ECLI:NL:RBALK:2012:BV6735

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.701988.09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting van DSB door het aanbieden van klantgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 16 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten werd beschuldigd van poging tot oplichting van de DSB Bank. De verdachte en zijn medeverdachten hebben in de periode van 1 maart 2008 tot en met 25 maart 2008 geprobeerd de DSB Bank te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 250.000 euro door zich voor te doen als vertegenwoordigers van een oud-medewerker van het Nationaal Hypotheek Buro. Ze boden vertrouwelijke klantgegevens aan, die zij onrechtmatig hadden verkregen, en dreigden deze gegevens aan een andere partij te verkopen als de DSB Bank niet snel zou handelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in deze poging tot oplichting, waarbij hij een CD-Rom met klantgegevens heeft overhandigd aan een bestuurder van de DSB Bank. De rechtbank heeft het Salduz-verweer van de verdachte gehonoreerd, wat betekende dat bepaalde verklaringen van de verdachte niet als bewijs mochten worden gebruikt. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.701988.09 (P)
Datum uitspraak: 16 februari 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2010 en 2 februari 2012
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2008 tot en met 25 maart 2008 te Wognum, gemeente Medemblik, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de D.S.B. Bank N.V. te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 250.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
het navolgende heeft/hebben gedaan:
hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) heeft/hebben in maart 2008 (telefonisch) contact opgenomen met de D.S.B.Bank - in de persoon van [naam bestuurder]- waarbij hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) zich heeft/hebben voorgesteld, althans zich bekend gemaakt als "[valse naam]", advocaat, optredend namens ene "Els" die oud medewerker zou zijn van het Nationaal Hypotheek Buro en/of welke "Els" melding wilde doen van het feit dat er door het Nationaal Hypotheek Buro massaal klanten van de D.S.B. Bank werden/worden benaderd teneinde deze klanten over te halen tot het oversluiten van DSB-producten
en/of
dat het Nationaal Hypotheek Buro dit zou doen op basis van, althans met gebruik making van (geheime en/of vertrouwelijke) klant- en/of relatiegegevens afkomstig van de DSB-Bank
en/of
dat door hem, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) werd aangegeven dat deze "Els", aanvankelijk van plan was deze klant- en/of relatiegegevens te willen verkopen aan een ander maar dat hij, die "[valse naam]", dat heeft kunnen tegenhouden omdat deze klant- en/of relatiegegevens rechtmatig aan de D.S.B.-Bank toebehoorden
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) aan die [naam bestuurder] te kennen gegeven dat een afspraak diende te worden geregeld waarbij door hem, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) een "steekproef" van die klanten- en/of relatiegegevens aan die [naam bestuurder] zou worden overhandigd, althans afgegeven en/of zou worden getoond,
en/of
(vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) -vermomd met een pruik- zich begeven naar café/restaurant "[naam café]" te Wassenaar waarbij hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) zich heeft/hebben voorgedaan en/of voorgesteld als "Els" aan voornoemde [naam bestuurder] en/of (waarbij) hij, verdachte, en/of een van zijn mededaders -aan die [naam bestuurder]- heeft aangegeven dat de DSB Bank hun "eigen" gegevens konden (terug)kopen tegen een bedrag van 250.000 euro, althans tegen enig geldbedrag
en/of
(daarbij) heeft hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) aan die [naam bestuurder] een cd, althans een gegevensdrager gegeven ter ondersteuning van, althans om [naam bestuurder] en/of de DSB Bank een en ander te kunnen laten checken
en/of
(waarbij) hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) heeft/hebben aangegeven dat die [naam bestuurder] en/of de DSB Bank snel diende te handelen omdat een andere partij ook zou zijn geïnteresseerd in deze klant- en/of relatiegegevens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 01 maart 2008 tot en met 25 maart 2008 te Wognum, gemeente Medemblik, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de D.S.B. Bank N.V. te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 250.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans alleen, het navolgende heeft/hebben gedaan:
