ECLI:NL:RBALK:2011:BV1121

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129050 / HA RK 11-43
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de meervoudige handelskamer wegens niet-honoreren van aanhoudingsverzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 6 juni 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de meervoudige handelskamer. Het verzoek werd ingediend door de gemachtigde van de verzoekster, mr. ing. A.E. Noordhuis, naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om aanhouding in afwachting van een proces-verbaal. De wrakingskamer heeft op 27 mei 2011 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde en de rechters aanwezig waren om hun standpunten toe te lichten. De verzoekster was van mening dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters aangaf, wat aanleiding gaf tot het wrakingsverzoek.

De rechtbank heeft in haar beslissing uiteengezet dat rechters worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procedurele beslissing was en dat de verzoekster het niet eens zijn met deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De motivering van de rechters werd als begrijpelijk en deugdelijk beschouwd, waardoor er geen aanleiding was om te concluderen dat de rechters partijdig waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de onderliggende zaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 129050 / HA RK 11-43
Datum uitspraak : 6 juni 2011
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ingediend door:
[VERZOEKSTER],
wonende te [WOONPLAATS VERZOEKSTER],
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde mr. ing. A.E. Noordhuis.
1 PROCESVERLOOP
De gemachtigde van verzoekster heeft tijdens de zitting van de meervoudige kamer op 19 mei 2011 de wraking verzocht van [RECHTER 1], [RECHTER 2] en [RECHTER 3] (hierna te noemen: de rechters) als behandelend rechters in de procedure met zaak- en rolnummer 127384 HA ZA 11-177. Het verzoek is opgenomen in het proces-verbaal van die zitting. De rechters hebben de behandeling geschorst, en hebben de griffier van de wrakingskamer direct daarna op de hoogte gebracht van het verzoek.
De gemachtigde heeft zijn verzoek verder gemotiveerd in zijn schrijven van 21 mei 2011.
De rechters hebben in hun brief met bijlagen van 24 mei 2011 gereageerd op het wrakingsverzoek. In die reactie hebben zij laten weten geen aanleiding te zien te berusten in de wraking. De schriftelijke reactie van de rechters is op 25 mei 2011 aan de gemachtigde gezonden.
De gemachtigde heeft bij schrijven van 25 mei 2011 enige producties gezonden aan de wrakingskamer.
Het verzoek is behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer van 27 mei 2011. De gemachtigde is daar verschenen en heeft zijn verzoek toegelicht aan de hand van door hem overgelegde pleitnotities. Ook de rechters zijn verschenen; zij hebben hun standpunt toegelicht.
Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en heeft bepaald dat de beslissing van de wrakingskamer op 6 juni 2011 om 9.00 uur zal worden gegeven.
2 GROND VAN HET VERZOEK
De gemachtigde heeft de rechtbank op 6 en op 12 mei 2011 schriftelijk verzocht om het proces-verbaal van behandeling op 24 maart 2011, van welk proces-verbaal melding wordt gemaakt in het (tussen)vonnis van 21 april 2011.
Op de zitting van 19 mei 2011 heeft de gemachtigde nogmaals gewezen op het ontbreken van dit proces-verbaal en heeft hij verzocht om aanhouding totdat het ontbrekende proces-verbaal hem had bereikt.
Daarop heeft de rechtbank, na schorsing voor beraad, bij monde van haar voorzitter het verzoek om aanhouding afgewezen. Zij heeft deze beslissing, blijkens het proces-verbaal van de zitting van 19 mei 2011, als volgt gemotiveerd: 'Weliswaar wordt in het vonnis verwezen naar een proces-verbaal van de zitting van 24 maart 2011, maar de rechtbank acht het ontbreken van een uitgewerkt proces-verbaal geen reden voor aanhouding van de behandeling. De behandeling van de zaak is door middel van het vonnis van 21 april 2011 heropend ten aanzien van twee materiële bezwaren. De rechtbank heeft in datzelfde vonnis met betrekking tot deze materiële bezwaren enkele vragen gesteld.
Het al dan niet hebben van een proces-verbaal is voor de behandeling van die punten niet nodig. Ik wijs u daarbij tevens op het feit dat u heeft gezegd dat u het proces-verbaal met name nodig heeft in verband met de beslissing over de formele bezwaren. Maar die formele bezwaren zijn, wat de rechtbank betreft, vandaag niet aan de orde. Wanneer u dat wenst zal de rechtbank er alsnog, wat ons betreft bij gelegenheid van het vonnis (de wrakingskamer begrijpt: het eindvonnis), u in het bezit stellen van een uitgewerkt proces-verbaal. Daarmee lijkt het door u genoemde probleem dat u een proces-verbaal nodig heeft met het oog op een eventuele cassatieprocedure ook te zijn opgelost.'
Daarop heeft de gemachtigde de rechters gewraakt. De gemachtigde acht de afwijzing van het verzoek om aanhouding totdat meergenoemd proces-verbaal hem had bereikt een daad die duidt op een gebrek aan onpartijdigheid, althans een daad waardoor de schijn van partijdigheid wordt gewekt.
2 TOETSINGSKADER VAN DE WRAKINGSKAMER
Rechters kunnen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
3 BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
De beslissing tot afwijzing van een aanhoudingsverzoek is een procedurele beslissing. Dat verzoekster het niet eens is met die beslissing is op zichzelf geen grond voor wraking. Er zou mogelijk wel een grond voor wraking kunnen zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechters partijdig dan wel ten opzichte van verzoekster vooringenomen zijn. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. De rechters hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van 19 mei 2011 de afwijzing van het verzoek om aanhouding gemotiveerd. Die beslissing en motivering zijn niet onbegrijpelijk of ondeugdelijk, en zeker niet zodanig onbegrijpelijk of ondeugdelijk, dat daarin een grond voor wraking kan zijn gelegen. Het verzoek tot wraking moet dan ook worden afgewezen.
4 BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechters af;
- bepaalt dat de behandeling van de onderliggende zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de sector Civiel van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr. P.J. Jansen en mr. F.J. Lourens, leden van de wrakingskamer,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2011.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.