ECLI:NL:RBALK:2011:BR6967

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810554-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met fatale afloop van echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 7 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de mishandeling van zijn echtgenote, die uiteindelijk is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade geweld heeft gebruikt tegen zijn echtgenote, wat heeft geleid tot haar dood. De feiten vonden plaats in de periode van 27 tot en met 28 november 2010 in Den Helder, waar de verdachte en zijn echtgenote zich in hun woning bevonden. Tijdens een heftige ruzie heeft de verdachte zijn echtgenote fysiek mishandeld, waarbij hij haar onder andere bij de keel heeft gepakt en haar heeft geslagen. De rechtbank heeft verschillende chatberichten van de verdachte geanalyseerd, waarin hij zijn geweld tegen zijn echtgenote bevestigt. De deskundigen hebben verklaard dat het letsel dat de echtgenote heeft opgelopen, niet kan zijn veroorzaakt door een simpele val, maar door uitwendig mechanisch geweld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verantwoordelijk is voor het letsel dat heeft geleid tot de dood van zijn echtgenote, maar heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake was van opzet op haar dood. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor mishandeling met de dood van zijn echtgenote als gevolg. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de alcoholafhankelijkheid van de verdachte, maar heeft geen voorwaardelijk strafdeel opgelegd, omdat de verdachte niet gemotiveerd was voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14/810554-10 (P)
Datum uitspraak: 7 september 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd te P.I. Noord Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag in Zwaag.
1. Het procesverloop
Naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2011 heeft de rechtbank op 16 mei 2011 een interlocutoir vonnis gewezen, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast geldt. In dit vonnis is bepaald, dat het onderzoek ter terechtzitting wordt heropend teneinde de deskundigen dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, dr. B. Kubat en
dr. K.J. Lusthof ter terechtzitting (nader) te horen. Op 8 augustus 2011 is het onderzoek ter terechtzitting heropend en de (voortgezette) behandeling aangehouden tot de zitting van 24 augustus 2011.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 mei 2011, 8 augustus 2011 en 24 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. B.A.C. van Tuinen, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
(primair)
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 november 2010 in de gemeente Den Helder opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg),
* (meermalen) met zeer veel kracht op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen (met en/of tegen een hard en/of zwaar voorwerp), althans (meermalen) heftig uitwendig mechanisch botsend geweld gepleegd/toegepast op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer], en/of
* (meermalen) met zeer veel kracht op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of
* (meermalen) (met kracht) de keel en/of de hals van die [slachtoffer] dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden, althans (meermalen) samendrukkend geweld op de hals en/of de keel van die [slachtoffer] toegepast,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 november 2010 in de gemeente Den Helder aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde verdachtes echtgenote, opzettelijk (en met voorbedachte rade) (zwaar lichamelijk) letsel (hersenletsel, te weten bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies en/of herseninklemming en/of verstikkingsletsel), heeft toegebracht, immers heeft verdachte opzettelijk (en na kalm beraad en rustig overleg)
* (meermalen) met zeer veel kracht op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen (met en/of tegen een hard en/of zwaar voorwerp), althans (meermalen) heftig uitwendig mechanisch botsend geweld gepleegd/toegepast op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer], en/of
* (meermalen) met zeer veel kracht op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of
* (meermalen) (met kracht) de keel en/of de hals van die [slachtoffer] dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden, althans (meermalen) samendrukkend geweld op de hals en/of de keel van die [slachtoffer] toegepast,
terwijl dat/die feit(en) de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft/hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen is, in die zin dat verdachte opzettelijk zijn echtgenote van het leven heeft beroofd. Wat betreft het bestanddeel voorbedachte rade en wat daarop betrekking heeft, ontbreekt volgens de officier van justitie het wettig en overtuigend bewijs, zodat in zoverre vrijspraak dient te volgen.
B. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte integraal wordt vrijgesproken van wat hem ten laste is gelegd, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het letsel, waaraan zijn echtgenote is overleden, heeft veroorzaakt.
C. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Op 28 november 2010 omstreeks 04.32 uur belt verdachte (hierna te noemen: [verdachte]) met alarmnummer 112 en meldt dat hij zijn vrouw (hierna te noemen: [slachtoffer]) niet wakker kan krijgen. De alarmcentrale stuurt hulpdiensten naar de woning van [verdachte] en [slachtoffer], gelegen aan de [adres] te Den Helder. Enkele minuten later komen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als eersten ter plaatse en drie tot vier minuten later arriveert een ambulance. De verbalisanten treffen [slachtoffer] naakt aan op de vloer van de slaapkamer naast het bed. Zij zien dat de vrouw nog leeft. Het ambulancepersoneel heeft [slachtoffer] nog in de woning onderzocht, waarna zij naar het ziekenhuis is vervoerd. Die middag om 13.52 uur is [slachtoffer] overleden.
Uit het rapport, genaamd Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood (hierna te noemen: sectierapport), opgesteld door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe van het Nederlands Forensisch Instituut , blijkt dat het intreden van [slachtoffer]’s dood wordt verklaard door functiestoornissen van de hersenen, opgelopen door inwerking van uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd. In het hoofd is een subduraal hematoom aangetroffen van één à twee dagen oud, wat wil zeggen dat er sprake was van een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies. Ter terechtzitting heeft dr. Soerdjbalie-Maikoe verklaard dat dit subdurale hematoom niet kan zijn ontstaan door een simpele huis-, tuin- of keukenval, zoals een val uit bed op een gladde ondervloer, maar dat er een behoorlijke mate van, van buiten komend geweld voor nodig is. Dr. B. Kubat van het Nederlands Forensisch Instituut heeft ter terechtzitting verklaard dat aan het subduraal hematoom, zoals in haar schriftelijk verslag beschreven, een trauma ten grondslag heeft gelegen.
Uit het sectierapport blijkt tevens dat [slachtoffer] ten tijde van het overlijden diverse letsels over haar gehele lichaam had. Het rapport spreekt – onder meer – over blauwe plekken op de kin, in de hals, in het gelaat, aan het hoofd, op de ledematen, op de rug en op de borst. De ambulanceverpleegkundige [naam] verklaart dat ze een handafdruk op de keel van [slachtoffer] heeft waargenomen. Daarnaast zag ze blauwe plekken in haar hals, op haar kaaklijn en op haar borst en zag ze dat [slachtoffer] ook blauwe polsen had. Hierbij merkt ze nog op er zeker van te zijn dat de blauwe polsen niet zijn ontstaan bij het – door haar – aanbrengen van een infuus. Uit het sectierapport blijkt voorts dat [slachtoffer] in de diep gelegen weke delen van de hals rondom het grote hoorntje van het strottenhoofd een bloeduitstorting had.
[verdachte] heeft verklaard dat hij de zaterdag voor het overlijden van [slachtoffer] met zijn echtgenote heeft doorgebracht. Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat ze ruzie hadden gemaakt over het storten van geld door [verdachte] naar een chatrelatie in Nigeria. Deze ruzie is ’s avonds uitgelopen op een handgemeen, waarbij [verdachte] zijn echtgenote bij de keel heeft gepakt en haar naar het bed heeft geduwd.
Uit onderzoek in de computerbestanden van [verdachte] zijn verschillende chatberichten naar Nigeria aangetroffen. Zo heeft [verdachte] op 2 maart 2010 aan ene Katie, waarmee hij al langere tijd een chatrelatie onderhield, geschreven “yes, I did slap her”. De rechtbank begrijpt dat [verdachte] hier bevestigt dat hij [slachtoffer] destijds heeft geslagen. Op 26 juni 2010 heeft [verdachte] aan Katie geschreven “yeah that is right, but I almost knocked her down after the last trouble”. De rechtbank begrijpt dat [verdachte] hier schrijft dat hij zijn vrouw bijna heeft neergeslagen na de laatste ruzie. Op 27 november 2010 omstreeks 23.23 uur heeft [verdachte] een chatgesprek met ene Ayobabatunde en meldt hem “I yust bring my wife to hospital”. Op de vraag van Ayobabatunde wat er is gebeurd antwoordt [verdachte]: “heart attack” en: “she collapsed on the streeth”. Later in de chat zegt [verdachte] tegen Ayobabatunde “she is nearly dead”. De rechtbank begrijpt dat [verdachte] aan Ayobabatunde heeft geschreven dat hij [slachtoffer] zojuist naar het ziekenhuis heeft gebracht, dat zij een hartaanval heeft gehad, dat ze op straat in elkaar is gezakt en dat ze nu bijna dood is.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van bovenstaande bewijsmiddelen als volgt.