die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft/hebben in maart 2008 (telefonisch) contact opgenomen met de D.S.B.Bank - in de persoon van [naam bestuurder]- waarbij die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich heeft/hebben voorgesteld, althans zich bekend gemaakt als "[valse naam]", advocaat, optredend namens ene "Els" die oud medewerker zou zijn van het Nationaal Hypotheek Buro en/of welke "Els" melding wilde doen van het feit dat er door het Nationaal Hypotheek Buro massaal klanten van de D.S.B. Bank werden/worden benaderd teneinde deze klanten over te halen tot het oversluiten van DSB-producten
en/of
dat het Nationaal Hypotheek Buro dit zou doen op basis van, althans met gebruik making van (geheime en/of vertrouwelijke) klant- en/of relatiegegevens afkomstig van de DSB-Bank
en/of
dat door die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] werd aangegeven dat deze "Els", aanvankelijk van plan was deze klant- en/of relatiegegevens te willen verkopen aan een ander maar dat hij, die "[valse naam]", dat heeft kunnen tegenhouden omdat deze klant- en/of relatiegegevens rechtmatig aan de D.S.B.-Bank toebehoorden
en/of
(daarna) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan die [naam bestuurder] te kennen gegeven dat een afspraak diende te worden geregeld waarbij door die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een "steekproef" van die klanten- en/of relatiegegevens aan die [naam bestuurder] zou worden overhandigd, althans afgegeven en/of zou worden getoond,
en/of
(vervolgens) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] -vermomd met een pruik- zich
begeven naar café/restaurant "[naam café]" te Wassenaar waarbij die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich heeft/hebben voorgedaan en/of voorgesteld als "Els" aan voornoemde [naam bestuurder] en/of (waarbij) die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] -aan die [naam bestuurder] heeft aangegeven dat de DSB Bank hun "eigen" gegevens konden (terug)kopen tegen een bedrag van 250.000 euro, althans tegen enig geldbedrag
en/of
(daarbij) heeft/hebben die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan die [naam bestuurder] een cd, althans een gegevensdrager gegeven ter ondersteuning van, althans om [naam bestuurder] en/of de DSB Bank een en ander te kunnen laten checken
en/of
(waarbij) die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft/hebben aangegeven dat die [naam bestuurder] en/of de DSB Bank snel diende te handelen omdat een andere partij ook zou zijn geïnteresseerd in deze klant- en/of relatiegegevens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 jauari 2008 tot en met 25 maart 2008 te Zuidermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door uit een of meer -tot zijn beschikking staande- bestand(en) van het Nationaal Hypotheek Buro een of meer cd('s) met klant- en/of relatiegegevens samen te stellen en/of (daarna) die/deze cd('s) aan die/deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te geven, althans te verstrekken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
In maart 2008 is [naam bestuurder], destijds lid van de Raad van Bestuur van DSB (hierna: [naam bestuurder]), gebeld door een man die zich bekend maakte als advocaat [valse naam]. [valse naam] belde namens ene “Els”. “Els” zou een oud medewerkster zijn van het Nationaal Hypotheekbureau (NHB) en zij zou een klokkenluidster zijn van het feit dat het NHB heimelijk, op grote schaal, van medewerkers van DSB klantgegevens van DSB kocht. Deze klanten werden vervolgens massaal benaderd om ze over te halen tot het oversluiten van DSB-producten, zoals hypotheken. “Els” zou aanvankelijk van plan zijn geweest om die gegevens te verkopen aan een ander, maar [valse naam] had haar als advocaat tegengehouden, omdat de gegevens rechtmatig aan DSB toebehoorden.
Na het telefoongesprek is er een ontmoeting afgesproken en op 18 maart 2008 heeft deze in het Van der Valkrestaurant [naam café] in Wassenaar plaatsgevonden tussen [naam bestuurder] en “Els”. [naam bestuurder] had inmiddels contact opgenomen met recherche- en incassobureau [naam]. [naam bestuurder] was tijdens de ontmoeting voorzien van een microfoon en er is ook heimelijk een video-opname gemaakt.
