RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummers: 14.810514-11 en 14.810085-10 (TUL) (P)
Datum uitspraak: 28 februari 2012
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Haarlem, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijzing van de tenlastelegging met betrekking tot feit 1 is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 1 november 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Ramen, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand)tas (onder meer inhoudende identiteitspapieren en/of een portemonnee en/of geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] op het hoofd heeft geslagen en/of aan haar arm heeft vastgehouden en/of met kracht die tas van haar arm heeft getrokken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2011 tot en met 26 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Mient, in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- met zijn fiets tegen de fiets van die [slachtoffer 2] is aangereden en/of
- die [slachtoffer 2] de doorgang heeft belet door met die fiets dwars voor die [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of
- met zijn hand in/aan de broek- en/of jaszak(ken) van die [slachtoffer 2] heeft gezocht/gevoeld
- (daarbij) heeft geroepen "Geef me geld, ik heb geld nodig!" en/of "Ga mee naar de bank, maak me niet boos" en/of
- (vervolgens) die telefoon uit de kleding van die [slachtoffer 2] heeft gepakt;
3.
hij op of omstreeks 31 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Europaboulevard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 5,- euro (uit een portemonnee) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte onverhoeds zijn hand in de broekzak van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en/of daaruit een mobiele telefoon heeft gegrepen en/of die [slachtoffer 3] een krachtige stomp in zijn maag, althans op/tegen diens lichaam, heeft gegeven en/of die [slachtoffer 3] met kracht heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 3] achterover op straat is gevallen;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Langestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte al fietsend die [slachtoffer 4], die zich ook op de fiets voortbewoog, heeft afgesneden en/of heeft klem gereden en/of die [slachtoffer 4] vervolgens (onverhoeds) bij zijn broekzak heeft vastgepakt en/of die broekzak kapot heeft gescheurd;
5.
hij op of omstreeks 30 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of een portemonnee en/of een telefoon, in elk geval enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [slachtoffer 5] aan te spreken en te vragen "Wat heb je bij je?" en/of (onverhoeds) zijn, verdachtes, armen naar die [slachtoffer 5] uit te strekken naar de broekzakken van die [slachtoffer 5] en/of (onverhoeds) die [slachtoffer 5] bij zijn heupen vast te pakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Aan de verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vier berovingen op straat en één poging daartoe, waarbij hij zich gewelddadig jegens de slachtoffers heeft gedragen.
De verdachte heeft zowel in het voorbereidend onderzoek als op de terechtzitting ontkend betrokken te zijn geweest bij deze feiten.
De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 1 november 2011 omstreeks 01.50 uur liep mevrouw [slachtoffer 1], als prostituee werkzaam op de Achterdam, samen met twee vriendinnen richting haar huis op de [adres 1] te Alkmaar. Tijdens het lopen kwam een man vlak achter haar fietsen die haar net niet raakte. Op een gegeven moment liepen haar vriendinnen een andere richting op. Toen mevrouw [slachtoffer 1] voornoemd (hierna kortweg: [slachtoffer 1]) bijna thuis was zag zij diezelfde man naast haar staan. Ze voelde dat ze werd geslagen achter op haar hoofd en dat ze werd vastgehouden aan haar rechterarm. De man trok haar handtas van haar arm. In haar tas zat een portemonnee met onder andere een verblijfsdocument, een Roemeense ID-kaart, een Roemeens paspoort, een geboortecertificaat en 60 euro.
Eén van de twee vriendinnen die met [slachtoffer 1] richting haar huis was gelopen, wordt door [slachtoffer 1] [getuige 1] genoemd. [getuige 1] had de man op de fiets ook gezien en [slachtoffer 1] had de dag na de beroving aan [getuige 1] verteld dat deze man haar van haar tas had beroofd. Op 2 november 2011 omstreeks 00.30 uur vertelde [getuige 1] aan [slachtoffer 1] dat ze de man die de tas had geroofd, zag staan. [slachtoffer 1] is hierop naar de beveiliging gelopen en zij hebben de man vastgehouden.
[slachtoffer 1] had deze man drie of vier keer eerder gezien en zij kent hem goed van gezicht. Zij herkende de man op 2 november 2011.
[getuige 1], die voluit [getuige 1] heet, kende deze man ook al eerder van gezicht. Zij had deze man tweemaal als klant gehad.
Op 2 november 2011 te 01.05 uur heeft de politie op de locatie Dijk te Alkmaar als verdachte aangehouden: [verdachte], geboren op [geboortedatum].
Op 3 november 2011 heeft verbalisant [verbalisant 1] camerabeelden van de afdeling Stadstoezicht ontvangen. In zijn proces-verbaal van bevindingen geeft de verbalisant aan dat op deze beelden is te zien dat de aangeefster en twee andere dames op 1 november 2011 omstreeks 02.14 uur over de Koningstraat richting de Gedempte Nieuwesloot lopen. Parallel aan deze weg loopt de Markstraat en aldaar is te zien dat de verdachte [verdachte] richting de Gedempte Nieuwesloot fietst. Voorts is te zien dat de aangeefster omstreeks 02.16 uur voor haar woning wordt aangevallen door een manspersoon. Vlak daarvoor laat de verdachte een op een fiets gelijkend voorwerp op de grond vallen. Er vindt een flinke strubbeling plaats op de Ramen en er wordt over en weer getrokken aan een voorwerp. Enkele seconden later rent de verdachte weg de Gedempte Nieuwesloot op. Omstreeks 02.17 uur rent de verdachte duidelijk in beeld de Magdalenenstraat in en hij verbergt zichtbaar iets onder zijn jas.
Bespreking verweer van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van laatstgenoemd bij voetnoot 6 vermeld proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2011 betoogd dat dit proces-verbaal van het bewijs dient te worden uitgesloten. De raadsman heeft in dat verband aangevoerd dat de camerabeelden dan wel prints van deze beelden zich niet in het dossier bevinden. Met een beroep op een uitspraak, gepubliceerd onder nummer LJN: BE0018, heeft de raadsman betoogd dat deze beelden aan het dossier hadden moeten worden toegevoegd. De raadsman heeft verklaard dat hij, gelet op zijn agenda, de dag voor de zitting (13 februari 2012) de beelden op het politiebureau had willen bekijken, maar dat dit op die dag niet mogelijk was. Aldus heeft hij de beelden niet kunnen controleren.
Ter terechtzitting zijn de beelden niet getoond, omdat dit wegens verschillende software systemen bij de politie en bij de rechtbank niet mogelijk was gebleken. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de cd-rom met de beelden aan het originele dossier is toegevoegd, maar dat deze - vanwege het verzoek van de raadsman om de beelden te bekijken - vanaf half januari 2012 op het politiebureau lag. Aan de raadsman is vanaf half januari de gelegenheid geboden de beelden op het politiebureau te bekijken.
De rechtbank is van oordeel dat er geen grond is om voornoemd proces-verbaal van het bewijs uit te sluiten. De door de raadsman aangehaalde uitspraak ziet op omstandigheden die in deze zaak niet aan de orde zijn. De raadsman heeft in de onderhavige zaak het verzoek aan de officier van justitie gedaan om de beelden te bekijken. Om die reden is de cd-rom uit het dossier verwijderd en voor inzage beschikbaar geweest op het politiebureau. Het is aan de raadsman om het bekijken van deze beelden tijdig te plannen, indien hij die beelden wenst te toetsen aan hetgeen daaromtrent is gerelateerd in een proces-verbaal. Daags voor de zitting bleek dit niet meer mogelijk te zijn. Daarnaast heeft de raadsman kort voor de zitting aan de officier van justitie verzocht de beelden ter zitting beschikbaar te hebben. Ook dit verzoek is gehonoreerd. Ter terechtzitting bleek dit afspelen vanwege de softwareverschillen echter niet mogelijk te zijn. De rechtbank tekent hierbij aan dat ingeval van een tijdig gedaan verzoek tot het afspelen van beelden eerder dan op de zittingsdag kan worden onderzocht - en veelal ook wordt onderzocht - of het afspelen met de beschikbare apparatuur mogelijk is.
