13. De rechtbank is van oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing, die wordt gevormd door de notitie “Ruimtelijke Onderbouwing: Aangepaste inrichting Bellesloot te [plaatsnaam]”, voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dat de ruimtelijke onderbouwing, zoals verweerder erkent, vanwege de geringe planologische inbreuk niet aan alle eisen van artikel 5.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voldoet, leidt niet tot het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ruimtelijke onderbouwing bij het projectbesluit en de overige aan dat besluit ten grondslag liggende stukken voldoende informatie bevatten voor een goede beoordeling van de ruimtelijke inpasbaarheid van het project.
Daartoe overweegt de rechtbank dat in de ruimtelijke onderbouwing een omschrijving is gegeven van het project en daarin verantwoording is gegeven voor de beslissing tot herinrichting van de Bellesloot, waarmee tevens verantwoording is afgelegd voor de in het project gemaakte keuze van bestemmingen. De leeftijd van de wijk bezien is immers aannemelijk dat sprake is van een tekort aan parkeerplaatsen en dat over een gebrek aan parkeerplaatsen wordt geklaagd bij de gemeente. De rechtbank kan verweerder voorts volgen in zijn stelling dat het parkeren in vakken ten goede komt aan de kwaliteit van de openbare ruimte alsmede aan de verkeersveiligheid.
Anders dan eisers stellen, is met de gevolgen van het besluit voor de waterhuishouding rekening gehouden. Verweerder heeft immers, in navolging van de reactie van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier van 15 december 2008, geoordeeld dat, nu als gevolg van de herinrichting de verharding in de wijk niet substantieel toeneemt, het projectbesluit voor de waterhuishouding geen gevolgen heeft.
Anders dan eisers stellen, heeft voorts overleg plaatsgevonden als bedoeld in artikel 5.1.3, eerste lid, onder c, van het Bro. De uitkomsten van dat overleg maken weliswaar geen deel uit van voornoemde notitie, maar wel van de aan het besluit ten grondslag liggende stukken. De rechtbank wijst hierbij op evengenoemde brief van het hoogheemraadschap van 15 december 2008, op een brief van de VROM-inspectie van 23 februari 2009, waarin wordt aangegeven dat het ontwerp-projectbesluit geen ruimtelijke rijksbelangen betreft, en op een brief van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 9 januari 2009, waarin zij verweerder hebben bericht dat het ontwerp-projectbesluit niet in strijd is met de provinciale belangen.
Het project is naar het oordeel van de rechtbank voorts niet in strijd met de uitgangspunten van het Groenstructuurplan van januari 2008, nu van ingrijpende veranderingen in het groenbeeld geen sprake is. In dat verband overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat het totale oppervlak aan groen als gevolg van de herinrichting groter wordt. Verder is niet gebleken dat de bewuste groenstrook achter de [straatnaam] in gemeentelijk beleid als beeldbepalend is bestempeld.
Evenmin is van strijd met het Beeldkwaliteitsplan van 19 mei 2008 gebleken. Gelet op de wijze waarop de parkeervakken in de groenstrook achter de [straatnaam] en de parkeervakken aan de zijkant van de woning van eiser sub 3 zijn geprojecteerd en worden uitgevoerd, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat deze zijn ingepast in het ruimtelijk beeld en dat het project daarmee voldoet aan de richtlijnen ontsluitingsstructuur en openbare ruimte. De rechtbank volgt eisers dan ook niet in hun stelling dat de parkeervakken afbreuk doen aan en niet ondergeschikt zijn in het ruimtelijk beeld.
De rechtbank is verder van oordeel dat, nu in het project de ligging van de weg ten opzichte van het eerder ingediende verzoek om vrijstelling voor de herinrichting van de Bellesloot niet is gewijzigd, verweerder heeft kunnen volstaan met een verwijzing naar de in het kader van die aanvraag door de milieudienst regio Alkmaar opgestelde akoestisch rapport van 17 juli 2008, waaruit volgt dat aan de geluidsnormen wordt voldaan. Verweerder heeft tevens op goede gronden overwogen dat, nu de gemeente de aanvrager en uitvoerder van het project is, geen belemmeringen bestaan voor de uitvoerbaarheid van het projectbesluit.