In het gesprek heeft “Els” gesproken over de bij DSB opgeslagen en vermoedelijk overgenomen vertrouwelijke bedrijfsgegevens, die in het bezit zijn van NHB. Het zou gaan om 40.000 klantgegevens. Ze heeft deze via [naam bestuurder] aan DSB te koop aangeboden voor € 250.000,-. Ze heeft een CD-Rom overhandigd met, volgens “Els”, een steekproef van 125 personen, om één en ander te checken. Daarbij werd gezegd dat er snel gehandeld moest worden, omdat er ook een andere partij zeer geïnteresseerd was in de gegevens. Dit alles is opgenomen op band.
Na afloop van het gesprek is Van [naam bestuurder] met de CD-Rom vertrokken. “Els” is even later buiten opgehaald door een man met een witte Audi met het kenteken [kenteken]. Later is in het onderzoek naar voren gekomen dat dit kenteken op naam staat van de medeverdachte [medeverdachte 2].
[naam bestuurder] heeft de CD-Rom door een medewerker van DSB laten uitlezen. Er bleken gegevens van 119 personen op te staan. Uit het onderzoek bij DSB is naar voren gekomen dat er van de 119 namen op de CD-Rom, er 79 ook voorkomen in de bestanden van DSB.
Een maand later is er op advies van het recherchebureau aangifte gedaan door DSB. De politie is vervolgens een onderzoek gestart, dat heeft geleid tot aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachten.
De verdachte heeft zijn aandeel in dit feit ontkend. De rechtbank dient ten aanzien van de verdachte de vraag te beantwoorden of hij een rol had in het geheel en zo ja, wat die rol inhield en of dus of wettig en overtuigend bewezen kan worden of de verdachte als medepleger dan wel medeplichtige kan worden aangemerkt. Voorzover verdachte een rol heeft gespeeld is voorts de vraag en of er sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten waardoor verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat namens de verdediging van de medeverdachten een beroep is gedaan op vrijwillige terugtred en dat aan de verdachte ten aanzien van dit verweer derdenwerking toekomt. De raadsman stelt dat het weliswaar een beslissing was van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om te stoppen, maar dat er van de zijde van verdachte daarna geen enkele gedraging is geweest waaruit afgeleid zou kunnen worden dat hij desondanks door wilde gaan.
Voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de poging tot oplichting, dient verdachte daarom te worden vrijgesproken van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging in verband met deze vrijwillige terugtred.
Ten aanzien van de ten laste gelegde medeplichtigheid stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet vast staat dat de door verdachte aan [medeverdachte 2] overhandigde CD dezelfde CD is geweest die is overhandigd aan de aangever. De raadsman stelt zich bovendien op het standpunt dat door verdachte aan [medeverdachte 2] een CD is overhandigd met neutrale gegevens uit de telefoongids en niet met klantgegevens van de DSB-bank.
De raadsman stelt zich tenslotte op het standpunt dat de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd tegenover de opsporingsambtenaren van de FIOD-ECD, vóórdat er daadwerkelijk contact met de raadsman was op geen enkele manier tot het bewijs gebezigd kunnen worden en dienen te worden uitgesloten voor het bewijs.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij door de druk die door de verbalisanten op hem werd uitgeoefend verklaringen heeft afgelegd die niet kloppen.
D. Beoordeling door de rechtbank
Salduzverweer
Het is inmiddels vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat indien een aangehouden verdachte niet of niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, dat in beginsel een vormverzuim oplevert als bedoeld in art. 359a Wetboek van Strafvordering (Sv.) Na een daartoe strekkend verweer, dient dat in de regel – behoudens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend maar in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken – te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen.
In deze zaak blijkt uit de processen-verbaal wel dat verdachte de cautie is gegeven, maar niet dat aan verdachte de hiervoor bedoelde gelegenheid is gegeven. Dat blijkt ook niet op andere wijze. Het moet er daarom voor worden gehouden dat verdachte voorafgaand aan de eerste drie verhoren geen gelegenheid is geboden om een advocaat te raadplegen of hem is gewezen op het recht daartoe.
De verhoren vonden plaats op 24 en 25 september 2008. Voormelde vaste rechtspraak is gebaseerd op een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz tegen Turkije (nr. 36391/02; NJ 2009/214). Die uitspraak is echter gedaan op 27 november 2008, dus na de onderhavige verhoren. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak van het Europese hof vastlegt wat rechtens al gold. Dat betekent dat de sanctie van bewijsuitsluiting ook geldt als het verzuim, zoals in dit geval is, werd begaan voordat het Salduz-arrest werd gewezen en dus voordat de politie bekend kon zijn met de verplichtingen die daaruit voor haar voortvloeiden (zo ook AG Knigge voor LJN BR3045, Hoge Raad, 25-10-2011).
Het verweer slaagt dus. De rechtbank verbindt daaraan het gevolg, zoals bepaald in artikel 359a lid 1, onder b Sv. De verklaringen V03-01, V03-02 en V03-03 mogen daarom niet bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde.
Het ter zitting niet nader onderbouwde verweer van de verdachte dat hij tijdens deze drie eerste verhoren onder druk is gezet door de opsporingsambtenaren en niet juist zou hebben verklaard, behoeft hier dan ook geen verdere bespreking.
De tenlastelegging:
In aanvulling op wat hiervoor onder 4.A. (inleiding) als vaststaande feiten is opgenomen, komt de rechtbank met betrekking tot de rol van verdachte in het ten laste gelegde tot het volgende oordeel:
In haar zesde verklaring tegenover opsporingsambtenaren van de FIOD-ECD heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat zij in maart 2008 bij [verdachte] thuis aanwezig was samen met [medeverdachte 2] en [verdachte], toen werd voorgesteld om mee te werken aan de verkoop van klantgegevens van de DSB-bank aan de DSB-bank. De verdachte heeft verklaard dat, op het moment dat dit werd besproken tussen [medeverdachte 2] en [verdachte], zij wel wist dat het om chantage ging.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij zelf heeft aangeboden aan [medeverdachte 2] om die gegevens aan te bieden aan de DSB Bank. [medeverdachte 1] heeft vervolgens verklaard dat zij op 18 maart 2008 met de aangever [naam bestuurder] heeft gesproken in Hotel Van der Valk in Wassenaar en dat zij daar aan [naam bestuurder] een CD heeft overhandigd en dat zij op een vraag van de aangever [naam bestuurder] heeft gezegd dat deze CD 250.000 euro waard was .
In zijn vijfde verklaring tegenover opsporingsambtenaren van de FIOD-ECD heeft de medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat hij [verdachte] had gevraagd om klantgegevens op een CD te zetten waarmee de DSB kon nagaan dat er klanten bij [naam] waren die ook klanten waren of zijn van de DSB. [medeverdachte 2] zou via [verdachte] adresbestanden aan DSB aanleveren, gedeeltelijk afkomstig uit het adresboek en gedeeltelijk uit de grote bestandenbak van [verdachte].
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij kort na het gesprek met de aangever [naam bestuurder] in Wassenaar met [verdachte] heeft gebeld omdat hij uiteraard ook moest weten hoe het was gegaan. [verdachte] wist volgens [medeverdachte 2] namelijk ook van het gesprek en met wie gesproken werd. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij vooraf tegen [verdachte] heeft gezegd dat hij moest weten waar hij aan begon omdat het eerst naar hem gekeken zou worden als het balletje zou gaan rollen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] op een eerder moment tegen hem heeft gezegd dat hij het risico niet wilde lopen voor 10.000 Euro. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de vrouw van [verdachte] aanwezig was in de huiskamer van [verdachte] op het moment dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar waren en spraken over het kopiëren van de werkwijze van de DSB door [naam]
De verdachte heeft op uitnodiging van de FIOD-ECD en na overleg met zijn raadsman op 8 december 2008 als verdachte verklaard dat hij in maart 2008 een bestand heeft gemaakt op een CD en dat hij de NAW-gegevens van de personen in dat bestand heeft overgenomen uit een eerder door hem gemaakte dump van de MAEX database van [naam], welke dumps verdachte in Excel spreadsheets had opgeslagen. Aan de hand van deze spreadsheets heeft verdachte een bestand van 120 regels gemaakt, die uiteindelijk aan de DSB is overhandigd. Bij het verhoor heeft de FIOD-ECD aan de verdachte de inhoud van een CD getoond. De reactie van verdachte daarop was dat hij zag dat dat het Excel-bestand was, dat hij had opgemaakt en aan [medeverdachte 2] heeft gegeven.
