doen van cursussen voor de begeleiding van rugzakscholieren. Overigens heeft [werkneemster] wel een cursus gevolgd voor de begeleiding van rugzakleerlingen bij de OBD. [werkneemster] is uitgenodigd voor gesprekken met het re-integratiebureau Top Alliance op 26 augustus 2010 en op 2 september 2010, maar [werkneemster] heeft zich per 28 juli 2010 weer 100 procent ziek gemeld. Ondanks dat de bedrijfsarts [werkneemster] medisch in staat vond om alsnog deel te nemen aan een onderzoek door Top Alliance, is [werkneemster] op 30 september 2010 opnieuw niet verschenen voor een herplaatsingsonderzoek. Het is daardoor uitsluitend door toedoen van [werkneemster] dat niet kon worden vastgesteld welke mogelijkheden zij nog heeft voor het verrichten van arbeid. Op 15 december 2010 is [werkneemster] voor WAO herkeurd. Het UWV heeft haar per 14 oktober 2010 ingeschaald op 80-100 procent arbeidsongeschikt. Op grond van het in deze situatie toepasselijk zijnde artikel 20 Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijs personeel primair onderwijs BZA en artikel 3.9 van de CAO-PO heeft Penta op 30 maart 2011 onder volledige naleving van hetgeen in de cao is bepaald het definitieve besluit genomen [werkneemster] te ontslaan. De ziekte of arbeidsongeschiktheid had toen meer dan 24 maanden onafgebroken geduurd en herstel binnen zes maanden was en is ook nu nog niet te verwachten. [werkneemster] kon tegen het ontslagvoornemen in beroep bij de Commissie van Beroep voor het Katholiek Primair Onderwijs, maar heeft dat niet gedaan.
De beoordeling
4.1De vorderingen van [werkneemster] zijn gebaseerd op een drietal (juridische) grondslagen, te weten: (i) kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst (art. 7:681 BW), (ii) schending van de zorgplicht door Penta (art. 6 lid 2 van het besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijs personeel primair onderwijs BZA en art. 7:658 BW) en (iii) schending van de normen van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). De feiten die [werkneemster] aan haar vorderingen ten grondslag legt, zijn echter min of meer gelijk. Kort gezegd stelt [werkneemster] namelijk dat zij is uitgevallen door het handelen/nalaten van Penta en dat Penta niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan, waardoor [werkneemster] niet heeft kunnen re-integreren. De kantonrechter zal eerst bespreken de vraag of de concrete verwijten die [werkneemster] Penta maakt terecht zijn en vervolgens in hoeverre dat tot aansprakelijkheid van Penta kan leiden.
4.2Bij de bespreking van de feitelijke verwijten aan het adres van Penta, is een aantal tijdsmomenten aan te wijzen:
(i)de periode voorjaar 2007 tot 1 september 2008: het optreden van Penta waardoor [werkneemster] werd gedwongen mee te doen aan de HSA trainingen en het handelen van Penta ([naam]) tijdens de daarop volgende periode;
(ii)september 2008 tot 15 oktober 2008 waarbij [werkneemster] weer aan het werk is gegaan, maar door het optreden/nalaten van Penta op 15 oktober 2008 weer is uitgevallen;
(iii)15 oktober 2008 tot einde dienstverband, waarbij Penta is tekortgeschoten in de nakoming van haar re-integratieverplichtingen.
4.3Bij de beoordeling van de diverse verwijten, dient in gedachten te worden gehouden dat [werkneemster] vanaf 1984 werkzaam is voor (de rechtsvoorganger van) Penta, zij ten gevolge van psychische beperkingen in 1993 is uitgevallen en sinds november 1994 een Wao-uitkering geniet op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45 procent. Sinds november 1994 werkt [werkneemster] op basis van een werktijdfactor 0,6239. Enig verband tussen het werk van [werkneemster] en die psychische beperkingen is gesteld noch gebleken.
Voorjaar 2007-1 september 2008
4.4Voor de beoordeling van de in dit geschil aan de orde zijnde vorderingen is niet relevant of en, zo ja, in welke mate Penta in genoemde periode verwijtbaar jegens [werkneemster] heeft gehandeld. Hoewel [werkneemster] haar verwijten aan het adres van Penta betreffende deze periode voldoende heeft onderbouwd, kan als vaststaand worden aangenomen dat partijen hierover tegen finale kwijting een regeling zijn overeengekomen. Penta heeft daarvoor verwezen naar de betreffende correspondentie tussen de gemachtigde van [werkneemster] en mr. J.H.Th. Frissen, destijds gemachtigde van Penta. De kantonrechter overweegt hierover dat, blijkens de bewoordingen van die brief, de brief van Frissen d.d. 1 september 2008 aan de gemachtigde van [werkneemster] een bevestiging is van eerder gemaakte afspraken. In die brief staat, onder meer, vermeld dat partijen hebben verklaard dat zij, na de betaling van € 23.000,00 aan [werkneemster], niets meer van elkaar te vorderen hebben. [werkneemster] heeft de juistheid van de inhoud van de brief van Frissen nimmer betwist en partijen hebben overigens uitvoering gegeven aan de afspraken zoals verwoord in die brief. De kantonrechter leidt hieruit af dat partijen inderdaad finale kwijting zijn overeengekomen en dat [werkneemster] met betrekking tot hetgeen in die periode is voorgevallen, geen vordering meer op Penta heeft. Daar komt bij dat [werkneemster] per september 2008 weer aan het werk is gegaan overeenkomstig haar aanstelling. Dat [werkneemster] per 1 september 2008 in enige mate ongeschikt was om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, is niet gebleken.
september 2008-15 oktober 2008
4.5Dat [werkneemster] in september 2008 weer aan het werk is gegaan, neemt niet weg dat zij een arbeidsbeperking heeft en daardoor beperkt belastbaar is. [werkneemster] mocht er daarom op rekenen dat Penta haar enige mate van begeleiding zou bieden. Zij ging immers na meer dan een jaar weer aan het werk. Niet in geschil is dat [werkneemster] meer heeft gewerkt dan overeengekomen. Verder staat vast dat [werkneemster] hierover bij Penta (onder andere [naam]) aan de bel heeft getrokken. Het verweer van Penta dat zij tot dat meerwerk geen opdracht heeft gegeven en dat [werkneemster] dit op eigen initiatief heeft gedaan, snijdt geen hout. Van Penta mocht worden verwacht dat zij [werkneemster] actief zou begeleiden en bij mogelijke overschrijding van de voorgeschreven/overeengekomen werktijden, naar huis zou sturen. De verwijten die [werkneemster] Penta op dit punt maakt zijn terecht. Echter, onvoldoende onderbouwd heeft [werkneemster] een verband tussen het handelen/nalaten van Penta en de uitval van [werkneemster]. [werkneemster] heeft namelijk geen enkel inzicht gegeven in de gevolgen die het handelen/nalaten van Penta op haar psychische gestel had. De algemene mededeling dat zij psychische beperkingen heeft, is daarvoor te algemeen. Ter comparitie heeft [werkneemster] nog aangevoerd dat een psychiater het verband tussen het handelen/nalaten van Penta en de uitval van [werkneemster] heeft vastgesteld. Daar heeft [werkneemster] echter aan toegevoegd dat die psychiatrische rapportage betrekking heeft op de periode gelegen voor 1 september 2008 en niet op de hier aan de orde zijnde periode. Daar komt bij dat [werkneemster] de kantonrechter geen enkele inzicht heeft gegeven in de verdere constateringen van de psychiater. De kantonrechter ziet, gelet op het voorgaande geen aanleiding in te gaan op het aanbod van [werkneemster] om op een later moment de psychiatrische rapportage alsnog in het geding te brengen. Evenmin ziet de kantonrechter aanleiding om [werkneemster], zoal verzocht, in een later stadium alsnog in de gelegenheid te stellen het verband tussen het handelen/nalaten van Penta en de uitval van [werkneemster] nader te onderbouwen. [werkneemster] miskent namelijk dat zij dit al in een eerder stadium (bij dagvaarding en uiterlijk bij gelegenheid van de comparitie) had moeten doen.
15 oktober 2008- einde dienstverband
4.6Voor de beoordeling van de verwijten die [werkneemster] Penta maakt betreffende de periode na 15 oktober 2008, verwijst de kantonrechter naar de vorige rechtsoverweging. Daaraan kan worden toegevoegd dat [werkneemster] inmiddels geheel arbeidsongeschikt is bevonden voor haar eigen en ander passend werk. De oorzaken daarvoor zijn gesteld noch gebleken. [werkneemster] heeft geen inzicht gegeven op welke wijze Penta haar had moeten laten re-integreren nadat [werkneemster] geheel arbeidsongeschikt werd beoordeeld.
4.7Dan komt de kantonrechter nu aan de juridische grondslagen van de vorderingen.
kennelijk onredelijk ontslag
4.8Over het kennelijk onredelijk zijn van het ontslag, heeft [werkneemster] daarover tijdens de comparitie aangevoerd dat het ontslag kennelijk onredelijk is ingevolge het gevolgencriterium van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW. Ter feitelijke onderbouwing van haar vordering op dit punt heeft [werkneemster] vooral gewezen op de hiervoor reeds besproken verwijten aan het adres van Penta over de oorzaken van haar uitval en op de gebrekkige wijze waarop Penta invulling heeft gegeven aan haar re-integratieverplichtingen. De kantonrechter heeft daarover zijn oordeel al gegeven. Dat neemt echter niet weg dat een ontslag naar haar gevolgen kennelijk onredelijk kan zijn. Immers, om dat te beoordelen moeten alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking worden genomen. Tot die omstandigheden behoren, onder meer, de leeftijd van [werkneemster], de lengte van het dienstverband, de kans om op de arbeidsmarkt terug te keren en de financiële gevolgen van de opzegging voor [werkneemster].
4.9In dat kader is van belang of [werkneemster] ten tijde van de ontslagaanzegging nog aanspraak had op loon en op naleving van re-integratieverplichtingen door Penta. Het wettelijk stelsel houdt op dit punt, kort gezegd, in dat de werkgever in geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van de werknemer enerzijds gehouden is gedurende 104 weken het naar tijdruimte vastgestelde loon binnen de grenzen zoals bepaald in art. 7:629 lid 1 BW te betalen, en anderzijds gedurende die periode de re-integratie van zijn werknemer binnen het eigen bedrijf, dan wel in het bedrijf van een andere werkgever, te bevorderen (art. 7:658a BW). Dit stelsel brengt mee dat, indien de werknemer als gevolg van de re-integratie andere (passende) werkzaamheden is gaan verrichten, zonder dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden, en hij gedurende of na afloop van de periode van 104 weken opnieuw door ziekte uitvalt, de werkgever niet gehouden is (wederom) diens loon door te betalen. Het voorgaande betekent dat, uitgaande van een ziekmelding per 15 oktober 2008 en een voordurende arbeidsongeschiktheid sindsdien, de loonbetalingsverplichting jegens [werkneemster] per 18 oktober 2010, althans ruim voor de datum van opzegging, is geëindigd. Na 18 oktober 2010 bestond gedurende het dienstverband krachtens artikel 7:658a eerste lid BW nog wel de verplichting te bevorderen dat [werkneemster] het eigen werk dan wel ander passend werk binnen Penta zou gaan verrichten. Echter, zelfs indien kan worden aangenomen dat Penta die verplichting onvoldoende is nagekomen (hetgeen Penta betwist), blijkt niet dat [werkneemster] hierdoor in een slechtere positie is geraakt. Zij was immers volledig arbeidsongeschikt voor eigen en ander passend werk en [werkneemster] heeft onvoldoende aangevoerd waaruit blijkt dat zij in een betere positie was geweest indien Penta de re-integratieverplichtingen wel was nagekomen.
4.10Mede in aanmerking nemend alle andere omstandigheden van het geval, is de conclusie dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is. Voor zover het gevorderde is gegrond op het kennelijk onredelijk zijn van het ontslag, wordt dat afgewezen.
schending zorgplicht en normen goed werkgeverschap
4.11Voor zover [werkneemster] aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd dat Penta heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht en met de normen van goed werkgeverschap, overweegt de kantonrechter het volgende. Zoals hiervoor is besproken, heeft [werkneemster] in zijn algemeenheid het verband tussen de verwijten aan het adres van Penta en de door haar gestelde schade onvoldoende onderbouwd. Dat is wellicht anders waar het betreft de verwijten aan het adres over het gebeurde in de periode van het voorjaar 2007 tot september 2008. Daarvan heeft de kantonrechter echter al vastgesteld dat partijen, na de betaling van € 23.000,00 aan [werkneemster], niets meer van elkaar te vorderen hadden. De conclusie is dat ook het gevorderde voor zover dit is gebaseerd op schending van de zorgplicht door Penta en schending van de verplichtingen van goed werkgeverschap wordt afgewezen.
4.12[werkneemster] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vorderingen af.
Veroordeelt [werkneemster] in de proceskosten, die tot heden voor Penta worden vastgesteld op een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van Penta [waarover Penta geen BTW verschuldigd is].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 26 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter