ECLI:NL:RBALK:2011:BR6815

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.702479-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht door medewerker animatieteam met vijfjarig meisje in recreatiepark

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 6 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een vijfjarig meisje en het bezit van kinderporno. De feiten vonden plaats op 29 oktober 2009 in een recreatiepark in Den Helder, waar de verdachte als medewerker van het animatieteam werkte. De verdachte zou het meisje naar het toilet hebben begeleid, haar ogen hebben afgedekt en een lichaamsdeel in haar mond hebben gestopt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, haar ouders en de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent was, overtuigend was en dat de verdachte's ontkenning niet geloofwaardig was. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 22 maart 2010 in het bezit was van afbeeldingen die als kinderpornografisch werden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op het slachtoffer en de schending van het vertrouwen van de ouders. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 27, 240b en 244 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.702479-10 (P)
Datum uitspraak: 6 september 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2009 in de gemeente Den Helder, met [Slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis en/of zijn vinger, althans een lichaamsdeel, althans een voorwerp, gebracht in de mond van die [slachtoffer], zulks terwijl verdachte de ogen van die [slachtoffer] door middel van een bril of een blinddoek, althans door middel van een voorwerp, had afgedekt;
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2010 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, een gegevensdrager bevattende (een) afbeelding(en), te weten een harde schijf, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) bestond(en) uit (onder meer) -het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben gbereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of de billen in beeld gebracht worden (blz. 157 van het proces-verbaal).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Verdachte wordt ervan beschuldigd ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een vijfjarig meisje. Het voorval zou hebben plaatsgevonden op 29 oktober 2009 in vakantiepark [naam] waar verdachte als medewerker van het animatieteam werkzaam was. In de aangifte wordt verdachte verweten dat hij het vijfjarige meisje heeft meegenomen naar het toilet, de ogen van het meisje heeft afgedekt en vervolgens iets in haar mond heeft gestopt. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en stelt dat hij het meisje alleen het toilet heeft aangewezen, maar niet met haar naar binnen is geweest en geen van de tenlastegegelegde handelingen bij haar heeft verricht.
Daarnaast wordt verdachte beschuldigd van het bezit van kinderporno. De politie heeft twee afbeeldingen op de computer van verdachte aangetroffen die volgens de officier van justitie kinderpornografische afbeeldingen bevatten. Verdachte ontkent niet het bezit van deze afbeeldingen, maar betwist wel het kinderpornografische karakter van de afbeeldingen.
De rechtbank dient in deze zaak vast te stellen of de tenlastegelegde handelingen onder 1 al dan niet hebben plaatsgevonden en voorts of de foto’s die op de computer van verdachte zijn aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen bevatten in de zin van artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaringen die aangever [ouder slachtoffer], [Slachtoffer] en verdachte hebben afgelegd bewezen kan worden dat verdachte een lichaamsdeel in de mond van [Slachtoffer] heeft gebracht en dat verdachte daarbij de ogen van [Slachtoffer] heeft afgedekt met een voorwerp. De officier van justitie is daarbij van oordeel dat de verklaringen die de barjuffrouw [getuige 1] bij de politie en verbalisant [verbalisant 1] als getuige ter terechtzitting hebben afgelegd de aangifte en de verklaring van [Slachtoffer] ondersteunen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat bedoelde foto’s afbeeldingen betreffen van seksuele handelingen in de zin van artikel 240b (oud) Sr, gelet op de wijze van poseren; zonder gezicht en ingezoomd op de blote geslachtsdelen.
C. Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent beide tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft vrijspraak bepleit en hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 is namens verdachte aangevoerd dat er geen enkel technisch bewijs tegen verdachte is. [Slachtoffer] is lichamelijk onderzocht wat niets belastend heeft opgeleverd. Nader onderzoek naar biologische sporen op de kleding van [Slachtoffer] heeft niets opgeleverd en ook in het wangslijmvlies van [Slachtoffer] is geen DNA materiaal van verdachte aangetroffen.
Verder zijn er camerabeelden aan het dossier toegevoegd, die ter terechtzitting zijn bekeken. Op deze beelden van de speelzaal, de receptie en het restaurant is alleen te zien dat verdachte [Slachtoffer] vanuit de speelzaal naar de gang met toiletten heeft begeleid en vervolgens in het restaurant wat te drinken voor haar heeft gehaald. Uit deze beelden kan niet worden afgeleid dat verdachte ook daadwerkelijk met [Slachtoffer] het toilet is ingegaan. De beelden bieden ruimte voor de stelling van verdachte dat hij buiten de toiletten op [Slachtoffer] heeft gewacht totdat [Slachtoffer] haar handen gewassen had. Bovendien bevatten de beelden geen tijdsaanduiding waardoor onmogelijk is vast te stellen hoe lang een en ander geduurd heeft.
