ECLI:NL:RBALK:2012:BV9281

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/282
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering bij whiplashklachten en onzorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 23 februari 2012 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.M. de Waard, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op basis van de vaststelling dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 30 juni 2008 uitviel voor zijn werkzaamheden als vrachtwagenmonteur door hoofdpijnklachten en dat hij op 30 augustus 2008 betrokken raakte bij een aanrijding, wat leidde tot nekklachten. Ondanks het ontbreken van afwijkingen bij MRI-onderzoek, heeft eiser langdurige klachten ervaren en is hij onder behandeling geweest bij verschillende zorgverleners. De verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts hebben whiplash (WAD I/II) gediagnosticeerd, maar eiser betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, met name het niet opvragen van informatie bij de behandelende sector.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat de verzekeringsarts het Verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash associated disorder I/II niet had toegepast. Dit protocol bevat belangrijke aandachtspunten voor de beoordeling van de functionele mogelijkheden van iemand met whiplash. De rechtbank concludeerde dat de functionele mogelijkheden van eiser niet adequaat waren beoordeeld, wat leidde tot de beslissing dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de functionele mogelijkheden van eiser opnieuw beoordeeld dienen te worden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/282
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2012 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser
gemachtigde mr. S.M. de Waard,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar), verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2010 heeft verweerder eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd met ingang van 28 juni 2010, omdat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd in de zin van die wet.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 14 december 2010 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 6 juni 2011, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door J.A. de Haan. Het onderzoek is geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere informatie van de fysiotherapeut in het geding te brengen. De informatie is van eiser ontvangen en verweerder heeft hierop schriftelijk gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 11 januari 2012. Eiser is verschenen, vergezeld van
zijn stiefvader [naam1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Ritsma.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.
Eiser is op 30 juni 2008 uitgevallen voor zijn werkzaamheden als vrachtwagenmonteur in verband met hoofdpijnklachten. Vervolgens is eiser op 30 augustus 2008 in zijn stilstaande auto van achter aangereden. Sindsdien heeft hij onder meer nekklachten. Bij MRI-onderzoek door de neuroloog werden geen verklarende afwijkingen aan zijn nek gevonden. Eiser is van 8 september 2008 tot 12 maart 2010 onder behandeling geweest van een fysiotherapeut en hij heeft tot begin juli 2010 een multidisciplinaire arbeidsrevalidatietraining met IRO-traject bij revalidatie-instituut Heliomare gevolgd. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hebben een whiplash trauma, WAD I/II (whiplash associated disorder) gediagnosticeerd.
2. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder terecht en op goede gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser heeft vastgesteld op minder dan 35% en in verband daarmee een WIA-uitkering heeft geweigerd met ingang van 28 juni 2010.
3. De beoordeling of iemand arbeidsongeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Bij deze beoordeling maakt de verzekeringsarts zoveel mogelijk gebruik van de bij ministeriële regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid of de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid kunnen ondersteunen. Dit laatste volgt uit artikel 6, zesde lid, van de Wet WIA.
4. Eiser voert in beroep onder meer aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat geen informatie bij de behandelende sector is opgevraagd. Verweerder meent dat zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts zich bij de oordeelvorming mede hebben gebaseerd op de informatie uit de behandelde sector. De rechtbank stelt vast dat er (opgevraagde) informatie uit de curatieve sector aanwezig is en is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts ervan blijk heeft gegeven deze informatie te hebben betrokken in zijn onderzoek. De rechtbank wijst hierbij met name op diverse informatie van Heliomare en van neuroloog dr. R.L.C. Vogels. Ter zitting van 6 juni 2011 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere informatie van zijn fysiotherapeut in te brengen. Deze informatie, neergelegd in een brief van 7 juni 2011, heeft verweerder geen aanleiding gegeven het standpunt - dat de WIA-uitkering moet worden geweigerd, omdat eiser minder dan 35 % arbeidsongeschikt is - te wijzigen.
De rechtbank onderschrijft al met al niet het standpunt van eiser dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest door het niet opvragen of betrekken van informatie van de behandelaars van eiser.
5. De rechtbank is echter op andere gronden wel van oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Gezien de diagnose whiplash en de door eiser gestelde beperkingen op energetisch gebied had het op de weg van de (bezwaar)verzekeringsarts gelegen om het Verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash associated disorder I/II (verder: het protocol) toe te passen. Uit de Regeling Verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten (Regeling van 31 januari 2006, Stcrt. 33, houdende regels met wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid op grond van de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten kunnen ondersteunen, zoals deze regeling laatstelijk is gewijzigd bij de Regeling van 9 december 2009, Stcrt.19487) blijkt dat de verzekeringsarts als hulpmiddel gebruik dient te maken van de in de bijlage 13 bij deze Regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de diagnose Whiplash. In het dossier komt nergens naar voren dat deze bijlage, zijnde het protocol, is toegepast, zodat de rechtbank concludeert dat verweerder geen acht heeft geslagen op het protocol.
Volgens het protocol zijn de aandachtspunten bij de beoordeling van de functionele mogelijkheden van iemand met WAD I/II bij specifieke voorwaarden voor persoonlijk functioneren onder meer: hoog handelingstempo, deadlines en productiepieken, langer durende mentale inspanning, met name aandacht en concentratie. Bij de fysieke belasting zijn energetische belastende dynamische handelingen, bijvoorbeeld lopen, traplopen, tillen, dragen, frequent uitgevoerde handelingen een aandachtspunt en voorts de werktijden.
Nu in eisers Functionele Mogelijkhedenlijst van 31 maart 2010 - die volgens de bezwaarverzekeringsarts een juiste weergave van eisers belastbaarheid is - in het geheel geen beperkingen zijn opgenomen bij “Persoonlijk functioneren” en “Werktijden” en tevens een toelichting bij die onderdelen ontbreekt, is de rechtbank in het licht van het protocol van oordeel dat sprake is van een onzorgvuldige beoordeling van eisers functionele mogelijkheden.
Het bestreden besluit waarbij verweerder de vaststelling van eisers arbeidsongeschiktheid op minder dan 35% heeft gehandhaafd kan daarom niet in stand blijven.
6. Aan een toetsing van de arbeidskundige kant van het bestreden besluit en de beoordeling van eisers overige beroepsgronden komt de rechtbank gezien bovenstaande niet toe.
7. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen. Met inachtneming van het protocol dienen daartoe eerst de functionele mogelijkheden van eiser opnieuw te worden beoordeeld. Bij voorkeur geschiedt dit door een (bezwaar)verzekeringsarts die niet eerder een beoordeling over eisers functionele mogelijkheden heeft gegeven.
8. Het beroep is gegrond en daarom dient verweerder aan eiser het door hem
betaalde griffierecht van € 41,- te voldoen.
9. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,-. Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting op 6 juni 2011 één punt met een waarde van € 437,- toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
Aangezien eiser met een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand heeft
geprocedeerd dienen deze kosten te worden voldaan door betaling aan de griffier.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,- te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A. Swildens, rechter, in aanwezigheid van
O. Bergmans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2012.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.