ECLI:NL:RBALK:2011:BV0779

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126585. / HA RK 11-16
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in verband met de Wet Mulder

In deze zaak heeft verzoeker op 24 februari 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter, in het kader van twee vorderingen van de officier van justitie te Leeuwaren. Deze vorderingen betroffen het verkrijgen van een machtiging tot gijzeling, omdat verzoeker een opgelegde administratieve sanctie niet had betaald. Het verzoek tot wraking is behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer op 3 maart 2011, waarbij de gewraakte rechter niet aanwezig was. Verzoeker heeft zijn gronden voor het wrakingsverzoek toegelicht, waarbij hij aangaf geen persoonlijke bezwaren tegen de rechter te hebben, maar twijfels te koesteren over eerdere beslissingen in vergelijkbare zaken. Hij betwistte de rechtskracht van de Wet Mulder en gaf aan dit aan te kaarten bij het Hof van Justitie in Luxemburg.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek in wezen gericht was tegen de procedure en de rol van het Openbaar Ministerie, en niet specifiek tegen de gewraakte rechter. De kamer oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De behandeling van de onderliggende zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 126885 / HA RK 11-16
Datum uitspraak : 16 maart 2011
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ingediend door:
[VERZOEKER],
hierna te noemen: verzoeker.
1 PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 24 februari 2011, op de daarin omschreven gronden de wraking verzocht van [DE RECHTER] (hierna te noemen: de rechter) als behandelend kantonrechter in de twee vorderingen van de officier van justitie te Leeuwaren, beschikkingnummers 137164840 en 137165152, telkens strekkende tot verkrijging van een machtiging tot het jegens verzoeker toepassen van het dwangmiddel gijzeling, welke vorderingen zijn gegrond op het feit dat verzoeker, telkens, een aan hem opgelegde administratieve sanctie niet, dan wel niet volledig, heeft betaald. Verzoeker is in beide zaken opgeroepen tegen de terechtzitting van 24 februari 2011 te Den Helder. Kort voorafgaand aan die zitting heeft verzoeker het wrakingverzoek ingediend. De behandeling in de beide zaken is in verband daarmee aangehouden tot een nader tijdstip.
Nadat het verzoekschrift aan de griffier ter hand is gesteld, is het ter kennis van de rechter gebracht. De rechter heeft op 24 februari 2011, zij het kort, schriftelijk gereageerd op het verzoek. In die reactie heeft zij laten weten niet te berusten in de wraking. De schriftelijke reactie van de rechter is aan verzoeker gezonden.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 3 maart 2011. De rechter heeft bericht niet te zullen verschijnen.
Verzoeker heeft zijn verzoek, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities, toegelicht.
Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en bepaald dat de beslissing binnen veertien dagen zal worden gegeven.
Uitspraak is nadien bepaald op heden.
2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
2.1. De rechtbank stelt het volgende voorop. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
2.2. In haar reactie heeft de rechter aan de Kamer laten weten dat zij verzoeker niet kent. Tijdens de behandeling van het verzoek is verzoeker gevraagd naar de gronden die tot het indienen daarvan aanleiding hebben gegeven en in het bijzonder naar de bedenkingen die verzoeker jegens de persoon van [DE RECHTER] koestert. Verzoeker heeft daaromtrent ter zitting het volgend verklaard: "Ik heb persoonlijk tegen [DE RECHTER] niets, maar ik kan niet de hele rechtbank wraken en ik moet toch ergens beginnen. Maar het had voor hetzelfde geld een andere rechter kunnen zijn. Er zijn eerder vergelijkbare zaken tegen mij geweest en ik heb mijn twijfels bij die eerdere beslissingen. Ik weet niet of [DE RECHTER] betrokken is geweest bij een of meer van die zaken."
Vervolgens heeft verzoeker het volgende verklaard: "Volgens mij is de Wet Mulder een wet zonder rechtskracht. De officier van justitie handelt namelijk zonder dat er een rechter over heeft beslist. Ik ga dat aankaarten bij het Hof van Justitie in Luxemburg. U houdt mij voor dat ik dan wellicht beter rechtskundige hulp kan inroepen, maar dat is niet nodig. Ik kan dat zelf wel."
2.3. De wrakingskamer stelt daarmee vast dat het verzoek in de kern gericht is tegen de desbetreffende procedure, dan wel zich feitelijk richt tegen de rol van het Openbaar Ministerie daarin en dat verzoeker mede de geldigheid van wettelijke regelgeving in twijfel trekt. Tevens moet worden vastgesteld dat in hetgeen verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan zijn verzoek om wraking, geen feiten en/of omstandigheden zijn gelegen of kunnen worden gelezen die specifiek betrekking hebben op het handelen van de betrokken rechter, in de onderhavige zaken [DE RECHTER]. Het verzoek ontbeert dan ook iedere feitelijke grondslag. De kamer beslist daarom als volgt.
3 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
- bepaalt dat de behandeling van de onderliggende zaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek en beveelt dat die zaken daartoe in handen worden gesteld van de voorzitter van de sector civiel/kanton van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Zijp, voorzitter, mr. C.M. van Wechem en mr. W.C. Oosterbroek, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2011.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.