vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
zaaknummer / rolnummer: 125193 / HA ZA 10-1114
Vonnis van 30 november 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[NAAM EISERES],
gevestigd te Schoorl,
eiseres,
advocaat mr. M.A.M. de Vries- Meijer te Alkmaar,
1.de vennootschap onder firma
HERBERG VAN SCHOORL VOF,
gevestigd te Schoorl,
2.[NAAM GEDAAGDE SUB 2],
wonende te Schoorl,
3. [NAAM GEDAAGDE SUB 3],
wonende te Schoorl,
gedaagden,
advocaat mr. A. Lof te Heerhugowaard.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Herberg genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 december 2010 met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11,
- de akte wijziging eis, tevens akte overlegging productie 17 van [eiseres],
- het tussenvonnis van 9 februari 2011,
- overzicht producties [eiseres] met daarbij productie 18,
- het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2011,
- de akte na comparitie, tevens houdende wijziging van eis met producties 19 tot en met 23 van [eiseres],
- de antwoordakte met productie 12 van de Herberg,
- de akte van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1.De Herberg exploiteert een horecaonderneming in het pand aan de [adres 1] te Schoorl. Begin 2008 ontstaat bij de Herberg het plan om haar horecaonderneming uit te breiden met het daarachter aan de [adres 2] gelegen pand, verder te noemen "het Landhuis". De heer [naam 1], werkzaam als architect bij [eiseres] en frequente gast van de Herberg, helpt de Herberg met het opstellen van een principeverzoek bij de gemeente Bergen met betrekking tot een voor de verbouwing van de beide panden benodigde bouwvergunning.
2.2. In mei 2008 stelt de Herberg een programma van eisen op. [eiseres] maakt diverse schetsen.
2.3. Op 16 mei 2008 stuurt [eiseres] een e-mail aan de Herberg, waarbij zij een kort daarvoor door haar aan de gemeente Bergen verzonden e-mail doorstuurt aan de Herberg. In de e-mail aan de gemeente Bergen staat onder meer:
Ik heb van [gedaagde sub 2] van de Herberg van Schoorl gisteren een opdracht gekregen om een principeverzoek te maken voor Hotel/Restaurant in het Strooien Huis in Schoorl.
Daarna wordt het principeverzoek bij de gemeente Bergen ingediend.
2.4. Op 23 juni 2008 stuurt [eiseres] een e-mail aan Herberg met daarin onder meer het volgende:
Wij gaan dus door met de plannen op jullie verzoek en wij gaan er een bouwaanvraag van maken. (...)
Ik zal het contract met jullie maken in week 30 of 31. Ik wil jullie wel melden dat het aanvragen van een bouwvergunning ongeveer 48,5% van een totale opdracht inhoudt. 12% voor een voorlopig ontwerp, 20% voor een definitief ontwerp en de helft van de bouwvoorbereidingstekeningen (geheel 33%). Daarin zit tevens de EPU-berekening en het V&G-plan.Voor de constructie stellen wij voor Harder uit Langedijk te nemen.(...) Wij zullen hem eerst een offerte laten maken en dat aan jullie voorleggen, alvorens wij met hem aan de slag gaan.
2.5. Eveneens op 23 juni 2008 antwoordt de Herberg per e-mail aan [eiseres]:
Hier begrijpen we niets van kan je dit uitleggen, schrik me helemaal wild, 48% van wat!!!!
2.6. De gemeente Bergen wijst het principeverzoek af omdat het niet voldoet aan de bepalingen van het bestemmingsplan.
2.7. Op 16 januari 2009 koopt de Herberg het Landhuis.
2.8. In juni 2009 wordt het contact tussen partijen over de (ver-)bouwplannen van de Herberg hervat. [eiseres] vraagt de Herberg haar wensen ten aanzien van de verbouwing op papier te zetten.
2.9. Op 24 juni 2009 vindt een bespreking tussen partijen plaats, waarbij de eerste schetsen van [eiseres] worden doorgenomen. De Herberg geeft aan te streven naar een goedkopere manier om de verbouwing te realiseren omdat zij de verbouwing, zoals [eiseres] eerder voor ogen had, naar alle waarschijnlijkheid niet kan betalen.
2.10.Op 1 juli 2009 stuurt [eiseres] een e-mail aan de Herberg met als bijlage een aangepast plan en een investeringsberekening. In die e-mail schrijft [eiseres] aan Herberg:
Hierbij toch nog een investeringsberekening.
Het enige wat niet helemaal zeker is (maar wel in deze richting zal zijn) is het architectenhonorarium en het constructeurshonorarium.
Voor het architectenhonorarium moet ik echt even gaan zitten en het uitrekenen....daar heb ik wat meer tijd voor nodig. Maar ga hier maar even van uit. Ik denk dat het alleen maar mee kan vallen.
2.11.Het aangepaste plan blijkt boven het budget van de Herberg te gaan. Daarop wordt door partijen gezocht naar een alternatief plan. [eiseres] ontwikkelt een plan dat bestaat uit twee fasen.
2.12.Op 14 januari 2010 presenteert [eiseres] aan de Herberg het plan, waarin in fase 1 het achterste deel van het Landhuis nieuw gebouwd zou worden en in fase 2 het voorhuis. Fase 2 heeft zij voorbereid ten behoeve van de aanvraag van een bouwvergunning. In de bijbehorende investeringsberekening is voor fase 1 als architectenhonorarium EUR 27.948,-, als verschotten architect EUR 2.794,-, als constructeurshonorarium EUR 6.148,57 en als verschotten constructeur EUR 641,-, alle bedragen exclusief btw, opgenomen.
[eiseres] stuurt die avond een e-mail aan haar medewerker [naam 2]:
Je kunt de Herberg helemaal klaar maken voor de bouwaanvraag.
(...)
Ik ben vergeten of zij [bedrijf 1] opdracht willen geven voor fase 1. Misschien dat jij morgen [gedaagde sub 2] even wil bellen met de vraag of ze dat willen doen: schriftelijk voor fase 1.
Met "[bedrijf 1]" wordt bedoeld [bedrijf 1] Bouwtechniek B.V., de constructeur die door [eiseres] is gevraagd de constructieberekeningen voor het bouwplan te maken.
2.13.Op 21 januari 2010 stuurt de Herberg een e-mail aan [eiseres] met de volgende inhoud:
[gedaagde sub 3] en ik hadden aan Rempt gevraagd de goedkoopste oplossing voor het bouwen van achterkant hotel, is dan houtskeletbouw niet veel goedkoper dan regulier bouwen?
2.14.Op 25 januari 2010 stuurt [eiseres] stuurt een brief getiteld "honorariumvoorstel" aan de Herberg, waarin zij schrijft:
Hierbij doen wij ons voorstel toekomen met betrekking tot het architectenhonorarium. Dit voorstel heeft betrekking op de door ons bureau te verrichten werkzaamheden ten behoeve van het realiseren van de eerste fase van de verbouw van "Het Landhuis" aan de Burgemeester Peecklaan nummer 11 in Schoorl.
(...)
Wij vertrouwen er op dat dit voorstel een goede basis is om tot overeenstemming te komen ten aanzien van de contractvorming. Wij zien uw bevestiging van dit voorstel gaarne tegemoet.
2.15.Op 3 februari 2010 stuurt [eiseres] tekeningen voor fase 1 van het bouwplan per e-mail aan de Herberg. In die e-mail staat:
Hierbij ter beoordeling/goedkeuring de tek (excl de bouwbesluitberekeningen) tbv de bouwaanvraag. Als jullie akkoord zijn met deze indeling/opzet kan ik de constructeur aan het werk zetten voor zijn stukken van de bouwaanvraag en alles zo spoedig mogelijk bij de gemeente indienen.
2.16.Op 11 februari 2010 bericht de Herberg aan [eiseres] dat zij wil dat de werkzaamheden worden neergelegd.
2.17.Op 19 en 26 februari 2010 vindt overleg plaats tussen [eiseres] en de Herberg. De Herberg laat weten voorlopig van de plannen af te zien wegens het ontbreken van financiële middelen.
2.18.Op 16 februari 2010 stuurt [bedrijf 1] Bouwtechniek B.V. de Herberg haar factuur ad 672,35 (inclusief btw) toe met betrekking tot de kosten die zijn gemaakt tot het stoppen van de opdracht per 11 februari 2010.
2.19.Op 28 februari 2010 stuurt [eiseres] twee facturen met betrekking tot de werkzaamheden aan het Landhuis. De factuur met declaratienummer 01 bedraagt EUR 8.621,12 inclusief btw en de factuur met declaratienummer 02 bedraagt EUR 9.698,76 inclusief btw.
2.20.Op 30 april en 30 juni 2010 stuurt [eiseres] betalingsherinneringen aan Herberg met betrekking tot haar twee facturen.
2.21.Op 5 juli 2010 stuurt de Herberg een e-mail aan [eiseres] waarin zij schrijft:
Wij ontvangen van u declaraties van verbouwing aanvraag 2x i.v.m. verbouwing van Het Landhuis.
Tot onze verbazing mag ik wel zeggen, mijns inziens zijn er geen officiële aanvragen gedaan ik neem aan dat wij hier over moeten praten bij deze nodig ik u uit.
2.22.Op 6 juli 2010 stuurt [eiseres] een e-mail aan de Herberg waarin zij schrijft:
Jullie hebben van mij twee declaraties ontvangen. Deze declaraties zijn in twee declaraties verdeeld, om de kosten niet in eens maar in delen bij jullie neer te leggen. De declaraties lopen tot halverwege de bouwvoorbereidingstekeningen. Dit heb ik jullie ook toegezegd. Als ik de DNR zou volgen dient de hele fase van bouwvoorbereiding te worden afgerekend. Uit coulance heb ik dit op de helft van de bouwvoorbereidingstekeningen neergelegd.
Een officiële aanvraag is nog niet gedaan. Jullie hebben ons wel opdracht gegeven om de bouwaanvraagstukken helemaal klaar te maken. Deze liggen inclusief de bijbehorende berekeningen en het bouwaanvraagformulier klaar. Gelukkig ligt het nog niet bij de gemeente, anders hadden jullie ook nog leges moeten betalen. Alleen de constructeur heeft zijn werk nog af kunnen breken en had zijn tekeningen (zo als gewoonlijk) later toegevoegd. De constructeur heeft ook slechts een gedeelte van het werk in rekening gebracht. De bouwaanvraag is echter klaar.
Wij zijn met de eerste schetsen begonnen op 15 mei 2008. Vanaf die tijd hebben jullie van mij nog geen rekeningen ontvangen. De eerste ontwerpen heb ik zelfs niet eens in rekening gebracht. De opdracht was toen zelfs nog groter. Terwijl wij toch steeds het hele ontwerp hebben aangepast of omgebogen.
Inmiddels zijn wij al vanaf mei 2008 bezig. Het lijkt mij dat ook niet meer dan normaal dat er nu eens een rekening gaat worden voldaan. Tot op heden is er nog niets overgemaakt. De eerste termijn dateert van 28 februari 2010 (ruim 4 maanden geleden) en de tweede termijn dateert van 31 mei (ruim 1 maand geleden).
Ik hoop dat we vrijdag een afspraak kunnen hebben anders wordt het volgende week dinsdag of woensdag aan het einde van de middag.
Diezelfde dag antwoordt de Herberg per e-mail:
Goedemiddag.
Dinsdag is prima eind van de middag.
Tot dan
2.23.Op 7 juli 2010 vindt een bespreking plaats tussen partijen.
2.24.Op 25 juli 2010 stuurt [eiseres] een e-mail aan Herberg, waarin zij schrijft:
We hebben elkaar bijna 2 weken geleden gesproken over de nog openstaande rekeningen. Jullie zouden nadenken over welke vorm een betalingsregeling passend zou zijn.
2.25.Diezelfde dag antwoordt de Herberg [eiseres] per e-mail:
We hebben er inderdaad over nagedacht, en kunnen jou afbetalen met [euro]500,- in de maand, als de herberg verkocht is, wordt jou rekening z.s.m. overgemaakt.
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2]
2.26.Op 24 augustus 2010 stuurt [eiseres] aan de Herberg een schriftelijke schuldbekentenis, inhoudende dat de Herberg het bedrag van EUR 18.319,88 in 37 maandelijkse termijnen van EUR 500,- aan haar zal aflossen. In de begeleidende brief verzoekt zij de Herberg de schuldbekentenis getekend retour te zenden. De Herberg voldoet niet aan het verzoek en betalingen blijven uit.
2.27.Bij brief van 2 september 2010 sommeert [eiseres] de Herberg tot betaling van de facturen 01 en 02.
Bij brief van 13 september 2010 kondigt zij rechtsmaatregelen aan en meldt zij dat zij met ingang van 13 september 2010 aanspraak maakt op de wettelijke rente over de saldi van de beide facturen.
2.28.Op 11 november 2010 stuurt [eiseres] een factuur ad EUR 9.978,51 met declaratienummer 03 aan de Herberg. Ter toelichting schrijft zij in de factuur:
Hiermee ontvangt u onze declaratie, voor de werkzaamheden die wij hebben verricht aan het voorbereiden van de realisatie van "fase 2" en de kosten van de daarbij behorende verschotten, van Herberg Het Landhuis in Schoorl. U ontvangt deze declaratie omdat u heeft besloten de plannen voor de aanvraag van "fase 1" niet in te dienen voor de aanvraag van de bouwvergunning. Het ontwerp van fase 2 is noodzakelijk om fase 2 [de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld: fase 1] uit te kunnen werken.
2.29.Ter verzekering van verhaal van haar vordering heeft [eiseres] conservatoir (derden-)beslag doen leggen ten laste van de Herberg. Dit beslag heeft zij opgeheven nadat de Herberg zekerheid in de vorm van een bankgarantie heeft gesteld.
3.1. [eiseres] vordert na vermeerdering van eis - samengevat - primair hoofdelijke veroordeling van Herberg tot betaling van EUR 54.646,70, subsidiair tot betaling van EUR 53.756,88, meer subsidiair tot betaling van EUR 29.874,74, telkens vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten, waaronder begrepen de beslagkosten. Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat tussen partijen een mondelinge overeenkomst van opdracht is gesloten op grond waarvan de Herberg gehouden is [eiseres] te betalen voor verrichte werkzaamheden.
3.2. Herberg voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De Herberg maakt bezwaar tegen de vermeerdering van eis door [eiseres]. Ze voert daartoe aan dat het late stadium waarin de eiswijziging heeft plaats gevonden en ook de (subsidiaire) wijziging van grondslag in strijd zijn met de goede procesorde.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat artikel 130 Rv. bepaalt dat een eiswijziging is toegestaan, zolang nog geen eindvonnis is gewezen. Deze bepaling geeft naar haar strekking aan de rechter de bevoegdheid een verandering of vermeerdering van eis toe te staan of af te wijzen naar gelang hem dit in het licht van de eisen van een goede procesorde geraden voorkomt. De rechtbank acht de verlangde wijziging toelaatbaar nu er voldoende verband is tussen deze nieuwe vorderingen en de oorspronkelijke eis die er samengevat toe strekt dat [eiseres] betaling wenst voor door haar verrichte werkzaamheden. In zoverre ligt hetzelfde feitencomplex aan deze vorderingen ten grondslag. De rechtbank acht de eiswijzigingen niet van zodanige ingrijpende aard dat deze in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde. Voorts acht de rechtbank van belang dat, in het geval dat [eiseres] in hoger beroep met deze eiswijziging zou komen, aan de Herberg in feite het recht zou worden ontnomen op een behandeling in twee instanties. Onder deze omstandigheden wijst de rechtbank het bezwaar van de Herberg dan ook af.
4.3. De Herberg betwist primair dat sprake is van een mondelinge opdrachtverstrekking. Volgens haar is sprake van een vriendendienst. Het door [eiseres] gedane honorariumvoorstel is ook door de Herberg niet geaccepteerd. Als al sprake zou zijn van een mondelinge opdrachtverstrekking, zou die opdracht zijn verstrekt aan de heer [naam 1] als privépersoon en niet aan [eiseres], aldus de Herberg, zodat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4. Dat er werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van een voorgenomen verbouwing staat tussen partijen niet ter discussie. De Herberg stelt echter dat zij te maken heeft gehad met de heer [naam 1] en niet met het architectenbureau [eiseres].
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het contact tussen partijen is ontstaan doordat de heer Van der Donk regelmatig te gast was bij de Herberg, het voor de Herberg duidelijk moet zijn geweest dat hij de werkzaamheden verrichtte in het kader van zijn functie als architect bij [eiseres]. Daartoe vindt de rechtbank niet alleen redengevend dat de werkzaamheden op de deskundigheid van de heer Van der Donk als architect toezien en daarom in het verlengde van zijn beroepsuitoefening geacht moeten worden te zijn verricht, maar ook dat de e-mailcorrespondentie al sinds 2008 werd gevoerd vanaf het e-mailadres van [eiseres], waarbij steeds als afzender werd vermeld "[eiseres] Architecten BNA bv" met de bijbehorende zakelijke adresgegevens en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel. Ook de gemaakte investeringsberekeningen, schetsen en tekeningen zijn vervaardigd op het bedrijfspapier van [eiseres]. Dat enkele malen is gecorrespondeerd vanaf het e-mailadres van de heer Van Der Donk leidt er niet toe dat de Herberg in redelijkheid mocht aannemen dat zij te maken had met een privépersoon. Dit verweer van de Herberg wordt daarom verworpen.
4.5. De Herberg voert verder aan dat geen sprake is geweest van opdracht maar van een vriendendienst. Dat geen sprake is van een opdracht blijkt volgens haar ook uit het feit dat [eiseres] niet aangeeft wanneer precies volgens haar een opdrachtverstrekking heeft plaatsgevonden en evenmin tussen partijen is gesproken over vergoeding van kosten.
De rechtbank overweegt dat, in tegenstelling tot wat de Herberg klaarblijkelijk voorstaat, een concrete mondelinge of schriftelijke opdrachtverstrekking niet vereist is om een overeenkomst van opdracht te doen ontstaan, maar dat een overeenkomst van opdracht ook kan ontstaan uit gedragingen van partijen en overige omstandigheden van het geval. Daarbij merkt de rechtbank op dat tot de definitie van opdracht, zoals weergegeven in artikel 7:400 BW, niet behoort dat een tegenprestatie moet worden verricht. Ook een vriendendienst kan daarom, in de zin van belangeloos verrichte dienstverlening, als een overeenkomst van opdracht om niet worden beschouwd.
4.6. Vast staat, dat [eiseres] in haar e-mail van 16 mei 2008 aan de gemeente Bergen, welke e-mail zij heeft doorgezonden naar de Herberg, melding maakt van een opdracht die zij van de Herberg heeft gekregen. De Herberg heeft niet gesteld, noch is anderszins gebleken, dat zij die e-mail niet heeft ontvangen en dus van de inhoud ervan geen kennis heeft kunnen nemen.
Ook in de e-mail van 23 juni 2008 van [eiseres] aan de Herberg valt de term "opdracht" en schrijft zij dat zij op verzoek van de Herberg doorgaat en van de plannen een bouwaanvraag zal maken. Gezien het tijdsverloop en de contacten tussen partijen was de Herberg vanaf mei 2008 in voldoende mate in de gelegenheid te laten weten dat zij niet wilde dat [eiseres] werkzaamheden voor haar verichtte, hetgeen zij echter heeft nagelaten. Integendeel: de Herberg heeft voorts volgens eigen zeggen aan [eiseres] aangegeven dat zij wilde dat de verbouwing zo goedkoop mogelijk zou plaatsvinden, waaruit een zekere instemming met de werkzaamheden kan worden afgeleid. Zo ook uit het feit dat de Herberg op gezette tijden heeft geïnformeerd naar de voortgang van de werkzaamheden. Zo e-mailt zij op 23 juni 2008 aan [eiseres]:
Fam {familienaam 1] gaat akkoord met wachten op principeverzoek.
Hoe nu verder, moeten wij nog iets doen?
Heb je al enige offertes binnen voor de [adres 1] in Schoorl
En op 5 juni 2009, als zij haar wensen met betrekking tot de verbouwing op verzoek van [eiseres] op papier heeft gezet:
De grote lijnen staan wel op papier, heb je daar nog uitleg bij nodig of kunnen we het op de mail zetten?
Bovengenoemde gedragingen en omstandigheden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank ertoe dat [eiseres] zich tegenover de Herberg heeft verbonden werkzaamheden te verrichten en dat de Herberg daarmee heeft ingestemd. Zodoende is in 2008 tussen partijen een overeenkomst van opdracht ontstaan die inhield dat [eiseres] een (ver-)bouwplan ter ontwikkeling van een nieuw restaurant/hotel in het Landhuis. Het verweer van de Herberg dient daarom te worden verworpen.
4.7. Verder heeft de Herberg aangevoerd dat, zo er al sprake is van een overeenkomst van opdracht, zij geen loon verschuldigd is omdat partijen geen afspraken hebben gemaakt over een honorarium.
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 7:405 lid 1 BW volgt dat, als de overeenkomst van opdracht door de opdrachtnemer is aangegaan in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, de opdrachtgever loon verschuldigd is. Hoewel ongebruikelijk, is het echter niet onmogelijk dat partijen overeenkomen dat de uitvoering van een opdracht door een zogenaamde professionele partij om niet plaatsvindt.
4.8. Dat [eiseres], zoals door de Herberg gesteld, tot in het najaar van 2009 zou hebben gezegd dat zij haar werkzaamheden gratis zou verrichten, wordt door [eiseres] betwist en ook niet ondersteund door de stukken. In haar e-mail van 23 juni 2008 bracht [eiseres] immers voor het eerst het onderwerp honorarium ter sprake. De Herberg, zich "wild" geschrokken van de door [eiseres] in die e-mail genoemde percentages, zette kort daarna haar verbouwingsplannen op een laag vuurtje. Toen zij echter in juni 2009 de besprekingen met [eiseres] over haar verbouwingsplannen hervatte had zij er naar het oordeel van de rechtbank echter, gelet op de e-mail van 23 juni 2008, bedacht op moeten zijn dat [eiseres] vanaf dat moment haar werkzaamheden niet (langer) om niet zou verrichten maar dat de Herberg voor die werkzaamheden enigerlei vergoeding verschuldigd zou zijn.
In haar e-mail van 1 juli 2009 met daarbij de investeringsberekening bracht [eiseres] het honorarium wederom ter sprake en werden zelfs concrete bedragen genoemd voor architecten- en constructeurshonorarium en verschotten. De Herberg heeft verder naar eigen zeggen geïnformeerd "naar de goedkoopste oplossing voor het bouwen van de achterkant van het hotel". Op 14 januari 2010 presenteert [eiseres] een nieuwe investeringsberekening aan de Herberg. In plaats van een afwijzende reactie informeert de Herberg vervolgens in haar e-mail van 21 januari 2010 of houtskeletbouw niet een goedkopere oplossing is dan regulier bouwen.
Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat de Herberg, gelet op het tijdsverloop en de contacten tussen partijen, voldoende gelegenheid heeft gehad aan te geven dat zij geen honorarium wenste te betalen. Gelet op het voorgaande en bij gebreke aan een voldoende nadere onderbouwing van haar stelling door de Herberg moet het er daarom voor worden gehouden dat [eiseres] niet heeft aangeboden om niet te zullen werken. [eiseres] ging er naar het oordeel van de rechtbank terecht van uit dat zij betaald zou worden voor haar werkzaamheden en de bij de Herberg bestond in ieder geval vanaf 1 juli 2009 ook het besef (of had dat moeten bestaan) dat zij aan [eiseres] loon verschuldigd zou zijn.
4.9. Niet in geschil is dat [eiseres] de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. Tussen partijen is echter nooit overeenstemming bereikt over de hoogte van het loon. Op grond van artikel 7:405 lid 2 BW is de Herberg het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.
4.10.Nu gesteld noch gebleken is dat voor alle in de architectuur werkzame personen vaste en daarmee gebruikelijke tarieven gelden, zal de rechtbank het door de Herberg aan [eiseres] verschuldigde loon in redelijkheid vaststellen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.11.[eiseres] heeft haar honorarium berekend op basis van de algemene voorwaarden zoals neergelegd in De Nieuwe Regeling (DNR) 2005 en de Standaardvoorwaarden Rechtsverhouding opdrachtgever-architect (SR '97). Zij meent dat de DNR 2005 en SR '97 van toepassing zijn. De Herberg betwist dit.
Bij de beantwoording van de vraag of de algemene voorwaarden van toepassing zijn, dienen de maatstaven te worden aangelegd die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan aldus worden aangenomen als zij door de gebruiker is voorgesteld en door de wederpartij is aanvaard, waaronder begrepen het geval dat de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Deze aanvaarding of schijn van aanvaarding kan ook uit een stilzwijgen van de wederpartij worden afgeleid. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de wederpartij de inhoud van de algemene voorwaarden kent. Voldoende is dat voor of bij het sluiten van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen. In onderhavige geval is echter gesteld noch gebleken dat bij het tot stand komen van de overeenkomst is verwezen naar de DNR 2005 of SR '97. Voor het eerst in haar honorariumvoorstel van 25 januari 2010, dus na het tot stand komen van de overeenkomst van opdracht, maakt [eiseres] voor het eerst melding van de DNR 2005 en voor het eerst in haar akte houdende wijziging van eis beroept zij zich op de SR '97. De rechtbank is daarom met de Herberg van oordeel dat de DNR noch SR '97 door de Herberg zijn aanvaard en daarmee geen onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Berekening van het loon op basis van deze regelingen acht de rechtbank dan ook niet redelijk.
4.12.Tussen partijen is niet in geschil dat in januari 2010 de tekeningen en berekeningen voor het definitieve ontwerp van fase 1 tot stand waren gekomen. In haar e-mail van 6 juli 2010 bevestigt [eiseres] haar toezegging aan de Herberg dat haar declaraties (01 en 02) tot halverwege de bouwvoorbereiding lopen. Verder is het totaalbedrag van die facturen de inzet geweest van de tussen partijen besproken betalingsregeling en aanvankelijk ook van de onderhavige procedure.
Hoewel de facturen 01 en 02 door [eiseres] kennelijk steeds als een redelijk honorarium zijn gezien heeft zij, toen de Herberg niet bereid bleek de facturen 01 en 02 te betalen, factuur 03 verzonden. In het kader van deze procedure heeft zij verder haar eis vermeerderd, waarbij zij werkzaamheden heeft meeberekend die kennelijk zijn verricht nadat de Herberg op 11 februari 2010 te kennen heeft gegeven dat de werkzaamheden moesten worden gestopt. Die werkzaamheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet verricht op grond van de overeenkomst van opdracht. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in waarom [eiseres] terug kan komen op haar toezegging en in redelijkheid aanspraak kan maken op een loon dat het totaalbedrag van de facturen 01 en 02 overstijgt, nog daargelaten dat de aanleiding van [eiseres] voor het indienen van factuur 03 ("U ontvangt deze declaratie omdat u heeft besloten de plannen voor de aanvraag van "fase 1" niet in te dienen voor de aanvraag van de bouwvergunning") de rechtbank allerminst als redelijk voorkomt. De rechtbank stelt het door de Herberg aan [eiseres] verschuldigde loon daarom in redelijkheid vast op het totaalbedrag van de facturen 01 en 02, namelijk EUR 18.319,88. De vordering zal worden toegewezen op na te melden wijze, waarbij ook de gevraagde hoofdelijkheid zal worden toegewezen.
4.13.Op grond van artikel 7:406 BW is de Herberg gehouden ook de aan de werkzaamheden verbonden onkosten aan [eiseres] te vergoeden. Dit betekent dat de vordering tot betaling van de constructeurkosten ad EUR 672,35 (inclusief btw) van [bedrijf 1] Bouwtechniek B.V., die haar vordering heeft gecedeerd aan [eiseres], toewijsbaar is.
4.14.De gevorderde wettelijke handelsrecht is toewijsbaar.
4.15.De Herberg zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van beslaglegging.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,89
- overige explootkosten EUR 521,29
- betaald griffierecht EUR 1.165,00
- salaris advocaat EUR 1.130,00 (2,5 punten × tarief II)
Totaal EUR 2.904,18
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn gekweten tot betaling aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag EUR 18.992,23 (zegge: achttienduizend negenhonderdtweeënnegentig euro drieëntwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn gekweten, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 2.904,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Steijnen en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2011.