ECLI:NL:RBALK:2011:BT6465
Rechtbank Alkmaar
- Raadkamer
- L.J. Saarloos
- I.M. Nusselder
- G.D.M. Hoedemaker
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane hechtenis en verzekering
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 3 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren op 27 november 1979 en vertegenwoordigd door advocaat mr. P.G. Wemmers, heeft een schadevergoeding van in totaal € 1.381,68 gevorderd. Dit bedrag omvat € 525,- voor de schade die verzoeker stelt te hebben geleden door onterecht ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en € 316,68 voor gederfde inkomsten over een periode van vijf dagen. Daarnaast zijn er kosten voor het indienen van het verzoekschrift van € 270,- en € 540,- in geval van behandeling in raadkamer. De officier van justitie, mr. G.A.M. Botman, heeft zich verzet tegen de toekenning van het bedrag van € 316,68, stellende dat dit bedrag al is verdisconteerd in de forfaitaire bedragen die zijn vastgesteld voor de ondergane hechtenis.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gevorderde materiële schadevergoeding voor de gederfde inkomsten niet in de forfaitaire bedragen is inbegrepen en dat deze goed onderbouwd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 29 november 2009 in verzekering is gesteld en op 4 december 2009 is heengezonden. De rechtbank heeft de LOVS-richtlijnen in overweging genomen, die standaardvergoedingen vaststellen voor onterecht ondergane hechtenis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de forfaitaire bedragen alleen betrekking hebben op immateriële schade en dat verzoeker recht heeft op de gevorderde materiële schadevergoeding.
De rechtbank heeft besloten om het gevorderde bedrag van € 316,68 toe te wijzen, evenals de kosten voor het indienen van het verzoekschrift. De totale schadevergoeding van € 1.381,68 zal door de griffier aan verzoeker worden uitbetaald. De rechtbank heeft de beslissing in raadkamer genomen, waarbij de rechters L.J. Saarloos, I.M. Nusselder en G.D.M. Hoedemaker aanwezig waren, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier W. Veenstra.