ECLI:NL:RBALK:2011:BU8310

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810272-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht met minderjarigen en kinderpornografie

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 15 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met diverse minderjarigen en het in bezit hebben van kinderpornografie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1998 tot 2011 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met verschillende minderjarige slachtoffers, waarbij hij hen heeft betast en seksuele handelingen heeft laten verrichten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als voldoende betrouwbaar beoordeeld, met uitzondering van enkele feiten waarvoor de verdachte is vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de handelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook maatregelen genomen met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, waaronder computers en DVD's, die zijn verbeurd verklaard. De zaak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de noodzaak van bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810272-11 (P)
Datum uitspraak: 15 december 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboortedatum en –plaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd te P.I. Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging is toegewezen, ten laste gelegd, dat
1.
Primair hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 november 1998 tot 28 november 2003 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp en/of te [plaatsnaam], in de gemeente Beemster, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte
-zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij 1] geduwd/gebracht en/of
-boven en/of onder de kleding de vagina en/of de schaamstreek van die [benadeelde partij 1] betast en/of
-zich laten aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of
-over zijn (onder)broek zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1] doen of laten betasten en/of daarover doen of laten wrijven;
Subsidiair hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 1998 tot 28 november 2003 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp en/of te [plaatsnaam], gemeente Beemster, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
-het boven en/of onder de kleding van die [benadeelde partij 1] betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of
-het zich, verdachte, laten aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of
-het zich over zijn (onder)broek doen of laten betasten van en/of wrijven over zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1];
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 1998 tot en met 1 oktober 2001 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, met [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
-het aftrekken van die [benadeelde partij 2] en/of
-het betasten van het geslachtsdeel van die [benadeelde partij 2];
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 27 mei 2011 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, in elk geval in het arrondissement Alkmaar, met [benadeelde partij 3] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
-het betasten van de billen en/of schaamstreek van die [benadeelde partij 3] en/of
-het aftrekken van die [benadeelde partij 3] en/of
-het tezamen met die [benadeelde partij 3] in bad gaan;
4.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2009 tot en met 30 april 2010 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, met [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
-het pijpen van die [benadeelde partij 4] en/of
-het aftrekken van die [benadeelde partij 4] en/of
-het zich, verdachte, laten aftrekken door die [benadeelde partij 4] en/of
-het gebruik laten maken door die [benadeelde partij 4] van een zogenaamde kunstvagina (waar die [benadeelde partij 4] zijn penis in heeft gestoken);
5.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2009 tot en met 30 april 2010 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, met [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
-het pijpen van die [benadeelde partij 5] en/of
-het aftrekken van die [benadeelde partij 5] en/of
-het zich, verdachte, laten aftrekken door die [benadeelde partij 5];
6.
hij op of omstreeks 8 maart 2011, althans in of omstreeks de maand maart 2011, te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp en/of te [plaatsnaam], gemeente Borger-Odoorn, in elk geval in Nederland, een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten het aanzienlijke leeftijdverschil tussen de verdachte en nader te noemen slachtoffer en/of het feit dat verdachte tegen het slachtoffer heeft gezegd dat hij haar zou komen opzoeken en/of haar ouders iets zou aandoen, een persoon, [benadeelde partij 6], geboren op [geboortedatum], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het (voor de webcam) tonen van haar borsten en/of het zichzelf vingeren en/of het duwen/brengen van haar vinger(s) in haar vagina, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
7.
hij op of omstreeks 27 mei 2011 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, in elk geval in Nederland, een of meer gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een of meer dvd('s), bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, in bezit heeft gehad, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
-het vaginaal penetreren met de vinger(s) door zichzelf, zijnde een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(blz. 135/136 van het pv disc 7)
en/of
-het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende filmfragmenten van zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(blz. 687 van het pv dvd 1 en dvd 44);
MEDEDELINGEN: De officier van justitie deelt mede dat de hierboven omschreven afbeeldingen/filmfragmenten ter voorkoming van strafbare feiten en verdere verspreiding van bovengenoemd materiaal, niet in het dossier zijn gevoegd en ook niet in afschrift zullen worden verstrekt. De officier van justitie zal voorbeelden van genoemde afbeeldingen/filmfragmenten op de terechtzitting aanwezig hebben en desgewenst aan de rechtbank overleggen. Voorafgaand aan de terechtzitting kan inzage in genoemd materiaal verleend worden op afspraak met de officier van justitie.
