ECLI:NL:RBALK:2012:BW0358

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
132108 - FA RK 11-868
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor geslachtsnaamwijziging van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging van een minderjarige, hierna te noemen [MINDERJARIGE]. De vrouw, verzoekster, heeft op 20 oktober 2011 nadere stukken ingediend, terwijl de man, gerekwestreerde, geen verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2012 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, mr. S.D. Bhagwandin en mr. P.F.M. Deijkers.

De rechtbank overweegt dat partijen gezamenlijk belast zijn met het gezag over [MINDERJARIGE], en dat er een geschil is over de gezamenlijke gezagsuitoefening. De rechtbank heeft vastgesteld dat [MINDERJARIGE], inmiddels dertien jaar oud, geen contact meer heeft met de man en dat hij in het verleden gepest is met zijn achternaam, [PESTNAAM]. Hij heeft de achternaam van de vrouw gebruikt en wenst nu ook officieel deze naam te dragen.

De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit geslachtsnaamwijziging, in overweging genomen. Gezien de omstandigheden, waaronder de emotionele belasting voor [MINDERJARIGE] door zijn huidige achternaam, heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van [MINDERJARIGE] is om de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor het indienen van het verzoekschrift tot geslachtsnaamwijziging. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
HZ
zaak- en rekestnummer: 132108 / FA RK 11-868
datum: 1 februari 2012
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[DE VROUW],
wonende te [WOONPLAATS DE VROUW],
verzoekende partij,
advocaat: mr. S.D. Bhagwandin,
tegen:
[DE MAN],
wonende te [WOONPLAATS DE MAN],
gerekwestreerde,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 27 september 2011 het verzoekschrift van de vrouw ingekomen, waarin wordt verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming aan de vrouw te verlenen voor de ontbrekende instemming van de man, zodat de vrouw ten behoeve van de minderjarige
[MINDERJARIGE], geboren in [GEBOORTEPLAATS MINDERJARIGE] op [GEBOORTEDATUM MINDERJARIGE] (hierna te noemen: [MINDERJARIGE]), zelfstandig het verzoekschrift tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie kan indienen.
Namens de vrouw zijn op 20 oktober 2011 nadere stukken ingediend.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
[MINDERJARIGE] is opgeroepen voor een gesprek met de rechter en is aldaar verschenen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 januari 2012, alwaar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Bhagwandin, alsmede de man, bijgestaan door mr. Deijkers.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Partijen zijn gehuwd geweest. Tijdens het huwelijk is [MINDERJARIGE] geboren. In mei 2002 is het huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap, welk partnerschap bij beschikking van deze rechtbank van 7 november 2002 is ontbonden. Partijen zijn gezamenlijk belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [MINDERJARIGE]. [MINDERJARIGE] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd.
[MINDERJARIGE] heeft sinds april 2007 geen contact meer met de man. [MINDERJARIGE] lijdt onder het feit dat hij formeel de geslachtsnaam van de man draagt. [MINDERJARIGE] heeft al meerdere jaren de wens zijn geslachtsnaam te wijzigen in die van de vrouw. [MINDERJARIGE] gebruikt de geslachtsnaam van de vrouw in het dagelijks leven. De confrontatie met de geslachtsnaam van de man is emotioneel zwaar beladen voor [MINDERJARIGE] en het verslechtert telkens zijn gemoedstoestand. De oorzaak hiervan is gelegen in het verleden. [MINDERJARIGE] heeft veel spanningen meegemaakt ten gevolge van de opstelling van de man. De man heeft [MINDERJARIGE] en de vrouw op 2 juli 2002 gestalkt en bedreigd. De man heeft [MINDERJARIGE] zonder toestemming van de vrouw meegenomen. De man is hiervoor aangehouden en veroordeeld. [MINDERJARIGE] is bang voor de man. De man heeft in 2002 en 2006 om omgang verzocht. In 2002 is een begeleide omgangsregeling vastgesteld. In 2006 vond op zaterdagen omgang plaats. Dit was niet in het belang van [MINDERJARIGE]. De omgangsregeling heeft een half jaar geduurd. Vanaf april 2007 heeft de man geen interesse meer getoond in [MINDERJARIGE]. De man woont samen en heeft met zijn partner een kind. De man heeft de door de rechtbank vastgestelde alimentatie nooit vrijwillig voldaan.
Op dit moment is de situatie bedaard en gaat het goed met [MINDERJARIGE]. Hij heeft een goede band met de vrouw en is gelukkig. Thans is het van belang dat de geslachtsnaam van [MINDERJARIGE] zo spoedig mogelijk wordt gewijzigd, zodat ook wat dat betreft rust ontstaat voor [MINDERJARIGE].
De man heeft ter zitting het volgende aangevoerd.
De rode draad in de situatie na het uiteengaan van partijen is dat de man door de vrouw op afstand van [MINDERJARIGE] wordt gehouden. De man acht strijd met de vrouw niet in het belang van [MINDERJARIGE] en houdt daarom afstand. In 2007 werd de omgang afgezegd via sms omdat de vrouw in het ziekenhuis lag. Daarna is de omgang niet meer op gang gekomen. De man kon in de ogen van de vrouw nooit goed doen. De vrouw wilde niet dat de man contact met haar opnam. De man was de eeuwige strijd zat. De man heeft niet veel meer overgehouden uit de strijd, maar wil wel dat [MINDERJARIGE] zijn achternaam houdt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu partijen gezamenlijk zijn belast met het gezag over [MINDERJARIGE], is sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening zoals bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ingevolge het bepaalde in lid 1 van dit artikel dient de rechter een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ofschoon rechtstreekse toetsing door de burgerlijke rechter aan artikel 3 van het Besluit geslachtsnaamwijziging (hierna: het Besluit) niet mogelijk is, dient het bepaalde in dit artikel en wat daarover in de nota van toelichting bij het Besluit is vermeld, bij voormelde beoordeling mede in aanmerking te worden genomen. Het Besluit is gebaseerd op artikel 1:7 van het BW waarin is bepaald dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger, door de Koning kan worden gewijzigd. In artikel 3, vierde lid, onder c, van het Besluit is bepaald dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt afgewezen, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaam-wijziging, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft. Blijkens de nota van toelichting bij het Besluit wordt het verantwoord geacht om, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamwijziging van kinderen van twaalf jaren of ouder, deze met hun instemming wel toe te staan.
[MINDERJARIGE] is nu dertien jaar. [MINDERJARIGE] heeft geen contact meer met de man en heeft in het gesprek met de rechter aangegeven dit ook niet meer te wensen. Omdat hij op school gepest werd met de naam [PESTNAAM] is [MINDERJARIGE] de achternaam van de vrouw gaan gebruiken. [MINDERJARIGE] wil nu ook officieel deze naam als achternaam.
De beëindiging van de relatie tussen partijen is reeds langere tijd geleden. Ook de escalatie destijds ligt al wat langer in het verleden. De impact hiervan is echter bij de vrouw en [MINDERJARIGE] nog voelbaar. In de loop der jaren, waarin een aantal rechtszaken omtrent de omgang hebben gespeeld, is de slechte relatie tussen partijen in stand gebleven. De vrouw noch de man hebben pogingen gedaan hun onderlinge relatie als ouders van [MINDERJARIGE] te verbeteren. Na een periode van omgang met [MINDERJARIGE] in 2007 is de omgangsregeling na een afzegging door de vrouw in verband met een ziekenhuisopname, niet meer verder nageleefd. Zowel de man als de vrouw hebben er niets aan gedaan om deze situatie te herstellen.
Nu [MINDERJARIGE] in zijn wens tot geslachtsnaamwijziging volhardt, dient op grond van het wettelijk kader dat hiervoor is weergegeven, uitgangspunt te zijn dat [MINDERJARIGE] thans in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en een inschatting van de gevolgen van een geslachtsnaamswijziging. Gelet op de stukken, de mondelinge behandeling en het gesprek van [MINDERJARIGE] met de rechter, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [MINDERJARIGE] is om de vrouw vervangende toestemming te verlenen tot het indienen van een verzoekschrift tot geslachtsnaamwijziging van [MINDERJARIGE].
DE BESLISSING
De rechtbank:
Verleent aan de vrouw vervangende toestemming tot indiening van een verzoekschrift bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige [MINDERJARIGE], geboren in [GEBOORTEPLAATS MINDERJARIGE] op [GEBOORTEDATUM MINDERJARIGE].
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2012, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier.
U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.