Op zaterdag 27 november 2010 en in de nacht van 27 op 28 november 2010 bevonden alleen [verdachte] zelf en zijn echtgenote [slachtoffer] zich in hun woning aan [adres] te Den Helder. Binnen dit tijdsbestek hebben zij op enig moment een heftige ruzie gekregen, waarbij [verdachte] ook fysiek geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer]. [verdachte] heeft met betrekking tot de ruzie verklaard zijn echtgenote nog nooit zo boos te hebben gezien. Zoals hiervoor al opgemerkt, heeft verdachte ter terechtzitting verklaard zijn vrouw bij de keel te hebben gepakt. Dat dit met de nodige kracht moet zijn gebeurd, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de constatering van de patholoog Soerdjbalie-Maikoe dat er bij [slachtoffer] sprake was van een bloeduitstorting in de diep gelegen weke delen van de hals rechts rondom het grote hoorntje van het strottenhoofd. Getuige de overige letsels, zoals beschreven in het sectierapport, heeft verdachte het niet gelaten bij het vastpakken van de keel, maar is er sprake geweest van meerdere geweldshandelingen. Uit de chatberichten van 2 maart 2010 en 26 juni 2010 leidt de rechtbank af dat [verdachte] bij eerdere gelegenheden geweld tegen zijn vrouw niet heeft geschuwd, dit in tegenstelling tot zijn verklaring ter terechtzitting dat hij nooit fysiek geweld tegen haar heeft gebruikt.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat het niet anders kan dan dat [verdachte] ook verantwoordelijk is voor het letsel, waaraan zijn echtgenote (uiteindelijk) is overleden.
De door [verdachte] geopperde mogelijkheid dat [slachtoffer] is gevallen, al dan niet uit bed, en dat het fatale letsel mogelijk door die val is veroorzaakt, vindt zijn weerlegging in hetgeen de deskundigen Soerdjbalie-Maikoe en Kubat met betrekking tot de oorzaak van het subduraal hematoom hebben verklaard.
De rechtbank betrekt hierbij dat er ook geen enkele aanwijzing bestaat dat [slachtoffer] op enig moment in de dagen voor haar overlijden zodanig ten val is gekomen of zich zodanig heeft gestoten, dat het subdurale hematoom daardoor zou kunnen zijn ontstaan.
Hoewel de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat [slachtoffer] het fataal gebleken letsel heeft opgelopen door toedoen van [verdachte], kan de rechtbank niet op basis van bewijsmiddelen vaststellen hoe vaak of met hoeveel kracht [verdachte] zijn echtgenote gestompt of geslagen heeft of moet hebben. [verdachte] zelf heeft daarover niets verklaard. De deskundigen Soerdjbalie-Maikoe en Kubat hebben ter terechtzitting aangegeven dat ook de leeftijd van [slachtoffer] en de door haar gebruikte antistollingsmiddelen van invloed kunnen zijn geweest op de ernst van het ontstane letsel. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat de aan [verdachte] ten laste gelegde doodslag, evenals de zware mishandeling niet bewezen kunnen worden. Onvoorwaardelijk opzet op de dood van zijn echtgenote, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zou eerst bewezen kunnen worden geacht indien het door verdachte uitgeoefend geweld naar de uiterlijke verschijningsvorm op die gevolgen gericht was. Die conclusie kan naar het oordeel van de rechtbank uit het strafdossier en het verhandelde ter zitting niet worden getrokken. Ook is gelet op het vorenstaande niet met voldoende mate van zekerheid komen vast te staan en derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van het slaan of stompen tegen haar hoofd zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat [verdachte] die kans ook willens en wetens heeft aanvaard. Van opzet in voorwaardelijke vorm is dus evenmin sprake.
De rechtbank acht wel bewezen, dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote met haar dood als gevolg.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(subsidiair)
hij in de periode van 27 tot en met 28 november 2010 in de gemeente Den Helder aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde verdachtes echtgenote, opzettelijk lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft verdachte opzettelijk
* met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] gestompt of geslagen,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, begaan tegen zijn echtgenote.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De rechtbank verwijst hierbij naar de aangehaalde passage uit het rapport van de psycholoog onder punt 8. Strafoplegging.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren voor doodslag, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft in een sfeer van ruzie en onder invloed van alcohol zijn echtgenote ernstig mishandeld, welke mishandeling uiteindelijk een fatale afloop heeft gehad.
Nadat verdachte op 27 november 2010 tegen middernacht in een zogenoemd chatbericht liet weten dat zijn echtgenote er slecht aan toe was – in de woorden van verdachte: “nearly dead” – heeft het nog uren geduurd alvorens verdachte het alarmnummer heeft gebeld.
Verdachte heeft door de manier waarop hij zich tegenover zijn echtgenote heeft gedragen, een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar persoonlijke levenssfeer. Door zijn echtgenote te mishandelen en zich daarmee schuldig te maken aan wat in de volksmond ‘huiselijk geweld’ wordt genoemd, heeft verdachte een zeer ernstig feit gepleegd. Juist in haar eigen huis en bij haar eigen partner had het slachtoffer [slachtoffer] zich veilig moeten kunnen voelen. De wetgever heeft de ernst van de mishandeling van een partner tot uitdrukking gebracht door in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht deze situatie als een strafverzwarende omstandigheid aan te merken.
In dit geval heeft het huiselijke geweld zelfs geleid tot de dood van de echtgenote van verdachte. Verdachte en zijn echtgenote hebben samen twee dochters. Voor hen heeft deze gebeurtenis een onherstelbaar leed met zich meegebracht, zoals verwoord in de schriftelijke slachtofferverklaring die [dochter slachtoffer], de jongste dochter van verdachte en zijn echtgenote, heeft voorgelezen ter terechtzitting op 10 mei jl.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 december 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens geweldsdelicten is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 23 februari 2011 van M.M. de Geus, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier, locatie Alkmaar.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 21 februari 2011, van drs. R.S. Turk, GZ-psycholoog, waarin – onder meer – is opgenomen:
Betrokkene komt uit het onderzoek naar voren als een licht bovengemiddeld intelligente man van 69 jaar. Voor het bestaan van psychiatrische stoornissen en/of neuropsychologische problemen zijn geen aanwijzingen gevonden. Betrokkene heeft antisociale en narcistische karaktertrekken ontwikkeld. Het zou echter te ver voeren van een persoonlijkheidsstoornis te spreken. Betrokkene lijkt op de meeste leefgebieden adequaat gefunctioneerd te hebben. Hij heeft inkomen gegenereerd en zijn gezin onderhouden.
Betrokkene ontkent alcoholproblemen te hebben, maar deze problemen lopen als een rode draad door zijn levensgeschiedenis. Betrokkene volstaat met de mededeling dat hij goed tegen drank kan. Zijn dochters melden dat zij hem zelden nuchter gezien hebben. Het drankgebruik van betrokkene is op meerdere momenten in zijn bestaan aanleiding geweest hulp te zoeken, voor het eerst circa 30 jaar geleden, meest recent in april 2010. Betrokkene meldde zich bij de huisarts en de Brijder kwam bij hem op bezoek.
Onderzoeker concludeert dat betrokkene lijdt aan alcoholafhankelijkheid.
(…)
Een en ander afwegend adviseert onderzoeker betrokkene op grond van zijn alcoholafhankelijkheid voor het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen, indien bewezen.
De kans op recidive wordt door onderzoeker als laag ingeschat. Betrokkene heeft immers geen levenspartner meer. Behoudens een veroordeling wegens rijden onder invloed in 1996 komen in zijn strafblad geen aan alcoholgerelateerde delicten naar voren op basis waarvan een delictpatroon verondersteld zou kunnen worden.
Betrokkene is niet gemotiveerd voor behandeling of begeleiding en vindt dat hij geen alcoholproblemen heeft. Dat maakt behandeling en begeleiding zinloos.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur op haar plaats is. Hoewel verdachte op grond van zijn alcoholafhankelijkheid als verminderd toerekeningsvatbaar wordt aangemerkt, heeft dat de rechtbank er niet toe gebracht een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Een voorwaardelijk strafdeel zou slechts zin kunnen hebben als er sprake zou zijn van een behandeling en/of begeleiding van verdachte. Daartoe is hij evenwel niet bereid.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek Strafbaarheid van het bewezen verklaarde vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Jongkind-Jonker, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2011.