ECLI:NL:RBALK:2012:BV2656

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134399-KG ZA 12-1
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van onroerende zaak in kort geding

In deze zaak vorderden Fierling c.s. de ontruiming van een onroerende zaak te Heerhugowaard, die sinds april 2010 door [naam 1] zonder recht of titel werd gebruikt. Fierling, eigenaar van de onroerende zaak, had een samenwerkingsovereenkomst met [naam 1] voor de exploitatie van een autowasstraat, waarbij [naam 1] 30% van de opbrengsten zou ontvangen. Echter, na gesprekken over beëindiging van de samenwerking en het niet tot stand komen van een huurovereenkomst, stopte [naam 1] met het betalen van een vergoeding voor het gebruik van de onroerende zaak. Fierling c.s. stelden dat [naam 1] sinds april 2010 geen vergoeding meer betaalde en vroegen de voorzieningenrechter om ontruiming.

Tijdens de zitting op 24 januari 2012 trok [naam 1] zijn verweer tegen de vordering van Fierling c.s. in, maar bestreed de vordering op andere gronden. Hij stelde dat er geen huurovereenkomst was en dat hij een vordering had op [naam 2] voor investeringen in de autowasstraat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat [naam 1] zonder enige vergoeding gebruik maakte van de onroerende zaak. De rechter concludeerde dat de bodemrechter waarschijnlijk ook tot toewijzing van de vordering zou komen, gezien de omstandigheden.

De voorzieningenrechter veroordeelde [naam 1] om de onroerende zaak binnen een maand te ontruimen en stelde Fierling c.s. in staat om dit met behulp van de politie te bewerkstelligen indien nodig. Tevens werd [naam 1] veroordeeld in de kosten van het geding. Deze uitspraak werd gedaan op 2 februari 2012 door mr. E.J. van der Molen, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
CVZ/EJM
KG nummer: 134399/KG ZA 12-1
datum: 2 februari 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDELSONDERNEMING FIERLING B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WORK LINK OFFICES B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
EISERESSEN IN KORT GEDING,
Advocaat: mr. M.M. Kroone te Alkmaar,
tegen:
1. [naam gedaagde sub 1],
wonende te Heerhugowaard,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
in persoon verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HBG BOUW B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard en kantoor houdende te Soest,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
niet verschenen.
Partijen zullen verder worden genoemd "Fierling c.s." respectievelijk "[naam 1]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 24 januari 2012 hebben Fierling c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ter zitting hebben zij de vordering tegen gedaagde sub 2, HBG Bouw B.V. ingetrokken.
[naam 1] heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Fierling c.s. de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Fierling is sinds 2000 eigenaar van een onroerende zaak aan de [adres 1] te Heerhugowaard (hierna: de onroerende zaak).
2.2 Work Link is een 100% dochtervennootschap van Fierling.
2.3 In 2007 heeft [naam 1] de indirect bestuurder van Fierling, de hem bekende
[naam indirect bestuurder] (hierna: [naam 2]) benaderd met het plan om een autowasstraat te beginnen.
2.4 Tussen partijen is overeengekomen dat de autowasstraat op kosten van Work Link gerealiseerd zou worden in de onroerende zaak. [naam 1] zou de autowasstraat exploiteren in ruil voor 30% van het met de exploitatie behaalde resultaat.
2.5 Begin 2010 is tussen partijen gesproken over beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst. [naam 1] zou persoonlijk dan wel via zijn houdstermaatschappij de exploitatie van de autowasstraat voortzetten en voor dat doel de onroerende zaak voortaan huren van Fierling.
2.6 Pet 1 april 2010 is de tenaamstelling van de aan de pinautomaat verbonden bankrekening gewijzigd ten gunste van [naam 1]. In juli 2010 is een concept huurovereenkomst opgesteld, maar een huurovereenkomst is uiteindelijk niet tot stand gekomen.
