RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 377614 CV EXPL 11-3700
Uitspraakdatum: 5 december 2011
[naam], weduwe van [naam],
wonende te [adres]
eisende partij,
verder ook te noemen: [de weduwe],
gemachtigde: W.B. Kelderman, werkzaam ten kantore van A & A Advies en Administratie te Oudkarspel,
1.[naam], wonende te [adres];
2.[naam], wonende te [adres];
3.[naam], wonende te [adres],
gedaagde partijen,
verder ook te noemen: [de kinderen]., ook te noemen respectievelijk [kind 1], [kind 2] en [kind 3];
[kind 1]: verschenen ter comparitie en procederende in persoon,
[kind 2]: gemachtigde mr. M.A. de Wit, werkzaam ten kantore van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam,
[kind 3]: niet verschenen.
-[de weduwe] heeft bij de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Alkmaar, een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 4 mei 2011.
-Bij akte heeft [de weduwe] haar eis verminderd tot een bedrag van € 5.000,00.
-Bij vonnis van 6 juli 2011 is de zaak verwezen naar de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn.
-Bij exploot van 11 augustus 2011 zijn [kind 1] en [kind 3] opgeroepen te verschijnen voor de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn.
-[de kinderen]. heeft bij antwoord verweer gevoerd.
-De kantonrechter heeft op 19 september 2011 een tussenvonnis uitgesproken.
-Naar aanleiding van dat tussenvonnis heeft op 25 oktober 2011 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
-De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
-Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
1.1Op 27 april 2007 is overleden [naam] (hierna: erflater). Ten tijde van zijn overlijden was erflater onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [de weduwe]. In de huwelijkse voorwaarden, die zijn opgesteld op 19 februari 1998, was elke gemeenschap van goederen uitgesloten, behoudens die van de inboedel. [de kinderen]. zijn kinderen van erflater uit een eerder huwelijk.
1.2Erflater heeft bij testament van 19 februari 1998 over zijn nalatenschap beschikt. Tot erfgenamen zijn daarin benoemd de kinderen van erflater, [de kinderen]., onder last van de in het testament genoemde legaten. In het testament is tevens een legaat (hierna: het legaat) opgenomen. Dat luidt, voor zover hier van belang:
“In geval ik ten tijde van mijn overlijden gehuwd ben met mevrouw [naam] [de weduwe], …, legateer ik aan mijn echtgenote, vrij van rechten en kosten, zonder enige inbreng in- of verrekening bij de verdeling van mijn nalatenschap, af te geven binnen vijftien maanden na mijn overlijden:
a.…
b.Het zakelijk recht van gebruik en bewoning van: het WOONHUIS met SCHUUR ONDERGROND, ERF en VERDERE AANHORIGHEDEN, plaatselijk bekend [adres]
…Voormeld recht van gebruik en van bewoning zal worden geregeerd door de navolgende bepalingen:
1.met betrekking tot dit recht van gebruik en van bewoning is het bepaalde zoals vermeld in artikel 226 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing;
2.…
3.tijdens de duur van het recht van gebruik en van bewoning zijn de kosten van de gebruikelijke reparaties en gewoon onderhoud aan het registergoed voor rekening van gebruikster;
…
11.de grond- en alle andere zakelijke lasten die van het registergoed geheven worden, zijn voor rekening van de gebruikster;
12.…”
1.3Bij brief d.d. 2 mei 2010 heeft [de weduwe] [de kinderen]. schriftelijk gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 6.128,76 wegens werkzaamheden aan de krachtens het legaat bij [de weduwe] in gebruik zijnde woning. Het gaat daarbij om een factuur d.d. 15 oktober 2007 ten bedrage van € 2.053,22 van Hansdol Schilderwerken wegens schilderwerk, een factuur d.d. 30 november 2007 ten bedrage van € 3.601,54 van P.N. Borst wegens onderhoudswerkzaamheden aan de woning en een factuur d.d. 20 april 2008 ten bedrage van € 404,00 van Romu Installatie-Montage.
2.1[de weduwe] vordert, na eisvermindering, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [de kinderen]. tot betaling van een bedrag van € 5.000,00, kosten rechtens.
