ECLI:NL:RBALK:2011:BT8889

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810156-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van slachtoffers in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte werd ervan beschuldigd meerdere vrouwen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te hebben geworven en uitgebuit in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2009 tot en met 3 oktober 2009 in Nederland en Roemenië handelingen heeft verricht die onder mensenhandel vallen. De slachtoffers werden door de verdachte misleid met valse beloftes over hun verdiensten en onder druk gezet om geld aan hem af te staan. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat er later door hen minder belastende verklaringen zijn afgelegd. De verdachte heeft de slachtoffers gedreigd en mishandeld, wat de rechtbank als ernstige feiten heeft aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bij een afzonderlijk vonnis gelast. De zaak benadrukt de ernst van mensenhandel en de kwetsbaarheid van slachtoffers in de prostitutie.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810156-10 (P)
Datum uitspraak: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats], district [] (land), op [geboortedatum],
thans gedetineerd te Penitentiaire Inrichtingen Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. R.J. Pardijs, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na aanpassing van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2009 tot en met 03 oktober 2009 in de gemeente Alkmaar, in ieder geval in/vanuit Nederland en/of Roemenië, eenmaal of meerdere malen
(telkens) een ander of anderen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, (telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel door voornoemde middelen (telkens) enige handeling heeft ondernomen, waarvan hij, verdachte, (telkens) wist en/of redelijkerwijze moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, (telkens) heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van hun / haar seksuele handelingen met of voor een derde (tegen betaling)
immers
I) met betrekking tot die [slachtoffer 1] (in genoemde periode) (onder meer):
* heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat zij in de prostitutie 500,= euro per dag zou verdienen en/of van dat bedrag 100,= euro per dag moest afstaan aan hem, verdachte, (terwijl die [slachtoffer 1] (uiteindelijk) (veel) minder verdiende en/of het grootste gedeelte van haar verdiensten moest betalen aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] na afdracht van haar verdiensten aan hem, verdachte, nauwelijks geld voor zichzelf overhield);
* had die [slachtoffer 1] in haar eigen land (Roemenië) weinig middelen van bestaan en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1], in zijn, verdachte’s, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] eenmaal of meerdere malen naar en/of van haar werkplek gebracht en/of opgehaald en/of
* liet hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zeven dagen per week werken, van 10:00 uur tot 22:00 uur, althans vele uren achter elkaar en/of
* heeft hij, verdachte, voorgedaan dat het geld dat [slachtoffer 1] met haar werkzaamheden verdiende bestemd was om (later) samen een huis te kopen en/of
* heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] hem, verdachte, (gedurende enige tijd) een bedrag van honderd euro per dag laten betalen en/of
* heeft hij, verdachte, een of meerdere geldbedrag(en) (door [slachtoffer 1] verdiend) zichzelf toegeëigend, besteed en/of overgemaakt naar een voor hem, verdachte, vertrouwd persoon (en daarmee buiten bereik van [slachtoffer 1] gebracht) en/of
* heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] verhinderd of afgeraden om zelf geld over te maken en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een of meerdere malen mishandeld (in Nederland, Roemenië en/of elders) en/of
* heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] (nadat zij door hem, verdachte, was mishandeld) in de auto gezet (en de portieren afgesloten) en haar, [slachtoffer 1] (op weg naar Roemenië) in Duitsland (gekleed in pyama) uit de auto gezet en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (meermalen) gedreigd te doden en/of
* heeft hij, verdachte, de simkaart uit de telefoon van die [slachtoffer 1] verwijderd, omdat die [slachtoffer 1]
alleen met hem, verdachte, mocht praten, althans die [slachtoffer 1] (nagenoeg voortdurend) onder controle en/of toezicht gehouden en/of doen geloven dat ze (nagenoeg voortdurend) onder controle en/of toezicht werd gehouden en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] gedwongen naar Roemenië te komen, omdat hij verdachte, anders de ouders van die [slachtoffer 1] in Roemenië zou doden of in elkaar zou slaan en/of het huis van haar ouders in brand zou steken en/of
* aldus en/of op enigerlei andere wijze in de communicatieve en feitelijke omgang met die [slachtoffer 1] een situatie gecreërd en/of in stand gehouden, waarin hij, verdachte, door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg over die [slachtoffer 1]
en/of
II. met betrekking tot die [slachtoffer 2] (in genoemde periode) (onder meer)
* heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat zij in de prostitutie 800,= tot l000,= euro per dag zou verdienen en/of van dat bedrag 100,= euro per dag moest afstaan aan hem, verdachte, (terwijl die [slachtoffer 2] [uiteindelijk] het grootste gedeelte van haar verdiensten kwijt was aan hem, verdachte, en/of aan kosten, verband houdende met haar prostitutiewerkzaamheden en/of (hierdoor) niet of nauwelijks geld voor zichzelf overhield);
* had die [slachtoffer 2] in haar eigen land (Roemenië) weinig of nauwelijks middelen van bestaan en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2], in zijn, verdachte’s, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken en/of
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] eenmaal of meerdere malen naar en/of van haar werkplek gebracht en/of opgehaald en/of
* liet hij, verdachte, die [slachtoffer 2] zeven dagen per week werken, van 10:00 uur tot 03:00 uur, althans vele uren achter elkaar en/of
* moest die [slachtoffer 2] ook van hem, verdachte, werken als ze ongesteld was en/of
* moest die [slachtoffer 2] hem, verdachte, ook 100,= euro betalen, als ze niet had gewerkt en/of
* heeft hij, verdachte, in zijn, verdachte’s woning (alwaar die [slachtoffer 2] woonachtig was), eenmaal of meerdere malen (tegen de wil van die [slachtoffer 2]) seks gehad met deze [slachtoffer 2] en/of
* heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat ze niets over hem, verdachte, mocht vertellen en/of die [slachtoffer 2] (daardoor) tijdens een prostitutiecontrole ertoe gebracht te zeggen, dat een ander, dan hij, verdachte, haar had gebracht en/of
* heeft hij, verdachte, tegen [slachtoffer 3] gezegd, dat die [slachtoffer 3] haar, [slachtoffer 2] in de gaten moest houden, althans die [slachtoffer 2] (nagenoeg voortdurend) onder controle en/of toezicht gehouden en/of laten houden en/of doen geloven dat ze (nagenoeg voortdurend) onder controle en/of toezicht werd gehouden en/of
* heeft hij, verdachte, toen die [slachtoffer 2] hem, verdachte, had gezegd met de prostitutiewerkzaamheden te willen stoppen en/of hem, verdachte, al genoeg had betaald en/of uit de woning van hem, verdachte, te willen vertrekken, die [slachtoffer 2] gedreigd in elkaar te slaan en/of terug te brengen naar Roemenië en/of die [slachtoffer 2] (vervolgens) mishandeld en/of gedreigd die slachtoffer 2] te vermoorden en/of
* heeft hij, verdachte, gedreigd met het in brand steken van de ouderlijke woning van die [slachtoffer 2] in Roemenië en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] gedreigd iets aan te doen en/of
* aldus en/of op enigerlei andere wijze in de communicatieve en feitelijke omgang met die [slachtoffer 2] een situatie gecreërd en/of in stand gehouden, waarin hij, verdachte, door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg over die [slachtoffer 2];
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2009 tot en met 03 oktober 2009 in de gemeente Alkmaar, in ieder geval in/vanuit Nederland en/of Roemenië eenmaal of meerdere malen, een ander of anderen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], heeft aangeworven en/of medegenomen (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
(immers heeft hij verdachte, toen en daar
I. met betrekking tot die [slachtoffer 1]:
* tegen die [slachtoffer 1] gezegd, dat zij in de prostitutie 500,= euro per dag zou verdienen en/of van dat bedrag 100,= euro per dag moest afstaan aan hem, verdachte en/of
* die [slachtoffer 1], in zijn, verdachte's, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken
en/of
II. met betrekking tot die [slachtoffer 2]
* tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat zij in de prostitutie 800,= tot 1000,= euro per dag zou verdienen en/of van dat bedrag 100,= euro per dag moest afstaan aan hem, verdachte en/of
* die [slachtoffer 2], in zijn, verdachte's, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken
en/of
III. met betrekking tot die [slachtoffer 3]
* tegen die [slachtoffer 3] gezegd, dat zijn, verdachte's, vriendin ([slachtoffer 1]) 600,= à 700,= euro per dag verdiende en/of
* die [slachtoffer 3] voorgesteld in Nederland in de prostitutie te gaan werken en/of
* (vervolgens) die [slachtoffer 3] in zijn, verdachte's, auto naar Alkmaar gebracht om in de prostitutie te gaan werken en/of heeft hij verdachte die [slachtoffer 3] de Achterdam in Alkmaar laten zien).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Op 21 augustus 2009 heeft [aangever] bij de politie te Alkmaar telefonisch gemeld dat een prostituee genaamd [slachtoffer 1] aan hem heeft aangegeven problemen te hebben met haar pooier, genaamd [verdachte] (verder te noemen: de verdachte). De melder werkt voor een kamerverhuurbedrijf op de Achterdam in Alkmaar, dat kamers verhuurt aan prostituees. [slachtoffer 1] heeft hem ook verteld dat voor de verdachte nog andere meisjes werken in de prostitutie. Zij zouden onder meer werken in de kamers genummerd 3.1. en 3.2. Uit onderzoek is de politie gebleken dat kamer 3.1 werd gehuurd door [slachtoffer 3] en kamer 3.2. door [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] heeft aangifte tegen de verdachte gedaan van mensenhandel.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben beiden als getuige een verklaring afgelegd.
Naar aanleiding van bovengenoemde verklaringen is een Europees arrestatiebevel afgegeven door de officier van justitie. De verdachte is uiteindelijk op 26 maart 2010 in Zwitserland aangehouden waarna hij is overgebracht naar Nederland. De verdachte ontkent alle hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank dient kort gezegd te beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (diverse vormen van) mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede of hij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdende mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], hierna kortweg ook aan te duiden als – respectievelijk – [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat alle in de tenlastelegging opgesomde uitvoeringhandelingen en daarmee (de uitwerking van) de in de tenlastelegging genoemde ‘middelen’ bewijsbaar zijn.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen heeft de officier van justitie opgemerkt dat hij de aanvankelijk afgelegde verklaring bij de politie meer betrouwbaar acht, dan de verklaringen die later zijn afgelegd. Hij voert daartoe aan dat uit het dossier op meerdere punten naar voren komt dat er sprake is van vrees voor de persoon van de verdachte. Tevens kunnen omstandigheden als het Stockholm-syndroom, emotionele afhankelijkheid en sociaal-economische omstandigheden reden zijn geweest waardoor de vrouwen op een later moment in een bepaalde mate terugkomen op hun aanvankelijke verklaringen, aldus de officier van justitie.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aan de hand van een ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie integrale vrijspraak bepleit.
Met betrekking tot [slachtoffer 1]:
De raadsman stelt voorop dat het initiatief om naar Nederland te komen om daar in de prostitutie te gaan werken bij [slachtoffer 1] heeft gelegen. Op grond van het dossier kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte het oogmerk had van uitbuiting van [slachtoffer 1], aldus de raadsman van de verdachte.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen van de onder feit 1 genoemde dwangmiddelen met betrekking tot de drie aldaar genoemde varianten is toegepast.
De raadsman is van mening dat [slachtoffer 1] kan worden beschouwd als een mondige prostituee en mondige liefdespartner van de verdachte die op geen enkele wijze [slachtoffer 1] heeft gedwongen of bewogen om zich te huisvesten in Nederland en zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie. Evenmin is sprake van enige gedraging van de verdachte, die er op gericht was om [slachtoffer 1] te belemmeren om te stoppen met haar prostitutiewerkzaamheden.
De raadsman heeft voorts bepleit dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] gedurende een periode € 100,= per dag aan de verdachte heeft moeten afstaan of dat hij op enigerlei andere wijze door [slachtoffer 1] is bevoordeeld. Er was sprake van een gezamenlijke huishouding, waarbij de verdachte zijn eigen inkomsten genoot uit de handel in kleding.
Tot slot merkt de raadsman op dat [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat zij bij de politie heeft gelogen. De raadsman is van mening dat is gebleken dat [slachtoffer 1] ook bij de rechter-commissaris leugenachtig heeft verklaard over haar drugsgebruik en haar verdiensten als prostituee in Alkmaar.
Met betrekking tot [slachtoffer 2]:
De raadsman stelt voorop dat, nu hij niet in enig stadium in de gelegenheid is gesteld [slachtoffer 2] te (doen) ondervragen, haar verklaringen slechts voor het bewijs kunnen worden gebezigd indien de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er geen onafhankelijk steunbewijs is voor het aan de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] ten laste gelegde.
De raadsman is voorts van mening dat de verklaringen van [slachtoffer 2] zoals afgelegd bij de politie als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt. De raadsman heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verklaringen met name door de inhoud van het door hem aan het dossier toegevoegde msn-gesprek in een geheel ander daglicht komen te staan.
Met betrekking tot [slachtoffer 3]:
De raadsman heeft gewezen op diverse inconsistenties tussen de verklaringen die [slachtoffer 3] heeft afgelegd en hij heeft daarbij betoogd dat dit afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk haar in Nederland in de prostitutie te brengen. De raadsman voert daartoe aan dat [slachtoffer 3] in het uitgaanscircuit op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid om in Alkmaar in de prostitutie te werken en dat het niet de verdachte was die aan [slachtoffer 3] heeft voorgesteld in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Het was de vriend van [slachtoffer 3] die aan de verdachte heeft verzocht om mee te mogen rijden naar Alkmaar.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van [getuige 1]:
De raadsman van de verdachte heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen zoals die zijn afgelegd door [getuige 1] (hierna ook kortweg: [getuige 1]) betwist. De raadsman is van mening dat de verklaringen van [getuige 1] niet consistent zijn en dat kennelijk andere motieven een rol hebben gespeeld bij het afleggen van zijn belastende verklaringen tegen de verdachte. De raadsman wijst in dat verband op de inhoud van het door hem overlegde vertaalde msn-gesprek tussen de verdachte en [slachtoffer 2].
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] stelt de rechtbank het volgende voorop.
Bij de politie hebben deze drie vrouwen concrete en uitgebreide verklaringen afgelegd, weergegeven in eigen verklaringen alsmede in processen-verbaal van bevindingen.
De rechtbank stelt vast dat die verklaringen elkaar, zij het niet elk in gelijke mate, op vele onderdelen ondersteunen.
Wanneer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in een latere fase door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, worden gehoord, is duidelijk sprake van op verschillende punten “afgezwakte” verklaringen. De rechtbank constateert dat uit de verklaringen zoals deze door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn afgelegd tegenover de politie een beeld naar voren komt dat zowel in de ten laste gelegde periode als nadien sprake is geweest van een sfeer van geweld en bedreiging met geweld. Dat beeld wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [aangever], [getuige 1] en [getuige 2] en door de vader van [ vader slachtoffer 1] en de moeder van [moeder slachtoffer 2], gehoord in het kader van een rechtshulpverzoek. De vader van [ slachtoffer 1], [slachtoffer 1], heeft op 28 juli 2010 verklaard dat [slachtoffer 1] hem heeft verteld dat de verdachte heeft gedreigd het hele gezin te verwoesten als zij niet naar Roemenië zou komen. Daarnaast heeft hij in september/oktober 2009 gezien dat de verdachte zijn dochter heeft geslagen en dat zij letsels had op haar armen en op haar gezicht. De moeder van [slachtoffer 2], heeft op 27 juli 2010 verklaard dat zij ergens in september/oktober (de rechtbank begrijpt:) 2009 is gebeld door een man die zei dat als haar dochter haar aangifte niet zou intrekken, hij dan naar hun huis zal komen, het huis in brand zal steken en hij hen zal neerschieten. Toen zij haar dochter hierover vertelde zij deze dat die man niemand anders kon zijn dan degene die haar mishandeld had, “[bijnaam]” uit [woonplaats].
De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat dit zijn bijnaam was.
In dat licht bezien is de rechtbank van oordeel dat het niet onbegrijpelijk is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in een latere fase bij de rechter-commissaris hun verklaringen, afgelegd tegenover de politie hebben afgezwakt, maar dat doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat zij ten overstaan van de politie in uitvoerige verklaringen consistent heeft verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat vanwege de inhoud van het door de verdediging overlegde vertaalde msn-gesprek, de verklaringen van [slachtoffer 2] tegenover de politie in een ander daglicht komen te staan. De officier van justitie heeft hierover onder meer naar voren gebracht dat een dergelijke weergave gemanipuleerd kan worden en, gelet op enige opmerkelijke passages, ook daadwerkelijk gemanipuleerd is.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Veronderstellenderwijs aangenomen dat het vertaalde msn-gesprek inderdaad een al dan niet volledige weergave is van een gesprek dat de verdachte met [slachtoffer 2] over de msn heeft gevoerd – hetgeen overigens steun vindt in de verklaringen van de ter zitting gehoorde getuigen á décharge – staat daarmee, in het licht van het hiervoor overwogene ten aanzien van de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], niet vast dat de inhoud daarvan ook voor waar kan worden aangenomen. Het is immers niet onbegrijpelijk dat [slachtoffer 2] vreest voor de gevolgen van deze strafzaak voor haarzelf dan wel voor haar familie. Derhalve deelt de rechtbank de mening van de raadsman, inhoudende dat het vertaalde msn-gesprek afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] tegenover de politie, niet.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bij de beoordeling van het ten laste gelegde in overwegende mate uitgaan van de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zoals deze zijn afgelegd bij de politie. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] – zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris – merkt de rechtbank het volgende op. Hoewel de rechtbank evenals de raadsman constateert dat de door hem afgelegde verklaringen niet op alle onderdelen consistent zijn, doet dat naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] als geheel.
De basis van het pleidooi van de verdediging om de betrouwbaarheid van [getuige 1] in zijn algemeenheid in twijfel te trekken is gelegen in de stelling dat de getuige forse zakelijke belangen zou hebben op de Achterdam in Alkmaar. Daarmee is echter geen enkel aanknopingspunt gegeven voor de juistheid van de veronderstelling dat de getuige belang zou hebben bij de uitkomst van een strafzaak tegen een verdachte met wie hij ook volgens de verdachte nauwelijks contact had. Ook van tegenstrijdige zakelijke belangen kan geen sprake zijn, nu de verdachte aangeeft aldaar geen zakelijke belangen te hebben. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank ook ten aanzien van de verklaringen van [getuige 1] het betrouwbaarheidsverweer.
De rechtbank zal waar nodig hieronder nog verder ingaan op de beoordeling van onderdelen van de diverse verklaringen.
Met betrekking tot [slachtoffer 1]
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 10 juni 2009 reist [slachtoffer 1] samen met de verdachte per auto vanuit Roemenië naar Alkmaar. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij, op het moment dat zij naar Nederland kwam, een relatie met de verdachte had en dat zij samen hadden besloten om naar Nederland te gaan alwaar zij in de prostitutie zou gaan werken. [slachtoffer 1] verkeerde daarbij in de veronderstelling dat zij het geld dat zij zou verdienen zouden sparen voor een huis in Roemenië. Eenmaal in Alkmaar is [slachtoffer 1] als prostituee gaan werken op de Achterdam, waarbij de verdachte haar meermalen naar haar werkplek heeft gebracht en haar weer heeft opgehaald.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de enige was die geld verdiende en dat de verdachte geen werk en geen inkomen had. [slachtoffer 1] en de verdachte leefden in Alkmaar samen van het geld dat [slachtoffer 1] verdiende in de prostitutie. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd op de terechtzitting, inhoudende dat hij zelf ook geld heeft verdiend met de handel in kleding, acht de rechtbank niet aannemelijk omdat de verdachte dit op geen enkele wijze feitelijk heeft onderbouwd. [slachtoffer 1] verklaart dat zij op een gegeven moment met de verdachte de afspraak heeft gemaakt dat zij € 100,= per dag aan hem zou geven. Zij verklaart voorts dat van het geld dat zij heeft verdiend, een gedeelte naar Roemenië is gestuurd. In eerste instantie was er sprake van dat het geld naar een rekening van de vader van [slachtoffer 1] worden gestuurd. De verdachte stemde daar niet mee in en heeft voorgesteld het geld te sturen naar een rekening van een persoon die hij vertrouwde. [slachtoffer 1] wist niet wie die persoon was, maar de verdachte vertelde dat het een broer was van zijn voormalige vriendin. De verdachte heeft meermalen geld dat [slachtoffer 1] had verdiend naar die rekening overgemaakt en dat geld daarmee buiten het bereik van [slachtoffer 1] gebracht. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat van het geld dat zij heeft verdiend bijna niets over is gebleven.
Toen [slachtoffer 1] aan de verdachte vroeg waarom zij het geld niet kon overmaken, was dat het moment waarop de ruzies tussen [slachtoffer 1] en de verdachte begonnen. [slachtoffer 1] verklaart dat er roddels over haar werden verspreid, met name dat zij drugs zou kopen en gebruiken. De verdachte geloofde die roddels als gevolg waarvan zij op 27 september 2009 door de verdachte werd mishandeld. [slachtoffer 1] heeft daarover voorts gezegd dat de verdachte haar wel vaker sloeg, maar nog nooit zo hard als op 27 september 2009. De verdachte heeft daarover bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] elke dag met € 40,= à € 50,= thuis kwam en dat haar verdiende geld op ging aan de drugs. Op de terechtzitting heeft de verdachte erkend [slachtoffer 1] te hebben mishandeld, onder meer omdat hij had gehoord dat ze drugs kocht op straat.
Nadat [slachtoffer 1] door de verdachte was mishandeld, is zij op 29 september 2009 ondergebracht bij VieJa, een crisisopvang voor vrouwen in Utrecht. Tijdens haar verblijf aldaar is [slachtoffer 1] op 3 oktober 2009 gebeld door haar vader vanuit Roemenië. Haar vader vertelde dat zij naar Roemenië moest komen omdat de verdachte haar ouders anders zou vermoorden en het hele gezin zou verwoesten. Vervolgens is [slachtoffer 1] op 3 oktober 2009 direct naar Roemenië vertrokken.
Bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat [slachtoffer 1] werkzaamheden in de prostitutie heeft verricht om geld te verdienen voor de toekomst van haar en de verdachte. [slachtoffer 1] heeft in eerste instantie er mee ingestemd dat de verdachte het geld overmaakte naar Roemenië, omdat hij haar deed geloven dat hij dit geld onder zich hield voor hun gezamenlijke toekomst. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 1] feitelijk vrijwel niets over gehouden van het geld dat zij heeft verdiend.
Na aankomst in Nederland is er ruzie ontstaan over geld waarbij [slachtoffer 1] meermalen door de verdachte is mishandeld. Dat de laatste mishandeling op 27 september 2009 er feitelijk in heeft geresulteerd dat [slachtoffer 1] naar een opvangtehuis is gegaan en dat de bevoordeling van de verdachte ondanks diens bedreiging van de ouders van [slachtoffer 1] nadien is gestopt en niet meer hervat, doet naar het oordeel van de rechtbank niet aan af aan het directe verband tussen het geweld en de bevoordeling van de verdachte.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij [slachtoffer 1] heeft mishandeld omdat zij haar geld zou uitgeven aan van Turkse mannen gekochte drugs. De rechtbank verwijst naar de hierboven opgenomen vaststelling dat [slachtoffer 1] en de verdachte samen leefden van de verdiensten van [slachtoffer 1] uit de prostitutie. Het geld dat gemoeid zou zijn met het gebruiken van drugs door [slachtoffer 1] zou niet ten goede kunnen komen aan de verdachte.
De rechtbank deelt daarom niet de visie van de verdediging dat het gebruikte geweld niet instrumenteel was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat de verdachte [slachtoffer 1] door geweld, dreiging met geweld, misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar werk in de prostitutie.
Vrijspraak diverse onderdelen van mensenhandel
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het idee om naar Alkmaar te gaan van [slachtoffer 1] afkomstig was en heeft ontkend dat hij haar heeft gedwongen of bewogen om in de prostitutie te gaan dan wel te blijven werken.
Hoewel uit beider verklaringen is gebleken dat [slachtoffer 1] op 10 juni 2009 met de verdachte naar Nederland is gereden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesteld dat het initiatief daartoe bij de verdachte heeft gelegen. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] in alle verhoren heeft aangegeven zelf te hebben gekozen voor het werk in de prostitutie. Al voordat zij de verdachte leerde kennen, was zij werkzaam in de prostitutie. Over de komst van [slachtoffer 1] naar Nederland staat in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op dossierpagina 113 als verklaring [slachtoffer 1] onder andere het volgende:
- “Dat ze van een vriend, [naam] (Cozo) hoorde dat hij iemand kende die haar kon helpen;
- die kon haar naar Nederland brengen en daar kon ze in de prostitutie werken;
- ze zou dan dagelijks 100,00 aan hem moeten betalen;
- ze hoorde dat ze in Nederland in de prostitutie 500,00 euro per dag zou verdienen;
- toen ze dat hoorde vond ze het prima dat ze aan die persoon 100 per dag moest geven;
- dat die vriend [verdachte] 33 jr is en uit [woonplaats] (Roemenië) komt;
- ze met [verdachte] in zijn auto, een VW golf [kenteken], zilvergrijs van kleur naar Nederland is gereden;
- dat ze op 10 juni 2009, haar verjaardag, naar Nederland is vertrokken”
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden opgemaakt dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld naar Nederland te komen om in de prostitutie te kunnen werken dan wel dat het de verdachte is geweest die haar heeft voorgehouden dat zij € 500,= per dag zou verdienen. Bij de rechter-commissaris heeft zij daarover verklaard dat zij en de verdachte samen hebben besloten om naar Nederland te gaan waaruit evenmin blijkt dat het initiatief daartoe bij de verdachte heeft gelegen. Voorts blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] dat zij – eenmaal in Nederland – graag in de prostitutie wilde werken en daarmee niet wilde stoppen omdat het goed geld opleverde.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat uit de verklaringen van zowel de verdachte als van [slachtoffer 1] niet anders kan worden vastgesteld dan dat het in verregaande mate haar eigen plan was om in Nederland in de prostitutie te gaan werken en te blijven werken.
Ook overigens blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting genoegzaam dat [slachtoffer 1] zelf degene was die haar huisvesting op diverse adressen regelde en hetzelfde geldt voor haar werktijden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte – door een of meer van de in de tenlastelegging genoemde middelen – [slachtoffer 1] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] aldus heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard of dat de verdachte op enigerlei wijze heeft verhinderd dat zij daarmee zou stoppen.
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van feit 1 dan ook vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging.
Grensoverschrijdende mensenhandel
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat – met name gelet op de diverse verklaringen van [slachtoffer 1] – onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om tot de slotsom te komen dat de verdachte [slachtoffer 1] er toe heeft gebracht in de prostitutie te gaan werken in Nederland. De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] dan ook van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.
Met betrekking tot [slachtoffer 2]
Onvindbare getuige
De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 15 december 2010 van de rechter-commissaris mr. T.H. Bosma alsmede van het aanvullend ambtsedig proces-verbaal van de rechter-commissaris mr. A. van der Perk, gedateerd 23 mei 2011. Nadien heeft de rechter-commissaris op 15 juli 2011 contact gezocht via een door de raadsman van de verdachte verstrekt internetadres. Vanuit dit internetadres is op 26 juli 2011 een reactie verzonden aan de rechter-commissaris. Laatstgenoemde heeft de Roemeense tekst doen vertalen door mevrouw C. Sodoleanu, beëdigd vertaler Roemeens. De inhoud komt er op neer dat de geadresseerde niet meer gehoord wil worden en het zat is omdat het nog steeds niet ophoudt met deze rechtszaak.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bovenstaande dat – ondanks herhaalde inspanningen van de politie, justitie en de rechter-commissaris – het niet mogelijk is gebleken [slachtoffer 2], hetzij in Nederland hetzij in Roemenië, als getuige te horen.
Daarom heeft de rechtbank op de terechtzitting van 30 september 2011 besloten dat het onaannemelijk is dat [slachtoffer 2] binnen een aanvaardbare termijn als getuige ter terechtzitting zal verschijnen, zodat is afgezien van de oproeping van de niet verschenen getuige [slachtoffer 2].
Nu de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad de verklaringen van [slachtoffer 2] bij de politie op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door [slachtoffer 2] als getuige te (doen) ondervragen, zal de rechtbank deze verklaringen slechts voor het bewijs bezigen indien deze verklaringen – die op onderdelen belastend zijn voor de verdachte en door de verdachte worden betwist – in belangrijke mate steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Redengevende feiten en omstandigheden
In Roemenië heeft de verdachte aan [slachtoffer 2] voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken in Nederland. De verdachte heeft [slachtoffer 2] daarbij voorgehouden dat zij daarmee € 800,= tot € 1.000,= per dag zou verdienen waarvan zij dan € 100,= per dag aan hem zou moeten afstaan. Omdat zij daarvoor € 1.000,= per maand verdiende, heeft zij hiermee ingestemd. In augustus 2009 heeft de verdachte [slachtoffer 2] met zijn auto vanuit Roemenië naar Alkmaar gebracht. Eenmaal in Alkmaar is [slachtoffer 2] bij de verdachte aan [adres] in Alkmaar gaan wonen en is zij als prostituee gaan werken op de Achterdam in Alkmaar. De verdachte heeft daarbij aan [slachtoffer 3] gevraagd of zij [slachtoffer 2] voor hem in de gaten wilde houden. Naderhand bleek dat [slachtoffer 2] de verdachte ook die € 100,= per dag moest betalen als zij niet had gewerkt of als ze weinig had verdiend. Toen de druk van de afdracht van € 100,= per dag en de controle die de verdachte op [slachtoffer 2] uitoefende op een gegeven moment teveel werden, heeft zij tegen de verdachte had gezegd dat ze wilde stoppen met haar werk in de prostitutie en dat ze vond dat ze de verdachte genoeg geld had betaald en uit zijn woning wilde vertrekken. Vervolgens heeft de verdachte [slachtoffer 2] gedreigd in elkaar te slaan en terug te brengen naar Roemenië, waarna hij haar ernstig heeft mishandeld en gedreigd haar te doden.
Mensenhandel
Op grond van het voorgaande staat het voor de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer 2]. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer 2] naar Nederland is gekomen om in de prostitutie te werken, waarbij zij door de verdachte is misleid, omdat hij haar heeft voorgehouden dat ze meer zou verdienen dan feitelijk het geval was. Tevens kwam zij in eerste instantie door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en later ook door geweld en dreiging met geweld in een situatie waarin zij werd bewogen en/of gedwongen geld te blijven afstaan aan de verdachte en waarin zij werd verhinderd om te stoppen met haar werk in de prostitutie. Daardoor verkeerde zij in een situatie die zeker niet vergelijkbaar was met de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diverse vormen van mensenhandel, zoals en voor zover hierna blijkt uit de bewezenverklaring.
Grensoverschrijdende mensenhandel
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eveneens bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft aangeworven en meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in Nederland er toe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Met betrekking tot [slachtoffer 3]:
Redengevende feiten en omstandigheden
In Roemenië heeft de verdachte [slachtoffer 3] ontmoet, waarbij de verdachte heeft voorgesteld dat zij in Nederland in de prostitutie kon werken. Er werd haar daarbij voorgehouden door de verdachte dat de vriendin van de verdachte, [slachtoffer 1], in de prostitutie in Nederland € 600,= à € 700,= per dag verdiende. [slachtoffer 3] mocht er een paar dagen over nadenken en als ze zou instemmen zou ze met de verdachte mee kunnen rijden naar Nederland. In juli 2009 is [slachtoffer 3] met verdachte in zijn auto meegereden vanuit Roemenië naar Nederland. In Nederland is zij in Alkmaar als prostituee gaan werken op de Achterdam.
Grensoverschrijdende mensenhandel
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft geworven en meegenomen vanuit Roemenië naar Nederland met het oogmerk die [slachtoffer 3] in Nederland er toe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Met betrekking tot [slachtoffer 1]:
1.
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 3 oktober 2009 in Nederland en/of in/vanuit Roemenië,
[slachtoffer 1], door geweld en dreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde (tegen betaling)
immers
I)in genoemde periode:
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1], in zijn, verdachte’s, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken en
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meerdere malen naar haar werkplek gebracht en vandaar opgehaald en
* heeft hij, verdachte, voorgedaan dat het geld dat [slachtoffer 1] met haar werkzaamheden verdiende bestemd was om (later) samen een huis te kopen en
* heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] hem, verdachte, (gedurende enige tijd) een bedrag van honderd euro per dag laten betalen en
* heeft hij, verdachte, geldbedragen, door [slachtoffer 1] verdiend, overgemaakt naar een voor hem, verdachte, vertrouwd persoon en daarmee buiten bereik van [slachtoffer 1] gebracht en
* heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] afgeraden om zelf geld over te maken en
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meerdere malen in Nederland mishandeld en
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] gedreigd te doden en
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] gedwongen naar Roemenië te komen, omdat hij verdachte, anders de ouders van die [slachtoffer 1] in Roemenië zou doden en het hele gezin zou verwoesten en
* aldus en op enigerlei andere wijze in de communicatieve en feitelijke omgang met die [slachtoffer 1] een situatie gecreëerd en in stand gehouden, waarin hij, verdachte, door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg over die [slachtoffer 1];
Met betrekking tot [slachtoffer 2]:
1.
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 3 oktober 2009 in Nederland en/of in/vanuit Roemenië,
[slachtoffer 2], door misleiding, heeft geworven en vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en
[slachtoffer 2], door geweld en dreiging met geweld en misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard
en
[slachtoffer 2] door dwang en geweld en dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers
II. in genoemde periode
* heeft hij, verdachte, tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat zij in de prostitutie 800,= tot l000,= euro per dag zou verdienen en van dat bedrag 100,= euro per dag moest afstaan aan hem, verdachte;
* heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2], in zijn, verdachte’s, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken en
* moest die [slachtoffer 2] hem, verdachte, ook 100,= euro betalen, als ze niet had gewerkt en
* heeft hij, verdachte, tegen [slachtoffer 3] gezegd, dat die [slachtoffer 3] haar, [slachtoffer 2] in de gaten moest houden, en
* heeft hij, verdachte, toen die [slachtoffer 2] hem, verdachte, had gezegd met de prostitutiewerkzaamheden te willen stoppen en hem, verdachte, al genoeg had betaald en uit de woning van hem, verdachte, te willen vertrekken, die [slachtoffer 2] gedreigd in elkaar te slaan en terug te brengen naar Roemenië en die [slachtoffer 2] (vervolgens) mishandeld en gedreigd die [slachtoffer 2] te vermoorden en
* aldus en op enigerlei andere wijze in de communicatieve en feitelijke omgang met die [slachtoffer 1] een situatie gecreëerd en in stand gehouden, waarin hij, verdachte, door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg over die [slachtoffer 2];
2.
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 3 oktober 2009 in/vanuit Roemenië [slachtoffer 2], heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
immers heeft hij verdachte toen en daar
* tegen die [slachtoffer 2] gezegd, dat zij in de prostitutie 800,= tot 1000,= euro per dag zou verdienen en van dat bedrag 100,= euro per dag moest afstaan aan hem, verdachte en
* die [slachtoffer 2], in zijn, verdachte's, auto naar Alkmaar gebracht, om in de prostitutie te gaan werken;
Met betrekking tot [slachtoffer 3]:
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 3 oktober 2009 in/vanuit Roemenië [slachtoffer 3], heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 3] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
immers heeft hij verdachte, toen en daar
* tegen die [slachtoffer 3] gezegd, dat zijn, verdachte's, vriendin ([slachtoffer 1]) 600,= à 700,= euro per dag verdiende en
* die [slachtoffer 3] voorgesteld in Nederland in de prostitutie te gaan werken en
* vervolgens die [slachtoffer 3] in zijn, verdachte's, auto naar Alkmaar gebracht om in de prostitutie te gaan werken.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mensenhandel, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Mensenhandel, meermalen gepleegd
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij de bepaling van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak alsmede de op 1 september 2010 in werking getreden richtlijn die het openbaar ministerie hanteert bij mensenhandelzaken. Daarbij heeft de officier van justitie een verhoging van 25% toegepast wegens het forse geweld dat de verdachte volgens de officier van justitie heeft toegepast en de lange werkdagen die de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de verdachte moesten maken.
Standpunt van de verdediging
Onverwijlde voorgeleiding
De raadsman is van mening dat de verdachte niet onverwijld is voorgeleid aan een hulpofficier van justitie. De verdachte is op 6 april 2010 om 14.10 uur op Schiphol aangehouden. Vervolgens is hij om 15.00 uur overgedragen aan het DVNO. De verdachte is echter pas om 22.45 uur in Alkmaar voorgeleid voor een hulpofficier van justitie. De raadsman is stelt zich op het standpunt dat de verdachte daardoor onherstelbaar in zijn belangen is geschaad en verzoekt de rechtbank dat te compenseren in de strafmaat.
Salduz
Op 7 april 2010 is om 11.00 uur begonnen met het eerste verhoor van de verdachte zonder dat hij op dat moment bijstand had gehad van een advocaat. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat op 6 april omstreeks 23.30 uur mr. Van Ree in kennis is gesteld van het voorgenomen verhoor. Met toestemming van de officier van justitie is vervolgens gewacht met het verhoor tot twee uur na openstelling van de advocatenkantoren. De huidige raadsman is pas op 7 april 2010 na 12.00 uur door de piketcentrale ingeschakeld als opvolgende piketadvocaat. De raadsman is van mening dat de politie zich in een dergelijke grote zaak meer had moeten inspannen om contact te leggen met de piketadvocaat mr. Van Ree. Dan was namelijk gebleken dat mr. Van Ree op dat moment niet meer op de piketlijst in Alkmaar stond. De raadsman verzoekt de niet nakoming van deze inspanningsverplichting door de politie te beoordelen als een onherstelbaar vormverzuim waarbij de verdachte in zijn belangen is geschaad en is van mening dat dit vormverzuim primair dient te leiden tot bewijsuitsluiting en subsidiair tot strafvermindering.
Europees aanhoudingsbevel
De raadsman wijst er op dat artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten onrechte in het tweede Europese aanhoudingsbevel wordt genoemd als een van de wetsbepalingen waar de verdenking die ten grondslag ligt aan het bevel betrekking op heeft. De pers in Rome heeft naar aanleiding van deze fout bericht dat de persoon die is aangehouden werd verdacht van zowel mensenhandel als verkrachting. De verdachte is bijzonder geraakt door de publiciteit die zijn aanhouding in Rome teweeg heeft gebracht. De raadsman is van mening dat deze fout niet als een kennelijke verschrijving kan worden afgedaan en verzoekt de rechtbank dit als een vormverzuim aan te merken waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad en waar bij de bepaling van de straf rekening mee dient te worden gehouden.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van de strafmaatverweren – en wat betreft Salduz het primair bewijsverweer – van de verdediging het volgende opgemerkt.
Onverwijlde voorgeleiding
De officier van justitie erkent dat het ook mogelijk was om de verdachte op Schiphol voor te geleiden maar stelt zich op het standpunt dat het gebruikelijk is dat een verdachte wordt overgebracht naar een plaats in het arrondissement waar het onderzoek naar de verdachte heeft plaatsgevonden. Dat daar enige tijd mee gemoeid is, kan de conclusie dat er sprake is van een vormverzuim niet dragen.
Salduz
De officier van justitie is van mening dat het aan de advocatuur is om er zorg voor te dragen dat er recente piketlijsten bij de politie beschikbaar zijn en dat het niet aan de politie is om dat in elke zaak zelfstandig te controleren.
Europees aanhoudingsbevel
De officier van justitie erkent dat het zeer vervelend is voor de verdachte dat artikel 242 Sr nog steeds in het Europees aanhoudingsbevel wordt genoemd. De officier van justitie wijst er echter op dat in de verdere omschrijving van de feiten in het Europees aanhoudingsbevel verkrachting niet wordt genoemd en expliciet staat vermeld dat sprake is van een verdenking van mensenhandel. Hoewel het vervelend is dat de Italiaanse media voortborduren op een onzorgvuldige lezing dient deze onzorgvuldige lezing niet dient te leiden tot strafvermindering, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (grensoverschrijdende) mensenhandel van meerdere vrouwen. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn persoonlijke financiële gewin en heeft daarbij met de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers geen enkele rekening gehouden. Daarnaast heeft de verdachte het gebruik van bedreiging en van fors geweld niet geschuwd, wat de rechtbank de verdachte ernstig aanrekent.
De rechtbank is op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat slechts een straf die vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt, passend is.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende. De rechtbank zal daarbij allereerst ingaan op de door de raadsman gevoerde strafmaatverweren.
Onverwijlde voorgeleiding
De feitelijke constatering van de raadsman dat de verdachte niet onverwijld is voorgeleid aan een hulpofficier van justitie is juist. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze overschrijding van enkele uren, deels vanwege de overbrenging naar een geschikte plaats van verhoor, in het niet bij de duur van de voorafgaande uitleveringsdetentie. Evenmin is gebleken dat de verdachte in een concreet aangegeven belang is geschaad.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een dusdanige schending van de belangen van verdachte dat het verzuim op zich tot enige compensatie in de strafmaat zou moeten leiden.
Salduz
Dat de verdachte later dan wenselijk bijstand van een advocaat heeft gekregen, omdat
achteraf is gebleken dat de ( na een melding van de politie aan de piketcentrale) door de piketcentrale ingeschakelde advocaat niet meer op de piketlijst hoorde te staan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet aan politie of justitie
worden toegerekend. Nadat bleek dat de door de piketcentrale ingeschakelde advocaat niet was verschenen, is conform te richtlijnen, twee uur gewacht voordat met het verhoor van de verdachte is begonnen. Derhalve is het recht op consultatiebijstand niet geschonden.
Europees aanhoudingsbevel
Dat de (Italiaanse) media, gevoed door een foutieve lezing door de Italiaanse autoriteiten van de volledige tekst van het aanhoudingsbevel, onjuiste berichtgeving over de reden van aanhouding van de verdachte naar buiten hebben gebracht , is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de slotsom te geraken dat door toedoen van het Nederlandse openbaar ministerie de belangen van de verdachte zijn geschaad..
Gelet op het voorgaande is geen sprake van enig vormverzuim waarmee in de strafmaat ten voordele van de verdachte rekening mee dient te worden gehouden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de vrijheidsstraf voorts acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 april 2010, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld. Uit informatie van het openbaar ministerie in Roemenië blijkt dat de verdachte in Roemenië wel is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank laat ten voordele van de verdachte meewegen dat het in onderhavige zaak niet gaat om een lange pleegperiode en dat de verdachte met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] relatief weinig opbrengst heeft genoten.
Daar staat echter tegenover dat de verdachte zich van de verdiensten van [slachtoffer 1] uit de prostitutie wel een aanzienlijk bedrag heeft toegeëigend. Eveneens laat de rechtbank ten nadele van de verdachte meewegen dat hij hevig geweld heeft toegepast bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en ernstige bedreigingen heeft geuit.
Gelet op het voorgaande – in samenhang bezien met de vrijspraak op onderdelen van de tenlastelegging met betrekking tot [slachtoffer 1], tengevolge waarvan de rechtbank tot een lagere strafoplegging komt dan door de officier van justitie gevorderd – acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 en 273f, eerste lid, aanhef en sub 1, 3, 4 en 9 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. A.C. Haverkate, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2011.