8.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 27 mei 2011 te [plaatsnaam], gemeente Graft de Rijp, (telkens) een of meer gegevensdrager(s) (dvd's), waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten een of meer pornofilms, heeft vertoond aan [benadeelde partij 7] (geboren op [geboortedatum]) en/of [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortedatum]) en/of [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortedatum]), van wie hij (telkens) wist dat deze jonger was/waren dan zestien jaar.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
Partiële nietigheid van de dagvaarding
Aan de verdachte wordt onder 7 ten laste gelegd dat hij, kort gezegd, kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. Daarbij zijn een tweetal beschrijvingen van seksuele gedragingen op afbeeldingen in de tenlastelegging opgenomen. De tweede omschrijving, vermeld onder het tweede gedachtestreepje, van de seksuele gedragingen die op de afbeeldingen te zien zouden zijn luidt als volgt:
- “het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende filmfragmenten van zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen”.
Vervolgens wordt in de tenlastelegging verwezen naar het proces-verbaal op dossierpagina 687 waar de afbeeldingen op DVD 1 en DVD 44 worden beschreven. In voornoemd proces-verbaal worden deze afbeeldingen als volgt omschreven:
“DVD 1, geen titel, SONY DVD+RW:
Op deze DVD is onder andere te zien dat de verdachte [verdachte] zittend op de bank stoeit met kinderen. Ik schat de leeftijd van deze kinderen tussen de 10 en 14 jaar oud. Een van de kinderen ‘duikt’ op de verdachte [verdachte]. Door een jongen wordt gezegd: “Ga effe neuken kleine”, Vervolgens is te zien dat de jongen die op de verdachte [verdachte] ligt ‘rijdende bewegingen’ maakt. Vervolgens komt er een jongen in beeld, die [benadeelde partij 7] wordt genoemd. Tegen [benadeelde partij 7] wordt gezegd: “Ge eens effe rukken”. Ook wordt aan [benadeelde partij 7] gevraagd om zijn piemel te laten zien, Vervolgens is te zien dat [benadeelde partij 7] zijn piemel via de bovenzijde van zijn broek uit zijn broek haalt en deze toont voor de camera. Dit beeld duurt ongeveer 5 seconden.”
DVD 44, geschreven titel: “[naam]”, SONY DVD+RW:
De leeftijd van beide jongens in de badkamer worden door mij geschat tussen de 10 en 14 jaar oud. De beide jongens zijn naakt en komen tevoorschijn als zij rechtop gaan staan. Een jongen pakt zijn piemel vast.”
De rechtbank stelt vast dat de omschrijving van de seksuele gedragingen van de afbeeldingen zoals opgenomen in de tenlastelegging niet overeenkomt met de beschrijving van de afbeeldingen in het proces-verbaal waar in de tenlastelegging naar wordt verwezen. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding op dit punt innerlijk tegenstrijdig is. Gelet op het vorengaande zal de rechtbank de dagvaarding, voor zover het de tweede beschrijving van het onder 7 ten laste gelegde betreft, dan ook nietig verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
4.1 Inleiding
De verdachte wordt ervan beschuldigd ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met diverse minderjarige personen, waarbij hij in één geval ook wordt verdacht van het seksueel binnendringen. Voorts wordt de verdachte verweten dat hij minderjarige jongens naar porno zou hebben laten kijken in zijn woning. De verdachte ontkent zich aan deze ten laste gelegde feiten schuldig te hebben gemaakt.
Daarnaast wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij een minderjarig meisje tijdens een chat-gesprek (via MSN) heeft bewogen voor de webcam ontuchtige handelingen met zichzelf te plegen. Deze beelden zijn opgenomen en het betreffende filmpje is tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte aangetroffen. Volgens de officier van justitie kan dit filmpje worden aangemerkt als kinderpornografisch. De verdachte erkent het bezit van dit filmpje, maar betwist dat hij de persoon is geweest die het chat-gesprek heeft gevoerd en het meisje heeft bewogen tot het plegen van de ontuchtige handelingen.
De rechtbank dient te beoordelen of de verklaringen van de aangevers/getuigen, inhoudende dat de verdachte ontuchtige handelingen met diverse minderjarige personen heeft gepleegd en of de verdachte minderjarige jongens naar porno heeft laten kijken, voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Voorts dient te rechtbank zich uit te laten over de vraag of het de verdachte is geweest die een minderjarige meisje heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen voor de webcam of dat het door de verdachte - ter zitting - geschetste alternatieve scenario geloofwaardig kan worden geacht. Tot slot dient te rechtbank te oordelen of de verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
4.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten met dien verstande dat zij het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen acht.
4.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 8 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen omdat de verklaringen van de aangevers/getuigen onvoldoende steun vinden in overig bewijs.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde heeft de raadsman voorts opgemerkt dat de film die [benadeelde partij 7] beschrijft, niet kan worden aangemerkt als een pornofilm.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. De raadsman heeft opgemerkt dat niet valt uit te sluiten dat iemand anders dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van de computer van de verdachte en het chat-gesprek met [benadeelde partij 6] heeft gevoerd. Aldus is de raadsman van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot het plegen van de ontuchtige handelingen.
De raadsman heeft opgemerkt dat het onder 7 ten laste gelegde filmmateriaal dat bij de verdachte is aangetroffen waarbij aangeefster [benadeelde partij 6] zich ontkleedt en seksuele handelingen verricht, voldoet aan de criteria om het als kinderpornografisch aan te merken.
4.4 Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
“Unus testis”
De rechtbank wil het volgende vooropstellen. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - waarin op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR) wordt gerelateerd aan de gehele tenlastelegging en niet slechts een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bij de beoordeling of een verklaring van een getuige voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, moet een onderscheid worden gemaakt tussen een verklaring die enkel de betrouwbaarheid van de getuige kan ondersteunen en een verklaring die als zelfstandig bewijsmiddel kan worden gebezigd voor de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit. Zo is een verklaring van horen zeggen van een getuige een verklaring die enkel de betrouwbaarheid van de getuige kan ondersteunen. Een dergelijke verklaring is immers uit dezelfde bron afkomstig als de oorspronkelijke getuigenverklaring en kan dan ook niet als zelfstandig bewijsmiddel worden gebruikt.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het ondersteunende bewijs betrekking dient te hebben op de kern van het ten laste gelegde delict, bijvoorbeeld de ontucht. Daarbij merkt de rechtbank op dat noch in de wet, noch in de jurisprudentie de eis wordt gesteld dat het steunbewijs betrekking heeft op alle in de ten laste gelegde genoemde ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van feit 1:
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 17 juni 2011 heeft [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] , aangifte gedaan van ontucht gepleegd door haar oom, zijnde de verdachte. [Benadeelde partij 1] verklaart dat zij de verdachte moest aftrekken en dat hij met zijn hand in haar broek ging en aan en bij haar vagina zat. Zij verklaart voorts dat de verdachte met zijn broek open zat en dat zij met haar hand over zijn onderbroek ging. Volgens [benadeelde partij 1] was haar broer, [getuige 1], er ook bij aanwezig toen de seksuele handelingen plaatsvonden.
[Benadeelde partij 1] heeft aangegeven dat de seksuele handelingen meer dan twee keer en minder dan tien keer hebben plaatsgevonden zowel in haar toenmalige ouderlijke woning in [plaatsnaam] als in de woning van de verdachte in [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp.
Voorts heeft [benadeelde partij 1] verklaard dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden toen zij zes of acht jaar oud was. De rechtbank begrijpt, gelet op de hierboven genoemde geboortedatum van [benadeelde partij 1], dat de door deze genoemde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 november 1998 tot 28 november 2003 en dat [benadeelde partij 1] op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
[Getuige 1] heeft verklaard dat hij zich nog kan herinneren dat hij met zijn zusje [benadeelde partij 1] bij de verdachte thuis was, dat verdachte’s geslachtsdeel stijf was en dat zij over zijn broek moesten wrijven.
De moeder van [benadeelde partij 1] en [getuige 1], [getuige 2], zus van de verdachte, is ook gehoord. Zij heeft verklaard dat zij, toen [benadeelde partij 1] ongeveer acht jaar oud was, heeft gezien dat de verdachte samen met [benadeelde partij 1] en [getuige 1] op zijn rug met zijn broek open op het logeerbed lag terwijl [benadeelde partij 1] en [getuige 1] over de verdachte kropen. Voorts heeft [getuige 2] verklaard dat [benadeelde partij 1] aan haar heeft verteld dat hij aan haar broek bij haar vagina heeft gezeten en dat [benadeelde partij 1] meerdere malen huilend tegen haar heeft verteld over hetgeen met de verdachte heeft plaatsgevonden.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De kern van de onder primair ten laste gelegde gedraging is het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde partij 1]. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [benadeelde partij 1] dat de verdachte met zijn vinger in haar vagina is binnengedrongen niet wordt ondersteund door ander bewijs. Nu geen ondersteunend bewijs voorhanden is voor de kerngedraging van het ten laste gelegde, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 1], dat de verdachte ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, in voldoende mate wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder en haar broer.
De raadsman heeft opgemerkt dat de herinnering van [getuige 1] aan hetgeen zou hebben plaatsgevonden vaag is en mogelijk is gestuurd. De rechtbank begrijpt deze opmerking aldus dat de raadsman vraagtekens stelt bij de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [getuige 1]. De rechtbank is van oordeel dat het enkele gegeven dat een herinnering vaag is, niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de verklaring. Daar komt bij dat de rechtbank voor de ondersteuning van de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij 1] voorts acht heeft geslagen op de verklaring van de moeder van [benadeelde partij 1].
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2:
Op 8 augustus 2011 heeft [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van ontucht gepleegd door de verdachte, welke ontuchtige handelingen hebben bestaan uit het aftrekken van die [benadeelde partij 2] door de verdachte en het betasten van het geslachtsdeel van die [benadeelde partij 2]. Voorts is een vriendin van [benadeelde partij 2], [getuige 3], gehoord. Zij verklaart dat [benadeelde partij 2] aan haar heeft verteld dat de verdachte aan zijn geslachtsdeel heeft gezeten.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [getuige 3] een verklaring ‘van horen zeggen’ is, welke verklaring slechts kan dienen ter ondersteuning van de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij 2]. Nu de verklaring van [benadeelde partij 2] op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, acht de rechtbank het onder 2 ten laste niet bewezen en zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 3:
Op 26 mei 2011 heeft [getuige 4] namens haar minderjarige zoon [benadeelde partij 3] (verder ook te noemen: [benadeelde partij 3]) aangifte gedaan van seksueel misbruik, gepleegd door de verdachte. [Getuige 4] heeft verklaard dat [benadeelde partij 3] aan haar heeft verteld dat de verdachte met zijn hand in de broek van [benadeelde partij 3] heeft gezeten. Vervolgens is [benadeelde partij 3] in een kindvriendelijk studio gehoord en heeft hij, kort gezegd, verklaard dat de verdachte met zijn hand in zijn onderbroek heeft gezeten.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de verklaring van [getuige 4] een verklaring ‘van horen zeggen’ is, welke verklaring slechts kan dienen ter ondersteuning van de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij 3]. Nu de verklaring van [benadeelde partij 3] op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, acht de rechtbank het onder 3 ten laste niet bewezen en zal de rechtbank de verdachte ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 8:
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 26 mei 2011 is [benadeelde partij 4], geboren [geboortedatum] , gehoord tijdens een studioverhoor. Hij verklaart kort samengevat dat hij samen met [benadeelde partij 5] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 5]) in de woning van de verdachte een film aan kijken was toen de verdachte ineens een pornofilm opzette. De verdachte is vervolgens met zijn hand in de broek van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] gegaan en hij heeft [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] gepijpt en afgetrokken. Daarna hebben [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] de verdachte afgetrokken waarna de verdachte klaar kwam. [Benadeelde partij 4] heeft verklaard dat het twee keer heeft plaatsgevonden, dat zij alleen de eerste keer een pornofilm hebben gekeken en dat zij alleen de tweede keer door de verdachte zijn gepijpt. [Benadeelde partij 4] verklaart voorts dat de verdachte de tweede keer een kunstvagina had waar [benadeelde partij 4] zijn geslachtsdeel in heeft gestoken. [Benadeelde partij 4] heeft verklaard dat de ontucht de eerste keer heeft plaatsgevonden in december 2009 en de tweede keer twee maanden later, beide keren was hij 11 jaar oud.
De rechtbank begrijpt, gelet op de verklaring van [benadeelde partij 4] in samenhang bezien met de hierboven genoemde geboortedatum van [benadeelde partij 4], dat de door hem beschreven gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 april 2010.
Op 24 mei 2011 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [benadeelde partij 5], geboren op [geboortedatum] . In dat gesprek heeft [benadeelde partij 5] tegen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaard dat hij met [benadeelde partij 4] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 4]) film ging kijken bij ‘hem’, dat ‘hij’ porno opzette, dat ‘hij’ zijn hand in hun broek deed en dat zij het toen bij ‘hem’ deden. Met ‘Hij’ bedoelt [benadeelde partij 5] [verdachte] (de verdachte). [Benadeelde partij 5] vertelde voorts dat ‘hij’ hen pijpte en steeds zei “doe het bij mij” en “niks vertellen want dan krijg ik gezeik”. [Benadeelde partij 5] heeft verklaard dat er twee keer iets is gebeurd bij de verdachte thuis, één keer in de huiskamer en één keer op zolder.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] elkaar over en weer in voldoende mate ondersteunen. De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zowel [benadeelde partij 4] als [benadeelde partij 5].
Vertonen van pornofilms aan minderjarigen
Gelet op het hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank tevens de overtuiging bekomen dat de verdachte een pornofilm heeft vertoond aan [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5], waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte tevens een pornofilm heeft vertoond aan [benadeelde partij 7]. [Benadeelde partij 7] heeft tijdens zijn studioverhoor, kort samengevat, verklaard dat hij wel eens een film heeft gekeken bij de verdachte met houten marionettenpoppetjes, dat het een grappige film was en dat de poppetjes onder andere gingen vrijen en gingen autorijden. De raadsman heeft op de terechtzitting aangevoerd dat de film die [benadeelde partij 7] beschrijft, de film “Team America: World Police” betreft, uit 2004. Deze film staat geregistreerd in de categorie actie/avontuur/komedie, met als leeftijdsgrens minimaal twaalf jaar, en kan niet als pornofilm worden betiteld. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 6:
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 15 september 2011 heeft [benadeelde partij 6], geboren op [geboortedatum] , aangifte gedaan. Zij verklaart in haar aangifte dat zij in de maand maart 2011 met een persoon die zich [naam] noemde een chat-gesprek heeft gevoerd op MSN. Zij geeft aan dat zij en de man met wie zij het gesprek voerde allebei een webcam hadden aangezet. [Benadeelde partij 6] omschrijft de man die zij zag op de webcam als een man van ongeveer veertig jaar oud, donkerblond krullend haar tot ongeveer op de oren, waarbij het haar achter de oren iets langer was. Verder geeft ze aan dat hij een stevig postuur had en dat hij een blank en bol gezicht had.
Voorts verklaart [benadeelde partij 6] dat zij zich op verzoek van de man heeft uitgekleed voor de webcam, zij met haar borsten heeft gespeeld door er een beetje in te knijpen, dat zij zichzelf heeft gevingerd en vervolgens haar vinger in haar vagina heeft gebracht. Zij verklaart dat zij twee keer contact heeft gehad met de man, maar dat zij slechts in één van die gesprekken gebruikt heeft gemaakt van de webcam.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn diverse DVD’s aangetroffen. Op één van die DVD’s is te zien dat [benadeelde partij 6] voor de webcam haar borsten toont, zichzelf vingert en haar vinger in haar vagina brengt. Op de computer van de verdachte wordt in de folder “maart 2011” een bestand aangetroffen met de naam “[e-mailadres 1]”. Dit bestand bleek een chatgesprek te zijn tussen “[naam]” met e-mailadres “[e-mailadres 2]” en “[benadeelde partij 6]” met e-mailadres “[e-mailadres 1]”. In het chatgesprek worden seksueel getinte opmerkingen gemaakt. Voorts is in het gesprek te lezen dat [benadeelde partij 6] aangeeft dat ze veertien jaar oud is en in [plaatsnaam] woont.
“Meer en Vaart-verweer”
De verdachte heeft op de terechtzitting weliswaar erkend dat het e-mailadres “[e-mailadres 2]” op zijn computer staat , maar daarbij heeft hij aangegeven dat het niet zijn e-mailadres is. De verdachte ontkent dat hij onder de naam [naam] chat-gesprekken met [benadeelde partij 6] heeft gevoerd. De verdachte heeft aangevoerd dat zijn computer door diverse jongens werd gebruikt en dat het iemand anders is geweest die op zijn computer met [benadeelde partij 6] heeft gechat. De verdachte heeft niet willen aangeven wie dit gesprek met [benadeelde partij 6] vanaf zijn computer zou hebben gevoerd.
De rechtbank stelt voorop dat zij niet kan uitsluiten dat ook andere personen gebruik maakten van de computer van de verdachte. De rechtbank merkt evenwel op dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zijn computer naast door hem ook door diverse jongens die bij hem over de vloer kwamen werd gebruikt. Dat strookt niet met de beschrijving die [benadeelde partij 6] geeft van de man die zij op de webcam zag, namelijk een man van ongeveer veertig jaar oud. Voorts stelt de rechtbank vast dat de beschrijving die [benadeelde partij 6] geeft van de man waarmee zij het chat-gesprek heeft gevoerd, in grote lijnen overeen komt met het uiterlijk van de verdachte.
Gelet op het voorgaande en het feit dat verdachte niet wenst aan te geven welke persoon van zijn account gebruik heeft gemaakt, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat iemand anders [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen ongeloofwaardig en zal zij deze verklaring terzijde stellen.
Opzettelijk bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte [benadeelde partij 6] opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit heeft gedaan door middel van giften, beloften of misleiding. Wel acht de rechtbank – gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en [benadeelde partij 6] – bewezen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. De verdachte was ten tijde van het chat-gesprek drieënveertig jaar oud, terwijl [benadeelde partij 6] in het eerste chat-gesprek heeft verteld dat zij veertien jaar oud was. Aldus wist de verdachte ook dat [benadeelde partij 6] ten tijde van het chat-gesprek de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt.
Ten aanzien van feit 7:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv, ter terechtzitting van 1 december 2011 afgelegd;
- het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 30 september 2011 (dossierpagina 135 en 136);
heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte op 27 mei 2011 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, een DVD bevattende kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Subsidiair hij op tijdstippen in de periode van 1 november 1998 tot 28 november 2003 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp en te [plaatsnaam], gemeente Beemster, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
-het boven en onder de kleding van die [benadeelde partij 1] betasten van de vagina en de schaamstreek en
-het zich, verdachte, laten aftrekken door die [benadeelde partij 1] en
-het zich over zijn onderbroek laten betasten zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1];
4.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 april 2010 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, met [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
-het pijpen van die [benadeelde partij 4] en
-het aftrekken van die [benadeelde partij 4] en
-het zich, verdachte, laten aftrekken door die [benadeelde partij 4] en
-het gebruik laten maken door die [benadeelde partij 4] van een zogenaamde kunstvagina (waar die [benadeelde partij 4] zijn penis in heeft gestoken);
5.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 april 2010 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, met [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
-het pijpen van die [benadeelde partij 5] en
-het aftrekken van die [benadeelde partij 5] en
-het zich, verdachte, laten aftrekken door die [benadeelde partij 5];
6.
hij in de maand maart 2011, te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp en/of te [plaatsnaam], gemeente Borger-Odoorn, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het aanzienlijke leeftijdverschil tussen de verdachte en nader te noemen slachtoffer een persoon, [benadeelde partij 6], geboren op [geboortedatum], waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het voor de webcam tonen van haar borsten en het zichzelf vingeren en het duwen/brengen van haar vinger in haar vagina, te plegen;
7.
hij op 27 mei 2011 te [plaatsnaam], gemeente Graft-De Rijp, een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een dvd, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, in bezit heeft gehad, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
-het vaginaal penetreren met de vinger door zichzelf, zijnde een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(blz. 135/136 van het pv disc 7)
8.
hij in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 april 2010 te [plaatsnaam], gemeente Graft de Rijp, een gegevensdrager (dvd), waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten een pornofilm, heeft vertoond aan [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortedatum] en [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortedatum]), van wie hij wist dat deze jonger waren dan zestien jaar.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 4 en 5:
(Telkens) met iemand beneden de zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 6:
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijke bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Ten aanzien van feit 7:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
Ten aanzien van feit 8:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet, dat deze jonger is dan zestien jaren, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
8.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van vijf jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, en zich daarbij zal houden aan de meldplicht zoals door de Reclassering Nederland in haar rapport omschreven en dat de verdachte zal meewerken aan een eventueel geïndiceerde behandeling bij de Divisie Forensische Psychiatrie (DFP) te Heiloo.
8.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van het onder 7 ten laste gelegde. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van meer feiten komen, heeft de raadsman gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft daarbij gewezen op het vonnis van de rechtbank Zutphen van 30 november 2011, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BU6441. Voorts heeft de raadsman opgemerkt dat de verdachte niet wil meewerken aan een behandeling zoals door Reclassering Nederland wordt geadviseerd en dat eventueel reclasseringscontact ook in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling kan worden ingevuld.
8.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, op grond van de persoon van de verdachte zoals dit is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting, het Uittreksel Justitieel Documentatieregister, gedateerd 30 mei 2011 en het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, gedateerd 25 november 2011, van M.C. de Vries, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft ontucht gepleegd met diverse minderjarigen, hij heeft een minderjarig meisje bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen en voorts heeft hij minderjarige jongens naar een pornofilm laten kijken. De verdachte heeft gedurende een lange periode door zijn overwicht wegens het aanzienlijke leeftijdsverschil, het vertrouwen van de minderjarigen misbruikt ten behoeve van zijn eigen seksuele behoeftes. Het handelen van de verdachte werd slechts ingegeven door zijn eigen lustbevrediging en hierbij heeft hij geen oog gehad voor de gevoelens van de minderjarige slachtoffers. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn jonge slachtoffers. Hij heeft zijn slachtoffers op jonge leeftijd geconfronteerd met volwassen zaken en aldus hun seksuele ontwikkeling verstoord.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk feiten vaak grote gevolgen kunnen hebben voor de verdere levens van de slachtoffers, waarbij tevens sprake kan zijn van psychische schade.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografie. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno bezitten. De rechtbank heeft bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf wel mede in aanmerking genomen dat de verdachte slechts een zeer kleine hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen, te weten één DVD bevattende één filmpje, in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank is op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat slechts een straf die vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt, passend is.
Wat betreft de duur van de op te leggen straf komt de rechtbank tot een lagere vrijheidsstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte van een aantal feiten wordt vrijgesproken. Hoewel de bewezen verklaarde feiten ernstig zijn, is het totaal van de bewezen verklaarde feiten minder ernstig dan het totaal van feiten waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de aanzienlijke gevolgen die de verdachte reeds van zijn handelen heeft ondervonden. Er is veel publiciteit rondom de zaak geweest en kort geleden is getracht de woning van de verdachte in brand te steken. De rechtbank houdt rekening met de mogelijke problemen die de verdachte zal ondervinden mocht hij na zijn detentie naar zijn woonplaats terug willen keren.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en ziet aanleiding om een langere proeftijd te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van (jonge) kinderen. Mede op grond van de lange periode waarin de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, de leeftijd van de kinderen en het gegeven dat de verdachte geen inzicht in het strafbare van zijn handelen heeft getoond, bestaat de vrees dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van (jonge) kinderen. Daarom zal de rechtbank, teneinde herhaling van soortgelijke misdrijven te voorkomen, aan het voorwaardelijk op te leggen strafgedeelte een proeftijd van vijf jaren verbinden.
Gelet op de mogelijke problemen die de verdachte na zijn detentie zal ondervinden, zal de rechtbank aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank niet tevens als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting opleggen zoals door de reclassering in haar rapport wordt geadviseerd. Uit het onderzoek op de terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte bereid is om aan de voorgestelde gedragsinterventies mee te werken, waardoor de rechtbank de oplegging van deze bijzondere voorwaarde niet opportuun acht. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding een contact- of locatieverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen. De rechtbank ziet niet hoe een contact- of locatieverbod praktisch kan worden uitgevoerd in een dergelijke kleine gemeenschap waarin de verdachte woont.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een groot voorwaardelijk gedeelte met een langere proeftijd volstaat om de verdachte ervan te weerhouden te recidiveren.
Al het voorgaande in overweging nemende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk passend en geboden.
9. Vordering van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.635,- wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde partij 2]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.380,- wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde partij 3]
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [benadeelde partij 3], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.200,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde partij 4]
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [benadeelde partij 4], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.200,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde partij 5]
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [benadeelde partij 5], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.950,- wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde partij 6]
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [benadeelde partij 6], heeft mw. B. Dijkema van Slachtofferhulp Nederland vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 878,62 wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde partij 7]
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [benadeelde partij 7], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 250,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
9.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] geheel kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] acht de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van € 1.880,- bestaande uit € 180,- materiële schade en € 1.700,- immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en verzoekt de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 2.265,- bestaande uit € 65,- materiële schade en € 2.200,- immateriële schade kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
9.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 6] heeft de raadsman opgemerkt dat alleen de schade in aanmerking dient te worden genomen die betrekking heeft op feit 7.
9.3 Oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 1]
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 435,- aan materiële schade. De rechtbank merkt voorts op dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van dergelijke feiten later nadelige, psychische gevolgen daarvan zullen ondervinden. De rechtbank zal op basis van de thans bekende gegevens de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op een bedrag van minst genomen € 1.250,-. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 1.685,-.
Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2003, zijnde de einddatum van de pleegperiode.
De verdachte dient daarnaast bij de einduitspraak te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 2]
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
[benadeelde partij 3]
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
[benadeelde partij 4]
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4 en 8 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank merkt op dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van dergelijke feiten later nadelige, psychische gevolgen daarvan zullen ondervinden. De rechtbank zal op basis van de thans bekende gegevens de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op een bedrag van minst genomen € 1.250,-. De vordering kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2010, zijnde de einddatum van de pleegperiode.
De verdachte dient daarnaast bij de einduitspraak te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 5]
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 5 en 8 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank merkt op dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van dergelijke feiten later nadelige, psychische gevolgen daarvan zullen ondervinden. De rechtbank zal op basis van de thans bekende gegevens de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op een bedrag van minst genomen € 1.250,-. De vordering kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Tevens is namens de benadeelde partij opgave gedaan van € 750,- aan materiële schade bestaande aan tien sessies bij de psychotherapeut. De rechtbank stelt vast dat deze gevorderde schade niet is onderbouwd. Derhalve kan de rechtbank niet vast stellen dat deze gevorderde schade het rechtstreekse gevolg is geweest van de onder 5 en 8 bewezen verklaarde strafbare feit en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk is.
Het toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2010, zijnde de einddatum van de pleegperiode.
De verdachte dient daarnaast bij de einduitspraak te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 6]
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 78,62 aan materiële schade. De rechtbank merkt voorts op dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van dergelijke feiten later nadelige, psychische gevolgen daarvan zullen ondervinden. De rechtbank zal op basis van de thans bekende gegevens de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op een bedrag van minst genomen € 500,-. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 578,62.
Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011, zijnde de einddatum van de pleegperiode.
De verdachte dient daarnaast bij de einduitspraak te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 7]
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen met betrekking tot de benadeelde partij [benadeelde partij 7] aan de verdachte onder 8 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet in de vordering, die betrekking heeft op dat gedeelte van dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
11. Beslag
11.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle voorwerpen op de beslaglijst dienen te worden onttrokken aan het verkeer op de behuizing van de computers na, die mag aan de verdachte worden teruggegeven.
11.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de computer en de DVD’s terug te geven aan de verdachte. De kunstvagina kan naar de mening van de raadsman worden onttrokken aan het verkeer en ten aanzien van de internetpagina’s refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
11.3 Oordeel van de rechtbank
Verbeurd verklaren
Anders dat de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Computer, BP Pavilion;
- 1.00 STK Computer, ACER Aspire;
dienen te worden verbeurd verklaard.
Hoewel het ongecontroleerde bezit van een computer op zichzelf niet in strijd is met de wet of het algemeen belang, is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het bewezen verklaarde onder meer met behulp van deze computers is begaan. Aangezien de computers als zodanig op de beslaglijst staan (en niet slechts de harde schijven) en de verdachte het bewezen verklaarde onder meer met deze computers heeft begaan ziet de rechtbank geen mogelijkheid de behuizing van de computers terug te geven aan de verdachte.
Onttrekken aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Kunstvagina;
- 6.00 STK DVD, te weten de DVD’s 1, 7, 12, 13, 15 en 27;
- 1.00 STK Papier, diverse internetpagina’s;
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het bewezen verklaarde onder meer met behulp van de kunstvagina is begaan en dat het onder 7 bewezen verklaarde is begaan door bezit van DVD 7. Voorts behoren internetpagina’s en de DVD’s 1, 12, 13, 15 en 27 toe aan de verdachte, zijn deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven aangetroffen en kunnen deze dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank is van oordeel, dat de overige in beslag genomen DVD’s dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat de verdachte als rechthebbende kan worden aangemerkt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 240a, 240d, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13. Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde partieel nietig.
• Verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 5 (vijf) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
• Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Computer, BP Pavilion;
- 1.00 STK Computer, ACER Aspire.
• Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 STK Kunstvagina;
- 6.00 STK DVD, te weten de DVD’s 1, 7, 12, 13, 15 en 27;
- 1.00 STK Papier, diverse internetpagina’s.
• Gelast de teruggave aan de verdachte van de overige in beslag genomen DVD’s.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.685,- (zestienhonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2003 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 1.685,- (zestienhonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2003 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 (zesentwintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk in de vordering.
• Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk in de vordering.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2010 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] te betalen een som geld ten bedrage van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2010 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] te betalen een som geld ten bedrage van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 578,62 (vijfhonderdachtenzeventig euro en tweeënzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6] te betalen een som geld ten bedrage van € 578,62 (vijfhonderdachtenzeventig euro en tweeënzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 (elf) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2011.