2.2[de weduwe] stelt hiertoe, zakelijk weergegeven, dat zij aan de woning onderhoudswerkzaamheden heeft moeten laten verrichten. Het gaat om werkzaamheden door een aannemer ten bedrage van € 3.601,54, schilderwerkzaamheden ten bedrage van € 2.123,22 en reparatie van het dak ten bedrage van € 404,00. Dit zijn grove onderhoudswerkzaamheden die krachtens het legaat voor rekening van [de kinderen]. komen. Ondanks sommaties weigeren [de kinderen]. tot betaling van deze kosten over te gaan.
2.3[de kinderen]. hebben verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, hierna zal worden teruggekomen.
3.1In de kern twisten partijen over de uitleg van de bewoordingen van het legaat en in het bijzonder over de vraag wat als “gebruikelijke reparaties”en “gewoon onderhoud” zoals genoemd in het legaat, is te beschouwen.
3.2Krachtens artikel 4:46 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) dient bij de beantwoording van de vraag of de bewoordingen van het testament duidelijk zijn, dat wil zeggen als verklaring van hetgeen de erflater wil dat na zijn dood met zijn vermogen zal geschieden een duidelijke zin hebben, mede te worden gelet op de verhoudingen die de erflater bij zijn testament kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder dit is gemaakt.
3.3Niet in geschil is dat erflater in zijn testament heeft willen regelen dat zijn echtgenote, [de weduwe], na zijn overlijden in de echtelijke woning kon blijven wonen. Echter, uit de bewoordingen van het legaat blijkt duidelijk dat die bewoning niet kosteloos zou zijn. Zo dient [de weduwe] naast de kosten van gebruikelijke reparaties en gewoon onderhoud tevens de grond- en alle andere zakelijke lasten die van het registergoed geheven worden, te dragen. Verder is uitdrukkelijk bepaald dat met betrekking tot het gebruik artikel 3:226 BW toepasselijk is. Dat artikel bepaalt, kort gezegd, op een recht van gebruik en een recht van bewoning de regels betreffende vruchtgebruik overeenkomstige toepassing vinden, behoudens een aantal hier niet van belang zijnde bepalingen. Artikel 3:220 lid 1 bepaalt dat gewone lasten en herstellingen door de vruchtgebruiker worden gedragen en verricht. Wanneer buitengewone herstellingen nodig zijn, is de vruchtgebruiker verplicht aan de hoofdgerechtigde van deze noodzakelijkheid kennis te geven en hem de gelegenheid te verschaffen tot het doen van deze herstellingen. De hoofdgerechtigde is niet tot het doen van enige herstelling verplicht.
3.4Mede bezien in verband met het voorgaande, is het legaat betreffende de bewoordingen “gebruikelijke reparaties”en “gewoon onderhoud” duidelijk. Het gaat hier om de reparaties en het onderhoud dat normaliter aan een woning moet worden verricht om deze woning in een redelijke staat te houden.
3.5Voor zover [de weduwe] heeft aangevoerd dat het de bedoeling van erflater was dat er wel een onderscheid tussen klein en groot onderhoud werd gemaakt, wijkt dat af van de bewoordingen van het legaat. Ook overigens kan geen acht worden geslagen op daden of verklaringen van erflater buiten het testament om. Uit artikel 4:46 lid 2 BW volgt namelijk dat daden of verklaringen van de testateur buiten de uiterste wil slechts dan voor de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.
3.6Ter zitting is gebleken dat de in deze zaak aan de orde zijnde werkzaamheden, kort gezegd, betrekking hebben op diverse onderhoudswerken aan de woning, waaronder de vervanging van een raam met isolatieglas, reparatie van het dak wegens lekkage en (regulier) buitenschilderwerk. Naar het oordeel van de kantonrechter betreft dit “gebruikelijke reparaties”en “gewoon onderhoud” als bedoeld in het legaat. Voor die kosten zijn [de kinderen]. niet aansprakelijk. [de weduwe] heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat het hier om niet-gebruikelijke reparaties of ongewoon onderhoud gaat.
3.7[de weduwe] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
Veroordeelt [de weduwe] in de proceskosten, die tot heden voor [de kinderen]. worden vastgesteld op een bedrag van een bedrag van € 500,00 voor salaris van de gemachtigde van [kind 2] [waarover [de weduwe] geen BTW verschuldigd is].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 5 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter