ECLI:NL:RBALK:2011:BT6898

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/582
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan over het verzet van [naam eiser] tegen een eerdere uitspraak van 29 april 2011, waarin zijn beroep kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank moest beoordelen of de eerdere beslissing terecht was genomen, gezien de bijzondere omstandigheden die zich hadden voorgedaan. De eiser had in zijn verzet aangevoerd dat hij door een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet in staat was geweest om tijdig de gevraagde stukken aan de rechtbank te overleggen. De rechtbank oordeelde dat de termijn van vier weken, die aan de eiser was gegeven om het verzuim te herstellen, in zijn geheel ter beschikking stond van de eiser. De gedwongen opname, die halverwege deze termijn plaatsvond, werd door de rechtbank als een bijzondere omstandigheid beschouwd. Hierdoor was het verzuim van de eiser verschoonbaar, wat leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond was. De rechtbank verklaarde dat de eerdere uitspraak van 29 april 2011, waarin het beroep niet-ontvankelijk was verklaard, ten onrechte was gedaan. De uitspraak van 6 oktober 2011 betekende dat het onderzoek naar het beroep van de eiser werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond, zonder dat er een proceskostenveroordeling werd opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 11/582 WWB
Uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2011 op het verzet tegen de uitspraak van 29 april 2011 in de zaak van
[naam eiser], te [plaatsnaam],
hierna te noemen: [naam eiser].
Procesverloop
[naam eiser] heeft bij brief van 17 februari 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij aangetekende brief van 28 maart 2011 heeft de rechtbank [naam eiser] onder meer verzocht om uiterlijk binnen vier weken na de datum van verzending van genoemde brief de door [naam eiser] bestreden beslissing op bezwaar aan de rechtbank toe te sturen. [naam eiser] heeft niet aan dit verzoek voldaan.
Bij uitspraak van 29 april 2011 heeft de rechtbank het beroep van [naam eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [naam eiser] bij brief van 23 mei 2011 verzet gedaan.
De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 13 september 2011. [naam eiser] is ter zitting verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of zij [naam eiser] in haar uitspraak van
29 april 2011 in zijn beroep terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Voor de beoordeling is de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 6:5, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt bij het beroepschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb, voor zover van belang, kan indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, voor zover van belang, kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
3. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 29 april 2011 het beroep van [naam eiser] niet ontvankelijk verklaard omdat zij uit het beroepschrift niet kon opmaken waartegen het beroep was gericht en [naam eiser] niet is ingegaan op het verzoek om een kopie van het betrokken besluit toe te zenden.
4. [naam eiser] heeft in zijn aanvullend verzetschrift aangegeven dat hij niet in staat was binnen vier weken de gevraagde stukken toe te sturen omdat hij op grond van een door de rechtbank bij beschikking van 13 april 2011 verleende voorlopige machtiging vanaf die datum in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef . De machtiging is afgegeven voor de duur van zes maanden. Ter zitting heeft [naam eiser] gesteld dat op 23 mei 2011, dus nadat de in de brief van 28 maart 2011 genoemde termijn was verstreken, de gedwongen opname is beëindigd. Ten slotte heeft [naam eiser] verklaard dat hij zelf zorg draagt voor de afhandeling van zijn post.
5. De rechtbank overweegt dat de bij brief van 28 maart 2011 gegeven termijn van vier weken in zijn geheel ter beschikking stond van [naam eiser] om het door de rechtbank geconstateerde verzuim te herstellen. Uit wat [naam eiser] in verzet en ter zitting heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk geworden dat zich halverwege die termijn een bijzondere omstandigheid heeft voorgedaan, zijnde de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, als gevolg waarvan [naam eiser] buiten staat was tijdig een kopie van de beslissing op bezwaar aan de rechtbank toe te sturen.
Dit vormt naar het oordeel van de rechtbank voldoende reden om het verzuim van [naam eiser] verschoonbaar te achten.
6. Hieruit volgt dat het door [naam eiser] ingestelde verzet gegrond moet
worden verklaard. Gelet hierop heeft de rechtbank in de uitspraak van 29 april 2011 het beroep ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
7. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank van 29 april 2011 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er zal door de rechtbank dus – in aan volgende uitspraak – nog een inhoudelijk oordeel worden geveld over het beroep van [naam eiser].
8. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. T. Luigjes en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, leden, in aanwezigheid van R. van der Vecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2011.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Als gevolg van deze uitspraak is de uitspraak, waartegen het verzet was gedaan, vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.