Op de terechtzitting heeft de verdachte op vragen van zijn raadsman verklaard dat het best mogelijk is dat hij de CD aan [medeverdachte 2] heeft overhandigd op zijn werk.
De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat verdachte voldoende nauw en bewust met de andere twee verdachten heeft samengewerkt om van medeplegen te kunnen spreken.
Vrijwillige terugtred
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat ook verdachte vrijwillig is teruggetreden, komt de rechtbank tot het volgende oordeel:
Van belang is in de eerste plaats dat de verdachte en zijn medeverdachten ongeveer twee weken voor de ontmoeting met [naam bestuurder] op 18 maart 2008, in de woning van de verdachte hebben gesproken over de verkoop van klantgegevens aan DSB. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat zij die gegevens wel wilde aanbieden aan DSB. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft onder de naam “[valse naam]” [naam bestuurder] telefonisch benaderd over de door DSB (terug) te kopen klantgegevens, waarna medeverdachte [medeverdachte 2] een afspraak voor een ontmoeting heeft gemaakt met [naam bestuurder].
Volgens afspraak tussen de verdachten heeft verdachte een CD-Rom vervaardigd met een steekproef van klantgegevens van NHB, waarop ook klantgegevens van DSB zouden staan. Deze CD-Rom heeft hij aan medeverdachte [medeverdachte 2] overhandigd.
De medeverdachte [medeverdachte 1] is vervolgens onder de naam “Els” en vermomd met een pruik naar de afspraak met [naam bestuurder] gegaan en heeft bij die gelegenheid de klantgegevens van DSB aangeboden aan [naam bestuurder]. Zij heeft ook daadwerkelijk een CD-Rom met een aantal gegevens overhandigd. Bovendien heeft zij een bedrag van € 250.000,- gevraagd voor de overdracht van alle 40.000 klantgegevens aan DSB.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de actie op 18 maart 2008 een voorbereide en doordachte daad is geweest en dat de verdachte een substantiële periode in de gelegenheid is geweest om na te denken over zijn voornemen en de mogelijke consequenties daarvan.
De verdachte had op dat moment gedaan wat in zijn vermogen lag om DSB tot betaling te bewegen, zonder dat het gewenste resultaat is bereikt. De poging tot oplichting was daarmee voltooid. Dat de poging niet is geslaagd, heeft slechts te maken met het feit dat [naam bestuurder] nog nader onderzoek wilde doen naar de gegevens op de door de medeverdachte [medeverdachte 1] overhandigde CD-Rom.
Nu er sprake is van een voltooide poging tot oplichting is er geen plaats meer voor vrijwillige terugtred dan wel de derdenwerking die daarvoor ten aanzien van de verdachte zou gelden. Het verweer van de raadsman dient te worden verworpen.
De rechtbank acht, gelet op voorgaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten heeft gepoogd de DSB-bank op te lichten. Dat houdt in dat de rechtbank niet zal ingaan op het door de rechter-commissaris gedane onderzoek naar de inhoud van de CD, en de uitkomsten van dat onderzoek, aangezien dat met name van belang was in verband met het subsidiair ten laste gelegde feit, de medeplichtigheid van verdachte .