2.7 Vanaf 1 april 2010 betaalt [naam 1] geen vergoeding voor het gebruik van de onroerende zaak.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Fierling c.s. vorderen - verkort weergegeven - dat [naam 1] wordt veroordeeld om de onroerende zaak te ontruimen binnen acht dagen na betekening van het vonnis, met machtiging van Fierling c.s. om de ontruiming zonodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie op kosten van [naam 1] en met veroordeling van [naam 1] in de kosten van dit geding.
3.2 Fierling c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [naam 1] sinds april 2010 zonder recht of titel gebruik maakt van de onroerende zaak en ondanks sommatie niet bereid is een vergoeding te betalen.
3.3 [naam 1] heeft verweer gevoerd. Hij heeft erkend dat er sprake was van een samenwerkingsverband waarbij hij in ruil voor zijn werkzaamheden 30% van het exploitatieresultaat zou ontvangen, al dan niet door het verkrijgen van 30% van de aandelen in de onderneming. Hij heeft aangevoerd dat die afspraken nooit officieel op papier zijn gekomen en dat hij zijn 30% van de aandelen niet heeft gekregen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij tot april 2010 in het geheel geen inkomsten uit de exploitatie heeft gekregen en dat hij thans een vordering heeft op [naam 2] in verband met de door hem, [naam 1], gedane investeringen en verrichte arbeid in de autowasstraat tot een bedrag van circa [euro] 235.000,--. Hij heeft betwist dat tussen partijen per 1 april 2010 een huurovereenkomst tot stand gekomen is. In dat verband heeft hij verklaard dat de netto jaaromzet van de wasstraat circa [euro] 15.000,-- per jaar bedraagt, zodat een door Fierling c.s. voorgestelde huur van [euro] 5.000,-- per maand ook in het geheel niet haalbaar is. Desgevraagd heeft hij bevestigd dat hij sinds 1 april 2010 in het geheel niets meer afdraagt aan Fierling c.s. van het exploitatieresultaat, maar dat hij dit inbrengt in zijn eigen holding. Voorts heeft hij aangevoerd dat Fierling c.s. geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering. Ten aanzien van gedaagde sub 2 heeft hij verklaard dat dit een bedrijf op naam van zijn vrouw is en dat niet zij, maar hijzelf een geschil heeft met [naam 2], zodat zij of haar vennootschap in deze geen partij is.
3.4 Voor zover voor de beslissing van belang zal hierna op de verschillende standpunten van partijen worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 De vordering voor zover ingesteld tegen gedaagde sub 2 is ter zitting ingetrokken, zodat de vordering en de gronden voor zover ingebracht tegen deze partij geen bespreking meer behoeven.
4.2 Door [naam 1] is onder meer aangevoerd dat Fierling c.s. geen vorderingsrecht hebben, aangezien hij alleen met [naam 2] te maken heeft gehad en dat Fierling c.s. om die reden niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
In dit betoog wordt hij niet gevolgd. Het pand waarin hij de wasstraat exploiteert behoort toe aan Fierling, terwijl de wasstraat zelf is gerealiseerd op kosten van Work Link. Dat dit beide vennootschappen van [naam 2] zijn en dat [naam 1] mogelijk voornamelijk met [naam 2] heeft gesproken, maakt nog niet dat Fierling c.s. geen recht of de plicht hebben om in rechte voor hun eigen belangen op te komen.
4.3 Een vordering tot ontruiming van een onroerende zaak heeft bij toewijzing van die vordering een dusdanig verstrekkend gevolg, dat deze in kort geding in beginsel alleen kan worden toegewezen indien met voldoende mate van zekerheid aannemelijk geworden is dat de bodemrechter, geconfronteerd met het zelfde feitencomplex, eveneens tot toewijzing van die vordering zal beslissen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet de onderhavige vordering aan dit criterium. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.4 Door Fierling c.s. is aangevoerd dat de wasstraat is opgestart als een samenwerkingsverband waarin zij de onroerende zaken inbracht en [naam 1] zijn arbeid en dat de afspraak was dat zij in ruil voor het gebruik van de onroerende zaak en haar investering in de aanleg van de wasstraat 70% van het netto exploitatieresultaat zou krijgen en [naam 1] in ruil voor zijn arbeid 30% van dat resultaat. Door Fierling c.s .is gesteld dat [naam 1] zijn aandeel in die afspraak niet naar behoren is nagekomen en dat dit de aanleiding vormde om de samenwerking zoals die bestond met ingang van 1 april 2010 te beëindigen.
4.5 Door [naam 1] is erkend dat hij met [naam 2] afspraken heeft gemaakt over een samenwerking. Hij heeft vastgehouden aan zijn standpunt dat hij 30% van de aandelen zou krijgen en dat, toen dat uitbleef, hij niet langer bereid was een deel van de inkomsten af te staan omdat hij toch al het werk verrichtte. Door hem is benadrukt dat hij vindt dat [naam 2] in het geheel geen recht heeft op enige vergoeding zolang hij [naam 1] niet volledig schadeloos heeft gesteld voor zijn inbreng of tenminste zijn vordering terzake heeft erkend. [naam 1] heeft verklaard uit dien hoofde een vordering op [naam 2] en/of Fierling c.s. te hebben ad circa [euro] 235.000,--. Door [naam 1] is erkend dat hij om voornoemde reden vanaf 1 april 2010, na de beëindiging van de samenwerking met Fierling c.s., aan hen ook niets meer heeft betaald.
4.6 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee voldoende aannemelijk geworden dat [naam 1] nu bijna 2 jaar gebruik maakt van de onroerende zaak van Fierling c.s. zonder daarvoor enige vergoeding te betalen. Indien [naam 1] van mening is dat hij een vordering op Fierling c.s. of [naam 2] heeft moet hij daarop actie ondernemen, maar ter zitting heeft hij bevestigd dat hij dat tot op heden niet heeft gedaan. Zijn vermeende vorderingsrecht geeft hem evenwel niet het recht inbreuk te maken op de eigendom van Fierling c.s. door de onroerende zaak te blijven gebruiken zonder dat daar enige overeenkomst aan ten grondslag ligt of enige vergoeding tegenover staat. Het had tenminste op zijn weg gelegen om de overeengekomen vergoeding aan Fierling c.s. te blijven afdragen, zolang er geen andere regeling overeengekomen was. Gelet op de periode dat door [naam 1] in het geheel geen vergoeding meer wordt betaald voor het gebruik van de onroerende zaak, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter, geconfronteerd met het zelfde feitencomplex, de ontruiming zal toewijzen. Om die reden is de vordering ook in kort geding toewijsbaar. De hierna te vermelden termijn voor nakoming komt daarbij redelijk voor.
4.7 [naam 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [naam 1] om binnen een maand na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres 1] te Heerhugowaard met al degenen en al hetgeen dat zich daarin of daarop vanwege hem bevinden respectievelijk bevindt, volledig en behoorlijk te verlaten met afgifte van de sleutels in behoorlijke staat en met achterlating van de in dat bedrijfspand gebouwde autowasstraat met toebehoren en een en ander ter vrije beschikking van Fierling c.s. te stellen en vervolgens verlaten te houden, zulks met machtiging van Fierling c.s. om, indien [naam 1] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, dit verlaten en vervolgens verlaten te houden zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie op kosten van [naam 1] en gelast [naam 1] deze kosten op vertoon van de daartoe benodigde bescheiden, bestaande uit een exploot of proces-verbaal van de met deze bewerking van de verlating belaste deurwaarder waarin deze kosten gespecificeerd worden opgegeven, aan Fierling c.s. te voldoen;
- veroordeelt [naam 1] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Fierling c.s. begroot op [euro] 651,17 aan verschotten en op [euro] 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of ander gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. E.J. van der Molen, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2012 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.