zaak- en rekestnummer: 127476 / ES RK 11-298
datum: 20 oktober 2011
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekende tevens verwerende partij,
advocaat mr. M.P.J. Appelman,
[de man]
in deze zaak woonplaats kiezende te Purmerend ten kantore van mr. H.P. Abma,
gerekwestreerde, tevens verzoekende partij,
advocaat mr. H.P. Abma.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 16 maart 2011 het inleidende verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht tussen partijen, Nederlanders, echtscheiding uit te spreken.
Voorts is hierbij verzocht nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen.
De man heeft bij verweerschrift, tevens verzoekschrift, verweer gevoerd tegen het verzochte voortgezet gebruik van de echtelijke woning, althans subsidiair verzocht een redelijke vergoeding vast te stellen die gelijk is aan het totaalbedrag van de eigenaars- en gebruikerslasten, en zich ten aanzien van het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de man van zijn kant de rechtbank verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken en ten aanzien van de verdeling verzocht de peildatum te stellen op 1 februari 2011. Daarnaast heeft de man verzocht om voor recht te verklaren dat hij gerechtigd is uit de huwelijksgoederengemeenschap een bedrag van euro 136.513,= te ontvangen, alvorens partijen de activa en passiva van de gemeenschap gelijkelijk delen.
De vrouw heeft daarop een verweerschrift ingediend.
De man heeft vervolgens een akte houdende vermeerdering van eis (de rechtbank begrijpt: verzoek) ingediend, ertoe strekkende dat de vrouw wordt veroordeeld om binnen 14 dagen na de beschikking aan de man af te geven de originele afschriften van ING rekeningen ten name van de vrouw, betreffende haar betaal- en spaarrekeningen op straffe van verbeurte van een dwangsom van euro 200,= per dag, voor het geval de vrouw nalaat aan haar veroordeling ter zake te voldoen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2011 blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Het ingediende verzoekschrift met overgelegde bescheiden voldoet aan de in artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vermelde voorschriften.
De rechtbank heeft de in de beschikking vermelde voornamen en geslachtsnamen van partijen en de datum en plaats van de huwelijksvoltrekking overgenomen uit het desbetreffende bescheid.
Het gestelde omtrent de huwelijkssluiting, het huwelijksgoederenregime en de nationaliteit van partijen staat als niet weersproken en gedeeltelijk gestaafd door de overgelegde bescheiden vast.
Voorts is als gesteld en erkend komen vast te staan dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat het verzoek tot echtscheiding kan worden toegewezen.
Met betrekking tot het door de vrouw verzochte voortgezet gebruik van de echtelijke woning (naar de rechtbank begrijpt voor de duur van zes maanden na inschrijving van de beschikking) overweegt de rechtbank als volgt:
De man heeft in zijn verweerschrift de rechtbank primair verzocht het verzoek af te wijzen, en subsidiair verzocht om, bij toewijzing, een redelijke vergoeding vast te stellen en wel op het totaalbedrag van de gebruikers- en eigenaarslasten. De man heeft de vergoeding niet gespecificeerd.
De vrouw heeft in het verzoekschrift tot echtscheiding aangegeven dat zij in staat is de aan de woning verbonden hypothecaire lasten te voldoen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft zij verklaard dat zij bereid is de gebruikerslasten volledig voor haar rekening te nemen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toewijzen, tegen betaling van de gebruikerslasten en de hypotheekrente.
Met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap overweegt de rechtbank als volgt:
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat partijen over zullen gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen als volgens de wet.
De man heeft zich aan dat verzoek gerefereerd, maar daarnaast verzocht de peildatum voor de verdeling vast te stellen op 1 februari 2011. Voorts heeft de man verzocht voor recht te verklaren dat hij, voordat overgegaan wordt tot verdeling, gerechtigd is tot verkrijging van een bedrag van euro 136.513,= uit de gemeenschap, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen.
De vrouw heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd, zowel ten aanzien van de verzochte peildatum, als ten aanzien van de door de man verzochte verklaring voor recht. De vrouw heeft daarbij van haar kant verzocht de peildatum voor de verdeling vast te stellen op 1 december 2010.
Voorts heeft de man verzocht de vrouw te veroordelen om binnen 14 dagen na de beschikking aan de man de originele afschriften van ING rekeningen ten name van de vrouw af te geven, één en ander onder verbeurte van een dwangsom.
De peildatum voor de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap dient te worden gesteld op de datum waarop de echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, nu partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een andere datum.
De verzoeken van de man betreffende de verklaring voor recht en de afgifte van de bankafschriften zijn nevenvoorzieningen ingevolge artikel 827 lid 1 onder f van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Blijkens dit artikel kan de rechter een nevenvoorziening treffen mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er voldoende samenhang tussen het verzoek van de man betreffende de gevraagde verklaring voor recht en de echtscheiding.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is echter gebleken dat partijen fundamenteel van mening verschillen of het bedrag waarop de man stelt recht te hebben aan hem vergoed moet worden voordat overgegaan wordt tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man stelt dat zijn vader aan hem schenkingen heeft gedaan tot het bedrag waarop hij aanspraak maakt. Zijn vader heeft vooraf bepaald dat deze schenkingen niet in de gemeenschap van goederen vallen. De vrouw heeft van haar kant aangevoerd dat de schenkingen gekoppeld zijn aan een lening, voor welke lening zij mede aansprakelijk is, dat zij nimmer voor aflossing is aangesproken, noch dat op haar is verhaald en dat haar aandeel in die lening aan haar is kwijtgescholden, zodat daarmee is komen vast te staan dat de schenkingen binnen de gemeenschap zijn komen te vallen.
Daarnaast is van belang dat het door de man gestelde bedrag van euro 136.513,= niet blijkt uit de overgelegde stukken.
De rechtbank is van oordeel dat het behandelen van de stellingen van de man tot onnodige en onaanvaardbare vertraging van het geding zal leiden. De rechtbank verklaart de man dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek, voor zover dit betrekking heeft op de gevraagde verklaring voor recht.
Met betrekking tot de afgifte van de afschriften van ING rekeningen ten name van de vrouw, is ter zitting meegedeeld dat de vrouw de betreffende stukken bij zich had.
Namens de man is, desgevraagd, verklaard dat hij zijn verzoek dienaangaande wenst te handhaven.
Nu de vrouw bereid is tot afgifte van de gevraagde stukken zal het verzoek van de man worden toegewezen. De rechtbank zal de verzochte dwangsom afwijzen. De rechtbank ziet geen reden waarom de vrouw niet zal meewerken aan de tenuitvoerlegging van de beschikking, gezien haar bereidheid tot afgifte van de gevraagde stukken.
De rechtbank zal bepalen dat partijen over zullen gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen, als volgens de wet, zoals door de vrouw is verzocht en aan welk verzoek de man zich heeft gerefereerd.
Spreekt tussen partijen, op 20 juli 2007 in de gemeente Hoorn gehuwd, ECHTSCHEIDING uit.
Verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek te verklaren voor recht dat hij gerechtigd is uit de gemeenschap geld en goed voor een bedrag van euro 136.513,= te ontvangen, alvorens partijen gelijkelijk in activa en passiva van de gemeenschap delen.
Bepaalt dat de vrouw binnen 14 dagen na de beschikking aan de man de originele afschriften van ING rekeningen ten name van de vrouw betreffende haar betaal- en spaarrekeningen zal afgeven.
Bepaalt dat partijen met elkaar over zullen gaan tot verdeling van de huwelijksgoederen-gemeenschap waarin partijen zijn gehuwd en benoemt, tenzij partijen binnen acht dagen na inschrijving van deze beschikking anders overeenkomen, notaris mr. A.G. de Raad te Medemblik, respectievelijk de ambtelijke bewaarder van zijn protocol om op een door deze te bepalen tijd en plaats de verdeling te bewerkstelligen.
Benoemt voorts mrs. E.J. Woud en P. Heijnen, advocaten te Hoorn, of hun plaatsvervangers, tot onzijdige personen om de man, respectievelijk de man, te vertegenwoordigen bij de verdeling, indien de man, respectievelijk de man, daartoe niet meewerkt of wegblijft.
Bepaalt dat de vrouw indien deze op het ogenblik van de inschrijving van deze beschikking de echtelijke woning aan de [adres] bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten gedurende zes maanden na voormelde inschrijving, tegen betaling van de op deze woning rustende gebruikerslasten en de hypotheekrente.
Verklaart deze beschikking, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van DONDERDAG 20 oktober 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.