In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar werd behandeld, vorderde eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de gedwongen overdracht van aandelen van gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, op basis van artikel 2:336 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres stelde dat gedaagde door haar gedragingen het belang van de vennootschap schaadde, waardoor het voortduren van haar aandeelhouderschap niet langer kon worden geduld. De procedure begon met een dagvaarding op 1 juni 2011, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 21 september 2011. Tijdens de comparitie op 7 november 2011 werden de standpunten van beide partijen verder toegelicht.
De feiten wezen uit dat beide partijen voor 50% aandeelhouder waren van een vennootschap die in 2005 was opgericht. Eiseres voerde aan dat gedaagde haar goedkeuring had onthouden aan de jaarrekening van 2008 en dat er een aandeelhoudersvergadering was bijeengeroepen waarin belangrijke besluiten, waaronder een salarisverhoging voor de bestuurder van eiseres, aan de orde kwamen. Eiseres stelde dat gedaagde door haar gedragingen de vennootschap schaadde, wat leidde tot de vordering tot gedwongen overdracht van aandelen.
Gedaagde voerde verweer en stelde dat haar weigering om goedkeuring te geven aan de jaarrekening gerechtvaardigd was en in het belang van de vennootschap. De rechtbank oordeelde dat de gronden die door eiseres waren aangevoerd niet voldoende waren om de vordering tot uitstoting te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van gedragingen van gedaagde die het voortduren van haar aandeelhouderschap onredelijk maakten. De vordering werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.