Het beroep op bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.
ten aanzien van feit 2
Op 25 oktober 2011 omstreeks 23.55 uur fietste de heer [slachtoffer 2] (hierna kortweg: [slachtoffer 2]) van het Waagplein naar Verdronkenoord te Alkmaar. Ter hoogte van de Mient kwam een man aanfietsen die met zijn fiets tegen de fiets van [slachtoffer 2] aanreed. Hierdoor kwam [slachtoffer 2] bijna ten val en stopte hij. De man ging met zijn fiets dwars voor [slachtoffer 2] staan en zei: “geef me geld, ik heb geld nodig.” [slachtoffer 2] voelde dat de man aan zijn jaszakken en broekzak begon te zitten. De man zei: “ga mee naar de bank, maak me niet boos.” De man haalde de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] uit diens linker jaszak. De man reed op een zwarte opoefiets.
Een ter plaatse aanwezige getuige, [getuige 2] (hierna kortweg: [getuige 2]), zag in de nacht van 25 op 26 oktober 2011 omstreeks 00.00 uur een ruzie tussen 2 blanke jongens en een donkere man. Nadat de blanke jongens hadden weten weg te komen, zag [getuige 2] dat er een andere jongen alleen kwam aanfietsen. Ze zag dat de donkere man zijn fiets voor de jongen op de grond gooide, waardoor de jongen niet weg kon. Ze hoorde de man iets zeggen ‘…euro’. Ze zag dat de man de jongen fouilleerde. Ze hoorde de jongen zeggen: “ik zei toch dat ik geen geld had” en ze hoorde de man zeggen: “fuck you dan als je geen geld hebt”. De jongen heeft toen zijn fiets gepakt en is snel weggefietst. De man is toen ook weggefietst over de Mient het Fnidsen op. De man reed op een soort opoefiets, zwart van kleur.
Op 3 november 2011 heeft verbalisant [verbalisant 2] de van de afdeling Stadstoezicht ontvangen camerabeelden bekeken. Deze beelden betreffen opnamen van 25 oktober 2011 omstreeks 23.55 uur en van 26 oktober 2011 omstreeks 00.15 uur. Op de camerabeelden is te zien dat om 23.55 uur een man op een zwarte opoefiets aan komt fietsen vanuit het Fnidsen uit de richting van de Mient. Op de camerabeelden van de hoek Achterdam-Dijk van 23.58 uur is te zien dat diezelfde man op de fiets donkere schoenen droeg met iets wits aan de zijkant. Inspecteur van politie [inspecteur], die de verdachte [verdachte] op 2 november 2011 in verzekering had gesteld in verband met de verdenking van het plegen van een ander strafbaar feit, heeft ook naar voornoemde camerabeelden gekeken. [inspecteur] herkende [verdachte] op deze beelden.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft eveneens naar voornoemde camerabeelden gekeken. Hij herkende de man op de fiets als de hem ambtshalve bekende [verdachte].
Verbalisant [verbalisant 3] zag op voornoemde camerabeelden dat de persoon op de fiets donkere schoenen draagt met een witte print op de zijkanten en met witte hakken. Tijdens de insluiting van de verdachte [verdachte] bleken zijn schoenen een wit Kappa embleem aan de zijkanten en witte hakken te hebben.
Vrijspraak van het richten van een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp
De rechtbank heeft uit de aangifte van [slachtoffer 2] niet de overtuiging bekomen dat de verdachte een vuurwapen dan wel een daarop gelijkend voorwerp op de aangever heeft gericht. Het dossier bevat op dit punt geen ondersteuning en bij de verdachte is geen vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp aangetroffen. De rechtbank zal de verdachte derhalve van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit vrij spreken.
ten aanzien van feit 3
Op 31 oktober 2011 was de heer [slachtoffer 3] (hierna kortweg: [slachtoffer 3]) op bezoek bij
[getuige 3] in diens woning aan de [adres 2] te Alkmaar. Rond 22.00 uur die avond kwam een Marokkaanse man bij [getuige 3] binnen. Toen [slachtoffer 3] rond 23.00 uur besloot om naar huis te gaan, ging de Marokkaanse man ook weg. Ze liepen samen de deur uit. Bij de verhoging op het plein van de Europaboulevard hoorde [slachtoffer 3] de man zeggen: “waar is je geld?” [slachtoffer 3] zei tegen de man: “ik heb geen geld.” Op dat moment had de man de portemonnee van [slachtoffer 3] al uit zijn kontzak gegrist. De man leegde de portemonnee waarin 5 euro aan kleingeld zat en gaf de portemonnee terug aan [slachtoffer 3]. Toen [slachtoffer 3] zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak haalde, omdat deze de trilfunctie aangaf, pakte de Marokkaanse man die telefoon uit de handen van [slachtoffer 3]. De man gaf [slachtoffer 3] een stomp in zijn maag. [slachtoffer 3] dook in elkaar en kreeg een duw van de man. Door deze duw viel [slachtoffer 3] achterover met zijn hoofd op de trap. De man fietste weg.
[getuige 3] heeft bevestigd dat [slachtoffer 3] en de Marokkaanse man die hij kent als [verdachte], die avond bij hem thuis waren en samen zijn woning verlieten. [getuige 3] heeft een usb-stick aan de politie overhandigd waarop deze [verdachte] is afgebeeld. De verbalisant zag dat de afgebeelde man overeenkomt met [verdachte]. De afgebeelde man droeg onder andere zwarte schoenen met een witte zool en een Kappa logo op de zijkant van de schoenen.
Voornoemde feiten en omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat bewezen is dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Vrijspraak van de feiten 4 en 5
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van deze feiten is enkel het proces-verbaal van aangifte als bewijsmiddel in het dossier aanwezig. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet via de constructie van schakelbewijs tot het wettige bewijs. De modus operandi en de persoonskenmerken van de in die aangiften beschreven dader acht de rechtbank niet voldoende specifiek en onderscheidend om te komen tot het oordeel dat het de verdachte [verdachte] is geweest die deze feiten heeft gepleegd.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 november 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Ramen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas onder meer inhoudende identiteitspapieren en een portemonnee en geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 1] op het hoofd heeft geslagen en aan haar arm heeft vastgehouden en met kracht die tas van haar arm heeft getrokken;
2.
hij in de periode van 25 oktober 2011 tot en met 26 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Mient, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- met zijn fiets tegen de fiets van die [slachtoffer 2] is aangereden en
- die [slachtoffer 2] de doorgang heeft belet door met die fiets dwars voor die [slachtoffer 2] te gaan staan en
- met zijn hand aan de broekzak en jaszakken van die [slachtoffer 2] heeft gevoeld en
- daarbij heeft geroepen "Geef me geld, ik heb geld nodig!" en "Ga mee naar de bank, maak me niet boos";
3.
hij op 31 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de Europaboulevard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 5,- euro, uit een portemonnee, en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte onverhoeds zijn hand in de broekzak van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en een mobiele telefoon heeft gegrepen en die [slachtoffer 3] een krachtige stomp in zijn maag, heeft gegeven en die [slachtoffer 3] met kracht heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 3] achterover op straat is gevallen;
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich kort achter elkaar schuldig gemaakt aan een drietal straatroven waarbij hij zich gewelddadig jegens de slachtoffers heeft gedragen. Het handelen van de verdachte is zeer beangstigend voor de slachtoffers geweest en psychisch nadelige gevolgen daarvan zijn zeker niet uit te sluiten. De heer [slachtoffer 2] heeft in zijn toelichting op zijn vordering als benadeelde partij dergelijke gevolgen ook aangegeven.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de bewezen verklaarde feiten binnen een periode van 9 dagen vanaf de datum van 25 oktober 2011 heeft gepleegd, terwijl hij juist kort daarvoor, op 6 oktober 2011, uit detentie was vrijgekomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
4 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor (onder meer) diefstal met geweld tot gevangenisstraffen is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 25 januari 2012,
van P. Vink, als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ reclassering Palier,
onder meer inhoudende:
De heer [verdachte] is veelpleger in Alkmaar, zijn voorlaatste detentie is beëindigd op 13 mei 2011. Betrokkene loopt in een proeftijd en heeft sinds die tijd toezicht bij GGZ reclassering Palier. Na een detentie van 4 maanden komt betrokkene op 6 oktober 2011 opnieuw uit detentie, op 2 november raakt betrokkene opnieuw gedetineerd op verdenking van de huidige ten laste legging. Het toezicht is inmiddels negatief geretourneerd.
Zijn sociale integratie is slecht. Zo heeft hij tot op heden geen stabiele huisvesting, lukt het niet zijn inkomen te regelen, heeft hij geen dagbesteding en is er sprake van een negatief sociaal netwerk. Tevens gebruikt betrokkene dagelijks alcohol.
Meerdere intensieve behandeltrajecten zijn niet gelukt (2007 en 2011). Het lukt betrokkene niet zich behandelbaar op te (blijven) stellen binnen een forensische verslavingskliniek. GGZ reclassering Palier acht abstinentie op korte termijn niet reëel. Intensieve begeleiding gericht op harm-reduction leek het meest haalbare. Hiervoor hebben wij betrokkene aangemeld bij de Forensische polikliniek van Palier, teneinde ondersteuning te krijgen van een casemanager.
GGZ reclassering Palier heeft in 2011 tot twee maal toe getracht betrokkene te begeleiden binnen toezicht, met daarbij ondersteuning door de Forensische Polikliniek van Palier. In mei kwam betrokkene zijn meldplichtcontacten na, in oktober heeft betrokkene zich enkel de dag na vrijlating bij ons gemeld.
Inmiddels lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat begeleiding in een ambulant kader niet toereikend is gebleken.
Op basis van zijn status als veelpleger, de vele probleemgebieden waaronder overmatig alcoholgebruik, een negatief sociaal netwerk, het ontbreken van dagbesteding en de mislukte pogingen tot behandeling in het verleden vinden wij dat er sprake is van een hoog recidiverisico.
Toezicht was wel geïndiceerd, hiertoe zijn in 2011 twee pogingen geweest (mei en oktober).Beide keren was er echter sprake van een snelle (binnen 4 weken) recidive van nieuwe geweldsdelicten. 0p dit moment vinden wij een toezicht dan ook niet uitvoerbaar, het toezicht gekoppeld aan parketnummer 14- 810085-10 is inmiddels voortijdig negatief geretourneerd.
Wij willen wel een nieuwe poging wagen betrokkene toe te leiden tot een klinisch behandel/begeleidingstraject. Hiertoe zien wij enkel mogelijkheden binnen een detentietraject.
Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de voorwaardelijke gevangenisstraf van parketnummer14-810085-10 ten uitvoer te leggen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het opstarten van een behandel/begeleidingstraject tijdens detentie ook zijn voorkeur heeft. Hij is van mening dat eerdere problemen juist zijn ontstaan doordat hij na detentie geen begeleiding had.
Al het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geboden is. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd, nu de verdachte van de feiten 4 en 5 zal worden vrijgesproken en met betrekking tot feit 2 zal worden vrijgesproken van het gebruik van een vuurwapen dan wel een daarop gelijkend voorwerp.
9. Vorderingen van de benadeelde partijen
9.1 [slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 900,-- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft - gelet op zijn pleidooi strekkende tot vrijspraak - verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, voor zover die een bedrag van € 500,-- betreft geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade op basis van de huidige gegevens en in aansluiting bij in soortgelijke zaken toegekende vergoedingen, begroot kan worden op minst genomen een bedrag van € 500,--.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 500,--, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2 [slachtoffer 4] (feit 4)
De benadeelde partij [slachtoffer 4], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 200,-- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft - gelet op zijn pleidooi strekkende tot vrijspraak - verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering dan wel de vordering af te wijzen.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Alkmaar van 18 mei 2010 in de zaak met parketnummer 14.810085-10 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De raadsman heeft – gelet op zijn pleidooi strekkende tot vrijspraak van alle feiten – verzocht de vordering af te wijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op
8 juni 2010 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 2 juni 2010 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden te worden gelast.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 500,-- (vijfhonderd euro, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien dagen).
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk in de vordering.
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 18 mei 2010 in de zaak met parketnummer 14.810085-10 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans-Wolters, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. N. Cuvelier, rechters,
in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2012.