Ten slotte is aangevoerd dat het studioverhoor van [Slachtoffer] veel tegenstrijdigheden bevat, zodat deze verklaring niet overtuigend genoeg is om als bewijsmiddel te kunnen worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte aangevoerd dat de twee foto’s zoals omschreven in de tenlastelegging, foto’s betreffen van de dochter van een ex-vriendin van verdachte. Verdachte erkent dat hij de foto’s niet had moeten maken en dat hij zich ervoor schaamt, maar is van mening dat het meisje niet onnatuurlijk op de foto’s staat afgebeeld en dat de afbeeldingen voorts geen seksueel karakter of seksuele ambiance bevatten.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op 30 oktober 2009 heeft [ouder slachtoffer] namens zijn op dat moment 5-jarige dochtertje [Slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel misbruik, gepleegd door ‘de knutselmeneer’ tijdens de kinderanimatie op donderdagochtend 29 oktober 2009 in het vakantiepark [naam] te Den Helder . Aangever verklaart over zijn twee oudste kinderen, [zus slachtoffer] (9 jaar) en [Slachtoffer] (5 jaar) die ochtend rond 9.50 uur op de fiets naar de kinderanimatie waren gegaan. Omstreeks 11.30 uur kwamen zij terug van het knutselen. Toen zijn vrouw een opmerking maakte over de lijmresten op de kleding van de kinderen en op de handen van [Slachtoffer] reageerde [Slachtoffer] hierop door spontaan te vertellen dat zij met de knutselmeneer op de wc haar handen had gewassen. Vervolgens hoorde hij [Slachtoffer] zeggen: “Op de wc deed hij de deur op slot” en “Wij gaan een spelletje doen”. [Slachtoffer] zei: “Die meneer deed iets voor mijn ogen daar kon ik niet doorheen kijken”. Op de vraag aan [Slachtoffer] of het een bril was hoorde hij [Slachtoffer] zeggen dat het geen bril was en dat je er niet door heen kon kijken. Op de vraag of het een blinddoek was of een bril zei ze: “Nee, gewoon een dingetje waar je niet doorheen kan kijken, ik moest mijn mond open doen en ik moest aan iets proeven”. Op de vraag waaraan ze dan moest proeven zei [Slachtoffer] dat ze het niet wist en vervolgens letterlijk: “Het smaakte naar niets”. Op de vraag of het koud of warm was antwoordde [Slachtoffer] dat het niet koud en ook niet warm was en herhaalde ze dat het naar niets smaakte. Toen aangever haar vroeg of het misschien een ijsje was geweest, zei [Slachtoffer] dat het geen ijsje was en herhaalde weer dat het naar niets smaakte. Toen zei [Slachtoffer] dat ze daarna met die meneer naar het restaurant was gegaan en dat ze van hem wat te drinken had gekregen. Volgens [Slachtoffer] was het iets met prik en zat het in een bekertje. [Slachtoffer] vertelde ook spontaan: “Morgen wil ik weer gaan knutselen maar ik wil niet met die meneer naar de wc want ik moest bijna huilen”.
Later die middag vroeg aangever aan [Slachtoffer] hoe de wc waar ze met de knutselmeneer was geweest er uitzag. Ze verklaarde dat het een blauwe wc was geweest voor de jongens. Toen het gezin van aangever die avond ging zwemmen liep [Slachtoffer] spontaan naar het gehandicaptentoilet en vertelde dat dit de wc was waar zij met de knutselmeneer naar toe was gegaan. Aangever heeft verklaard dat er op deze wc een jongetje en een baby stonden afgebeeld. De wc pot en de wasbak in het gehandicaptentoilet waren blauw.
Op 12 november 2009 is [Slachtoffer] gehoord tijdens een studioverhoor . Zij verklaart kort samengevat dat er een meneer met haar naar de wc is gegaan omdat haar handen vol lijm zaten . [Slachtoffer] omschrijft de wc als volgt: er stonden plaatjes op van een jongen en een meisje, de wc was blauw en er was een hek . Die meneer heeft de wc op slot gedaan, haar een zwarte bril opgedaan waar ze niets door kon zien en iets in haar mond gestopt dat uit zijn broekzak kwam . [Slachtoffer] kan desgevraagd niet uitleggen hoe de bril er precies uitzag en van wat voor materiaal de bril was gemaakt . Over wat in haar mond is gestopt verklaart [Slachtoffer] dat het naar niets smaakte , dat het proefde naar een vinger, dat het zacht en lauw was en dat die meneer aan haar vroeg of het lekker smaakte . Daarna werden de bril en het ding dat in haar mond zat door de meneer in zijn broek teruggestopt . [Slachtoffer] verklaart dat zij toen met de meneer naar het restaurant is geweest en dat zij drinken van hem heeft gekregen met prik erin .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 29 oktober 2009 werkzaam was in het animatieteam op het vakantiepark [naam] te Den Helder. Verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend verantwoordelijk was voor de kinderanimatie waar [Slachtoffer] en haar zus [zus slachtoffer] aan deelnamen. Hij had geknutseld met de kinderen. Op een gegeven moment heeft hij [Slachtoffer] naar het toilet begeleid om haar handen die vol met lijm zaten te wassen. Daarna is hij met [Slachtoffer] – via het restaurant waar zij wat te drinken hebben gehaald – weer teruggegaan naar de knutselruimte.
In het dossier bevindt zich de geboorteakte van [Slachtoffer], waaruit blijkt dat zij op [geboortedatum] geboren is .
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 29 oktober 2009 schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. tenlastegelegde, het seksueel binnendringen bij [Slachtoffer], zoals in de bewezenverklaring hieronder is beschreven. Aangezien [Slachtoffer] niet precies kan omschrijven wat verdachte in haar mond heeft gestopt, maar wel duidelijk heeft verklaard dat het ‘naar niets smaakte’, dat ‘zacht en lauw’ aanvoelde en ‘proefde naar een vinger’, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met een lichaamsdeel bij haar naar binnen is gedrongen. Verdachte heeft tijdens deze ontuchtige handeling de ogen van [Slachtoffer] afgedekt met een voorwerp.
Anders dan de raadman is de rechtbank van oordeel dat [Slachtoffer] in het studioverhoor – grotendeels uit zichzelf – concreet en gedetailleerd heeft verklaard over de door verdachte bij haar verrichte ontuchtige handelingen. De verklaring van [Slachtoffer] tijdens het studioverhoor is voorts consistent met de aangifte van haar vader. Uit deze aangifte blijkt dat [Slachtoffer] haar ouders direct na het voorval uit zichzelf over de ontuchtige handelingen van verdachte heeft verteld en dat zij daartoe niet door de ouders is aangespoord. Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het voorgaande er op wijst dat de verklaring van [Slachtoffer] authentiek en betrouwbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank is het juist de verklaring van verdachte die tegenstrijdigheden bevat waardoor aan het waarheidsgehalte van zijn verklaring kan worden getwijfeld. Verdachte heeft bij de politie als verdachte geen verklaring willen afleggen, maar heeft op 9 november 2009 wel aangifte van bedreiging gedaan tegen de vader van [Slachtoffer]. In die verklaring heeft hij zijn visie op het incident gegeven. Tijdens de zitting, waar verdachte voor het eerst werd geconfronteerd met de camerabeelden die aan het dossier zijn toegevoegd, bleek dat zijn verklaring op onderdelen niet overeen kwam met hetgeen uit de camerabeelden was te zien.
Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat [Slachtoffer] vieze handen had met lijmresten erop. [Slachtoffer] vroeg hem waar ze haar handen kon wassen. Verdachte vertelde haar dat zij haar handen kon wassen bij het toilet en is toen halverwege tot aan de receptiebalie met haar meegelopen, ter hoogte van het kantoor van zijn parkmanager. Hij heeft haar vanaf daar de weg gewezen. Hij zou zijn parkmanager nog gedag hebben gezegd omdat zijn deur openstond en vervolgens zelf vast zijn teruggelopen naar de speelplaats. Niet veel later zou [Slachtoffer] alleen zijn teruggekomen. Omdat de ouders van [Slachtoffer] en haar zus er nog niet waren om hen op te halen is hij vervolgens in het restaurant limonade voor de meiden en koffie voor zichzelf gaan halen.
Uit de camerabeelden van de receptie is echter duidelijk te zien dat verdachte samen met [Slachtoffer] verder loopt dan halverwege de receptiebalie. Hij loopt met haar mee langs de balie door een deur die naar de gang daarachter loopt. Even later is te zien dat hij samen met haar (en dus niet alleen zoals hij eerder verklaarde) weer langs de receptie loopt. Ter zitting heeft verdachte zijn verklaring bijgesteld en verklaard dat hij in het gangetje voor de toiletten op [Slachtoffer] heeft gewacht tot ze klaar was en dat hij niet naar de speelplaats is teruggelopen maar met haar is meegelopen om wat te drinken te halen in het restaurant. Uit de beelden van het restaurant is bovendien te zien dat verdachte samen met [Slachtoffer] twee bekers drinken heeft gehaald. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat dit limonade voor de meiden was en dat hij, anders dan hij eerder verklaarde, geen koffie voor zichzelf heeft gehaald.
Gelet op genoemde tegenstrijdigheden in de verklaringen van verdachte naar aanleiding van de confrontatie met de camerabeelden tegenover de consistente en gedetailleerde verklaring van [Slachtoffer] hecht de rechtbank geen waarde aan de ontkennende verklaring van verdachte. Bovengenoemde verklaring van verdachte ter terechtzitting wordt daarom alleen voor het bewijs gebruikt voor zover deze de verklaring van [Slachtoffer] ondersteunt.
Ten aanzien van feit 2:
Op 22 maart 2010 heeft de politie onder verdachte in zijn woning te Haarlem twee computers in beslag genomen. Door digitaal rechercheur [verbalisant 3] zijn de in beslag genomen computers (een pc en een laptop) onderzocht . Op de laptop was geen harde schijf aangesloten. In de pc zijn drie harde schijven aangetroffen. Met een speciaal software programma op de harde schijven is geautomatiseerd gezocht naar afbeeldingen met kinderporno. De resultaten van dit onderzoek zijn ter beoordeling verzonden aan verbalisant [verbalisant 2]. In een proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden gecertificeerd zedenrechercheur, wordt gerelateerd dat zij de resultaten uit het digitaal onderzoek van [verbalisant 3] hebben bekeken. Op één van de onderzochte harde schijven zijn vier afbeeldingen aangetroffen die mogelijk voldoen aan de criteria van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Dit betreffen twee keer twee dezelfde plaatjes.
Op twee foto’s staat een blank meisje afgebeeld met een geschatte leeftijd tussen de 7 en 13 jaar oud, poserend voor de camera waarbij zij met beide handen haar shirt omhoog houdt waardoor haar borsten en vagina duidelijk zichtbaar zijn.
Op twee foto’s staat hetzelfde meisje afgebeeld dat met beide handen haar shirt omhoog houdt waardoor haar beide billen duidelijk zichtbaar zijn.
De rechtbank heeft ter terechtzitting ook zelf de desbetreffende foto’s bekeken. De rechtbank komt (mede) op grond van de eigen waarneming allereerst tot het oordeel dat hier sprake is van een meisje,die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Dat is overigens door de verdachte ook erkend.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat bedoelde foto’s afbeeldingen betreffen van seksuele handelingen in de zin van artikel 240b (oud) Sr, gelet op de nadruk die er als gevolg van poses van het meisje en de fotografische opnamehoek telkens wordt gelegd op de ontblote lichaamsdelen en geslachtsdelen van het meisje.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 oktober 2009 in de gemeente Den Helder, met [Slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een lichaamsdeel gebracht in de mond van die [slachtoffer], zulks terwijl verdachte de ogen van die [slachtoffer] door middel van een voorwerp, had afgedekt;
2.
hij op 22 maart 2010 in de gemeente Haarlem, een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een harde schijf, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen telkens een seksuele gedraging zichtbaar is, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging bestond uit het gedeeltelijk naakt laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en de billen in beeld gebracht worden.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de rechtbank de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en voorts dat de rechtbank de verdachte daarvoor een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten op de tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft terwijl hij als medewerker van het animatieteam in een vakantiepark werkzaam was ontucht gepleegd met een vijfjarig meisje. Het handelen van verdachte werd slechts ingegeven door zijn eigen lustbevrediging en verdachte heeft hierbij geen enkel oog gehad voor de gevoelens van het slachtoffertje. Dergelijke feiten veroorzaken veelal blijvend psychische schade en hebben vaak grote gevolgen voor de verdere levens van de slachtoffers.
De rechtbank neemt wat betreft de ernst van dit feit mede in aanmerking dat verdachte het vertrouwen dat de ouders van het minderjarige kind in hem gesteld hadden, in ernstige mate heeft beschaamd. De rechtbank rekent verdachte dit misbruik zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografie. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno bezitten.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf mede in aanmerking dat het om een zeer kleine hoeveelheid, te weten twee afbeeldingen gaat.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte twee keer eerder is veroordeeld wegens ontucht met minderjarigen, waarbij in één van de zaken ook een vijfjarig meisje betrokken was. Daarnaast is verdachte in 2007 voor een soortgelijke zaak veroordeeld, hoewel deze veroordeling nog niet onherroepelijk is. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij in verband met deze zedenzaken drie jaar in therapie is geweest. Deze therapie en de eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het vorenstaande en met het oog op de generale preventie niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 240b en 244 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
• Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
• Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R.A. Kok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2011.