ECLI:NL:RBALK:2012:BW0300

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810015.12
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na onrechtmatige staandehouding en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van het verkopen en in bezit hebben van cocaïne. De verdediging stelde dat de staandehouding van [verdachte] onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond op het moment van de staandehouding, zoals vereist door artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 6 januari 2012 [verdachte] in een auto zagen rijden en besloten om hem te volgen. Tijdens de staandehouding werd [verdachte] gevraagd naar zijn identiteitsbewijs, waarna er een stapel bankbiljetten en 21 wikkels met cocaïne werden aangetroffen.

De rechtbank oordeelde dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat de verbalisanten niet beschikten over een redelijk vermoeden van schuld. Dit vormverzuim leidde tot de conclusie dat het bewijs dat na de staandehouding was verkregen, uitgesloten moest worden van het bewijs. Aangezien er geen ander wettig bewijs was dat de tenlastegelegde feiten kon ondersteunen, sprak de rechtbank [verdachte] vrij van de beschuldigingen. De rechtbank besloot ook dat de inbeslaggenomen wikkels met cocaïne onttrokken moesten worden aan het verkeer, maar dat de inbeslaggenomen telefoons en het geldbedrag aan [verdachte] moesten worden teruggegeven. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810015.12 (P)
Datum uitspraak: 20 maart 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord – HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, en door [verdachte] naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2011 tot en met 6 januari 2012 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Castricum en/of de gemeente Heerhugowaard, althans in het arrondissement Alkmaar, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2012 in de gemeente Castricum opzettelijk aanwezig heeft gehad 21 wikkels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is [verdachte] daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Op 6 januari 2012 is de verdachte door een opsporingsambtenaar staande gehouden in Castricum. Bij de verdachte zijn vervolgens een stapel bankbiljetten en 21 wikkels aangetroffen. De stof in de wikkels is naderhand positief getest op cocaïne. De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte heeft gedeald in cocaïne en of hij in het bezit is geweest van cocaïne.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Op grond van de processen-verbaal van bevindingen acht de officier van justitie de aanhouding van de verdachte rechtmatig.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de staandehouding van [verdachte] onrechtmatig was. Er was immers ten tijde van die staandehouding geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering en daarnaast is het ook niet toegestaan een persoon staande te houden ter vaststelling van diens identiteit indien de identiteit van een verdachte, zoals hier het geval was, al bekend is bij de verbalisanten.
De raadsman stelt dat al het bewijsmateriaal dat is verkregen na en als gevolg van de onrechtmatige staandehouding “fruits of the poissoned tree” zijn en dat deze dienen te worden uitgesloten van het bewijs en dat [verdachte], nu er geen rechtmatig verkregen bewijs voorhanden is, dient te worden vrijgesproken.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] komen vast te staan dat zij op 6 januari 2012 te 22.30 uur in een onopvallend politievoertuig op de Uitgeesterweg in Limmen reden en dat hen een Volkswagen Golf met het kenteken [KENTEKEN] voorbij reed. De verbalisant [verbalisant 1] zag de hem ambtshalve bekende [verdachte] alleen in deze auto zitten. De verbalisanten relateren vervolgens dat het hen uit interne berichtgeving bekend was geworden dat genoemde [verdachte] een conflict had gehad met een aantal personen, betreffende een partij gestolen, dan wel verduisterde softdrugs.
In het proces-verbaal is vervolgens gerelateerd dat de verbalisanten besluiten om de bewegingen van [verdachte] gade te slaan en hem voor een korte periode te volgen.
Vervolgens is in het proces-verbaal gerelateerd dat de verbalisant [verbalisant 3] in een opvallend politievoertuig [verdachte] op de Stationsweg in Castricum een stopteken heeft gegeven.
De verbalisant [verbalisant 2] is vervolgens samen met de verbalisant [verbalisant 3] naar het voertuig van [verdachte] gelopen en heeft [verdachte] om zijn identiteitsbewijs gevraagd.
Vervolgens zijn door de verbalisant [verbalisant 1] bij [verdachte] een stapel bankbiljetten, twee mobiele telefoons en een gripzak met 21 wikkels aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant 3] blijkt dat hij op 6 januari 2012, omstreeks 22.30 uur via de portofoon hoorde dat twee collega’s in burger achter een auto, voorzien van het kenteken [KENTEKEN] aanreden en dat het hen ambtshalve bekend was dat de bestuurder van dit voertuig handelde in verdovende middelen en dat zij hem en zijn voertuig wilden controleren. De verbalisant heeft vervolgens gezien dat de door zijn collega’s bedoelde auto’s stopte bij een man die bij een bushalte stond. De verbalisant heeft het voertuig met het kenteken [KENTEKEN] vervolgens een stopteken gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van de staandehouding van [verdachte] door de verbalisant [verbalisant 3] geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering.
De enkele omstandigheid dat [verdachte] ambtshalve bekend was bij de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omdat hij was genoemd in de interne berichtgeving van de politie in verband met mogelijke betrokkenheid bij een conflict over softdrugs, is in dit verband niet voldoende. Dit wordt niet anders door de constatering van verbalisant [verbalisant 3] dat er iemand bij [verdachte] in de auto stapt. Derhalve hadden de verbalisanten niet mogen overgaan tot het staande houden van [verdachte] en evenmin tot het toepassen van het dwangmiddel “onderzoek aan kleding”.
5. vrijspraak
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het optreden van de verbalisanten jegens [verdachte] onrechtmatig is geweest. Omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim inhoudende schending van een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift en er tevens sprake is van een direct causaal verband tussen het geschonden voorschrift en het verkregen bewijsmateriaal, dienen de resultaten verkregen als gevolg van de onrechtmatige staandehouding uitgesloten te worden van het bewijs.
Nu er overigens onvoldoende wettige bewijsmiddelen zijn waaruit kan blijken dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
6. motivering van de maatregel
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen wikkels met cocaïne dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
7. Beslissing omtrent overige inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen geldbedrag ad € 520,- en de inbeslaggenomen telefoontoestellen dienen te worden teruggegeven aan [verdachte].
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat hij als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbeslaggenomen personenauto, merk Volkswagen Golf, kenteken [KENTEKEN] en het inbeslaggenomen navigatiesysteem, merk Mio, dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
8. Toegepaste wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de inbeslaggenomen 21 wikkels met cocaïne.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de inbeslaggenomen telefoontoestellen, merk Nokia en het geldbedrag ad € 520,-
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen personenauto, merk Volkswagen Golf, kenteken [KENTEKEN] en het inbeslaggenomen navigatiesysteem, merk Mio.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans-Wolters, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2012.