ECLI:NL:RBALK:2012:BV0767

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134463 / HA RK 12-2
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kinderrechter in ondertoezichtstelling procedure

Op 5 januari 2012 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door verzoekers tijdens de behandeling van een verzoek tot ondertoezichtstelling van hun minderjarige kinderen door de Raad voor de Kinderbescherming. Verzoekers voerden aan dat de behandelend rechter, die geen kennis had genomen van hun ingediende stukken, partijdig was. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard. De rechtbank stelde vast dat de rechter wel degelijk kennis had genomen van de stukken, ook al waren deze laat ingediend. De vrees van verzoekers voor onpartijdigheid werd als subjectief en niet onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter opleverden. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd terstond mondeling gegeven, en de behandeling van de onderliggende zaak werd voortgezet. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 134463 / HA RK 12-2
Datum uitspraak : 5 januari 2012
Terstond mondeling gewezen.
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ingediend door:
[VERZOEKSTER 1] en
[VERZOEKER 1]
hierna tezamen ook te noemen: verzoekers.
1 PROCESVERLOOP
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming strekkende tot ondertoezichtstelling van de beide minderjarige kinderen van verzoekers op 5 januari 2012 op de hierna omschreven gronden de wraking verzocht van [NAAM RECHTER] (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in die procedure met zaaknummer 13365 PT RK 11-1350.
Nadat de rechter de secretaris van de wrakingskamer van het verzoek in kennis had gesteld en had laten weten niet in het verzoek te berusten, is terstond een zitting van de wrakingskamer bepaald.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 5 januari 2012. Daarbij werden verzoekers en de rechter gehoord. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Verzoekers hebben het verzoek toegelicht en de rechter heeft een verklaring afgelegd.
Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en bepaald dat de beslissing na beraad onmiddellijk mondeling zal worden gegeven.
Na beraad is terstond mondeling uitspraak gedaan.
2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
2.1. De rechtbank stelt het volgende voorop. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
2.2. Blijkens hetgeen verzoeker tijdens de behandeling verklaarde, kunnen de wrakingsgronden inhoudelijk worden onderscheiden in twee onderdelen, die hierna afzonderlijk en achtereenvolgend zullen worden behandeld.
Grond 1.
De rechter heeft geen kennis genomen van stukken die verzoekers in het geding hebben gebracht.
Grond 2.
De rechter heeft tijdens de zitting uitsluitend het verzoek van de Raad van de Kinderbescherming behandeld en gezegd dat zij daar voldoende mee was ingelicht om een beslissing te nemen. Volgens verzoekers volgde de rechter gewoon het standpunt van de Raad en nam zij geen kennis van hun antwoord daarop.
Grond 1
2.3. De rechter heeft ter zitting verklaard dat zij, ofschoon de stukken van de zijde van verzoekers in een laat stadium waren ingediend, kennis heeft genomen van die stukken. Verzoekers hebben vervolgens geen enkel feit of enige omstandigheid naar voren gebracht waarop hun vrees is gestoeld. Dat laatste, een subjectieve en niet onderbouwde beleving, is onvoldoende om aan te merken als de uiterlijke schijn van vooringenomenheid als hiervoor onder 2.1 bedoeld.
Grond 2
2.4. De rechter heeft verklaard dat zij op het moment dat verzoeker de wraking uitsprak nog niet aan het nemen van een beslissing toe was, dat zij de stukken aan het doornemen was waaronder het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen van verzoekers en dat haar op grond van dat verzoek de zorg omtrent de kinderen bleek. Deze gang van zaken is niet als onjuist aan te merken. De desbetreffende instelling, de Raad voor de Kinderbescherming, is immers de organisatie die bij uitstek is belast met toezicht op en zorg voor kinderen. Wanneer een verzoek tot ondertoezichtstelling door de Raad wordt ingediend, zal de rechter die over dat verzoek beslist dienen na te gaan of er zorg voor de kinderen is en waarop die zorg is gegrond. Het is vanzelfsprekend dat een dergelijk verzoek met de betrokkenen uitgebreid wordt besproken en zonodig wordt toegelicht. Dat laatste is ook gebeurd blijkens het concept proces-verbaal van de behandeling van het verzoek van de Raad. Het feit dat uiteindelijk, wanneer alle betrokkenen zijn gehoord het verzoek van de Raad de basis vormt voor de beslissing om de kinderen al dan niet onder toezicht te stellen wil niet zeggen dat het standpunt van de ouders of andere belanghebbenden wordt genegeerd. Ook hier geldt: de vrees van verzoekers dat op grond van het verzoek de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken kan niet als een objectieve omstandigheid worden aangemerkt op grond waarvan aan de onpartijdigheid van de behandelend rechter zou moeten of kunnen worden getwijfeld. Tot slot blijkt ook niet dat verzoekers niet in voldoende mate in de gelegenheid zijn gesteld tijdens de behandeling van het verzoek van de Raad het woord te voeren. De behandeling was immers nog niet gesloten.
2.5. Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond moet worden afgewezen. Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, niet een uitzonderlijke omstandigheid op die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor subjectieve vooringenomenheid van de rechter. Er zijn geen aanwijzingen aannemelijk geworden waaruit zou kunnen volgen dat de rechter heeft gehandeld op grond van persoonlijke, jegens verzoeker of hun zaak vooringenomen, opvattingen. Evenmin vormen deze een toereikende grondslag voor de slotsom dat een bij verzoeker bestaande vrees voor onpartijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is.
3 BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat de behandeling van de onderliggende zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de Sector Civiel van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. P.G. Vroom en mr. H.E.C. de Wit, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2012.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.