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 18 maart 2008 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de D.S.B. Bank N.V. te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 250.000 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid met zijn mededaders, het navolgende heeft gedaan:
- één van zijn mededaders, heeft in maart 2008 telefonisch contact opgenomen met de D.S.B. Bank in de persoon van [naam bestuurder], waarbij één van zijn mededaders zich heeft bekend gemaakt als "[valse naam]", advocaat, optredend namens ene "Els" die oud medewerker zou zijn van het Nationaal Hypotheek Buro en welke "Els" melding wilde doen van het feit dat er door het Nationaal Hypotheek Buro massaal klanten van de D.S.B. Bank werden/worden benaderd teneinde deze klanten over te halen tot het oversluiten van DSB-producten en
- dat het Nationaal Hypotheek Buro dit zou doen met gebruikmaking van vertrouwelijke klant- en relatiegegevens afkomstig van de DSB-Bank en
- dat door één van zijn mededaders werd aangegeven dat deze "Els", aanvankelijk van plan was deze klant- en relatiegegevens te willen verkopen aan een ander maar dat hij, die "[valse naam]", dat heeft kunnen tegenhouden omdat deze klant- en relatiegegevens rechtmatig aan de D.S.B.-Bank toebehoorden en
- daarna heeft één van zijn mededaders aan die [naam bestuurder] te kennen gegeven dat een afspraak diende te worden geregeld waarbij door één van zijn mededaders een "steekproef" van die klant- en relatiegegevens aan die [naam bestuurder] zou worden overhandigd, en
- vervolgens heeft één van zijn mededaders, vermomd met een pruik, zich begeven naar café/restaurant "[naam café]" te Wassenaar waarbij één van zijn mededaders, zich heeft voorgedaan en voorgesteld als "Els" aan voornoemde [naam bestuurder] en waarbij één van zijn mededaders aan die [naam bestuurder] heeft aangegeven dat de DSB Bank haar "eigen" gegevens kon kopen tegen een bedrag van 250.000 euro, en
- daarbij heeft één van zijn mededaders aan die [naam bestuurder] een cd gegeven om [naam bestuurder] en/of de DSB Bank één en ander te kunnen laten checken en
- waarbij één van zijn mededaders heeft aangegeven dat die [naam bestuurder] en/of de DSB Bank snel diende te handelen omdat een andere partij ook zou zijn geïnteresseerd in deze klant- en relatiegegevens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot oplichting
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot het betalen van een geldboete van € 2.500,- subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 2.000,- subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de verdachte vrij te spreken van de gehele tenlastelegging, subsidiair te ontslaan van alle rechtsvervolging in verband met vrijwillige terugtred.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede op grond van de persoon van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting en het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitieel Documentatieregister, gedateerd 28 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake enig misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan poging tot oplichting van DSB. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten getracht om een groot geldbedrag, te weten € 250.000,-, te verkrijgen in ruil voor klant- en relatiegegevens die eerder onrechtmatig zouden zijn ontnomen van DSB. Het is bijzonder laakbaar om een financiële instelling op zodanige wijze proberen op te lichten, slechts voor eigen gewin. Dat geldt temeer, nu de verdachte en een van zijn medeverdachten bij de DSB hadden aangegeven de gegevens aan een ander te zullen verkopen, als DSB er zelf niet voor zou betalen. Dat de hele operatie enigszins amateuristisch overkomt en dat er wellicht ook nog een ander motief (rancune tegen een voormalige werkgever) meespeelde, doet aan het kwalijke karakter niet af.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een andere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal in plaats van een geldboete een werkstraf van na te melden duur opleggen. Ten voordele van de verdachte zal de rechtbank hierbij rekening houden met de ouderdom van het feit en de lange duur van het onderzoek.
Gelet op het tijdsverloop sinds het plegen van dit feit, waarin de verdachte niet opnieuw een soortgelijk delict heeft gepleegd, zal de rechtbank aan de verdachte geen voorwaardelijk strafdeel opleggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 45, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 20 (twintig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2012.
Mr. Boonstra is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen