RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.702078-10
Datum uitspraak : 6 september 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren met dien verstande dat de periode wordt verkort van 4 mei 2010 tot en met 18 mei 2010 en de verdachte een gevangenisstraf van 14 weken zal opleggen, waarvan 7 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft door gebracht. Verder heeft zij gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.494,93 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hetgeen door verdachte en mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar en raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan verdachte is tenlastegelegd, dat
1.
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 apr 2010 tot en met 18 mei 2010 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (die op haar rug op een massagetafel lag) (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit, onverhoeds, meermalen,
- het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken van de blote borsten van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) masseren van de (zijkanten van de) blote borsten van die [slachtoffer] en/of
- het masseren van en/of wrijven/strelen over de tepels van die [slachtoffer], althans het vastpakken en/of aanraken van de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) op fluistertoon, althans op zachte toon, tegen die [slachtoffer] (al dan niet in/vlakbij haar oren) zeggen van de woorden: "Dat is lang geleden he?"en/of "Dit is lekker he?" en/of "Zo zacht, zo lekker" en/of "Ik help je je weer vrouw te laten voelen", althans (telkens) woorden van een vergelijkbare aard en/of strekking en/of
- het optillen van de band van de onderbroek van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) bekijken van het schaamhaar van die [slachtoffer] en/of het daarbij/daarover zeggen dat het goed verzorgd was en dat hij, verdachte, het óók had (daarbij kennelijk doelend op geschoren schaamhaar) en/of
- het brengen en/of steken van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken van de schaamheuvel en/of de schaamstreek en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen van de woorden: "Mag ik er wat olie op doen, dan wordt het lekker zacht", althans woorden van een vergelijkbare aard en/of strekking,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit
- het overwicht dat hij, verdachte, had op die [slachtoffer] (die patiënte was bij Time-out en van wie hij, verdachte, wist dat zij een rugzak had en/of dat hij, verdachte, voorzichtig met haar moest omgaan), bestaande dat overwicht uit de tussen hem, verdachte, als professioneel sportmasseur, en die [slachtoffer] als zijn cliënt bestaande afhankelijkheidsrelatie en/of
- het onverhoedse karakter van de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen, waardoor die [slachtoffer] werd overrompeld en/of overdonderd en/of niet de gelegenheid heeft gehad/gekregen zich tegen die handelingen te verzetten en/of het dulden van die handelingen door die [slachtoffer]
onvermijdbaar is geweest;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 apr 2010 tot en met 18 mei 2010 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht
(telkens) uit, meermalen, onverhoeds, (terwijl die [slachtoffer] op haar rug op een massagetafel lag)
- het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken van de blote borsten van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) masseren van de (zijkanten van de) blote borsten van die [slachtoffer] en/of
- het masseren van en/of wrijven/strelen over de tepels van die [slachtoffer], althans het vastpakken en/of aanraken van de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) op fluistertoon, althans op zachte toon, tegen die [slachtoffer] (al dan niet in/vlakbij haar oren) zeggen van de woorden: "Dat is lang geleden he?"en/of "Dit is lekker he?" en/of "Zo zacht, zo lekker" en/of "Ik help je je weer vrouw te laten voelen", althans (telkens) woorden van een vergelijkbare aard en/of strekking en/of
- het optillen van de band van de onderbroek van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) bekijken van het schaamhaar van die [slachtoffer] en/of het daarbij/daarover zeggen dat het goed verzorgd was en dat hij, verdachte, het óók had (daarbij kennelijk doelend op geschoren schaamhaar) en/of
- het brengen en/of steken van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken van de schaamheuvel en/of de schaamstreek en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen van de woorden: "Mag ik er wat olie op doen, dan wordt het lekker zacht", althans woorden van een vergelijkbare aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Primair is aan verdachte tenlastegelegd dat hij het slachtoffer door geweld dan wel een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Van geweld of bedreiging met geweld was ook volgens aangeefster geen sprake.
Evenmin kan worden bewezen dat het slachtoffer tot het dulden van de ontuchtige handelingen is gedwongen door een feitelijkheid danwel een bedreiging met een feitelijkheid. Verdachte heeft niet opzettelijk een zodanige psychische druk op het slachtoffer uitgeoefend of haar in een zodanige afhankelijkheidssituatie gebracht, dat zij zich daardoor niet tegen de ontuchtige handelingen kon verzetten. Ook heeft verdachte het slachtoffer niet in een opzettelijk veroorzaakte bedreigende situatie gebracht waardoor het voor haar zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er sprake was van dwang van de kant van verdachte. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 4 mei 2010 tot en met 18 mei 2010 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als cliënt aan verdachte's zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht
telkens uit, meermalen, terwijl die [slachtoffer] op haar rug op een massagetafel lag
- het met zijn, verdachtes, handen vastpakken van de blote borsten van die [slachtoffer] en/of
- het vervolgens masseren van de zijkanten van de blote borsten van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken van de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het optillen van de band van de onderbroek van die [slachtoffer] en het vervolgens bekijken van het schaamhaar van die [slachtoffer] en het daarbij/daarover zeggen dat het goed verzorgd was en dat hij, verdachte, het óók had en/of
- het brengen en/of steken van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn, verdachtes, hand aanraken van de schaamheuvel en de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het daarbij tegen die [slachtoffer] zeggen van de woorden: "Mag ik er wat olie op doen, dan wordt het lekker zacht", althans woorden van een vergelijkbare aard en/of strekking.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
Verweer: schending voorschriften Aanwijzing
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op artikel 359a lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Zij heeft bepleit dat het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van het bewijs dient te worden uitgesloten, omdat de voorschriften van de “Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik", Stc. 2008, 253, in werking getreden op 1 januari 2009 (hierna: de Aanwijzing) zoals deze gold ten tijde van het opsporingsonderzoek, op twee punten niet zijn nageleefd:
1. er is na afloop van het informatieve gesprek met aangeefster niet direct een schriftelijk verslag daarvan gemaakt; en
2. de aangifte is niet op geluidsband opgenomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De Aanwijzing bevat (beleids-)regels met betrekking tot de kwaliteit en zorgvuldigheid van het opsporingsonderzoek en de vervolging in zedenzaken als de onderhavige en dient te worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 79 Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO).
Van het informatieve gesprek met aangeefster in mei 2010 tussen aangeefster en verbalisant [verbalisant 1] alsmede de inhoud van dat gesprek is nadien niet conform de Aanwijzing een schriftelijk verslag gemaakt. Eerst op 9 mei 2011, bijna een jaar later, is van dit gesprek door verbalisant [verbalisant 1] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Op 14 juni 2011 is deze verbalisant hierover gehoord door de rechter-commissaris. Zij verklaarde dat het informatieve gesprek aan de hand van een formulier is gehouden, waarop aantekeningen zijn gemaakt. Het proces-verbaal van bevindingen is een letterlijke weergave van die aantekeningen en het is dus volgens verbalisant geen aanvulling op basis van herinneringen. Naar het oordeel van de rechtbank levert het verweer van de raadsvrouw op dit punt aldus geen schending van de norm in de Aanwijzing op; er is immers alsnog een schriftelijk verslag gemaakt.
De rechtbank stelt voorts vast dat de aangifte op 29 juni 2010 niet op een geluidsband is opgenomen. Nadat de opname-apparatuur bleek te weigeren, is het verhoor alsnog gehouden. Uit de Aanwijzing blijkt dat bij een aangifte van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties, zoals in het onderhavige geval tenlastegelegd, de aangifte dient te worden opgenomen op geluidsband. Nu hieraan niet is voldaan, is er op dit punt wel sprake van schending van de normen in de Aanwijzing.
Bewijsuitsluiting als een in artikel 359a lid 2 sub b Sv voorzien rechtsgevolg kan echter uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen.
Het niet op een geluidsband opnemen van de aangifte heeft er niet toe geleid dat er onjuistheden in het proces-verbaal van de aangifte staan vermeld, dan wel dat de verklaring van aangeefster om die reden als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. Aangeefster heeft immers op 14 juni 2011 bij haar verhoor door de rechter-commissaris in strafzaken niet te kennen gegeven dat hetgeen in het proces-verbaal van haar aangifte staat vermeld niet overeenkomt met hetgeen zij destijds bij haar aangifte heeft verklaard en ook heeft willen verklaren. Derhalve is niet voldaan aan het criterium dat het bewijsmateriaal is verkregen door het verzuim. Het proces-verbaal van aangifte zal daarom niet van het bewijs worden uitgesloten.
Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Kwalificatie
Voor wat betreft het inhoudelijk verweer van de raadsvrouw over de verweten gedragingen verwijst de rechtbank naar de gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het meer subsidiair gevoerde verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de kwalificatie is de rechtbank met haar (en anders dan de officier van justitie) van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 249 Sr.
Het slachtoffer heeft zich vrijwillig onderworpen aan een massage door de verdachte. In het vertrouwen dat de verdachte daarvan geen misbruik zou maken heeft het slachtoffer haar BH uitgedaan en is zij op zijn verzoek op haar rug gaan liggen. Verdachte heeft vervolgens – anders dan hem tijdens de opleiding als masseur is geleerd – haar ontblote bovenlichaam niet, althans niet de hele tijd, met een handdoek bedekt. Verdachte heeft haar blote borsten vastgepakt, de zijkanten van haar borsten gemasseerd en haar tepels aangeraakt. De verdachte heeft vervolgens zijn hand in haar onderbroek gestoken, haar schaamheuvel en vagina aangeraakt en daarbij seksueel getinte opmerkingen gemaakt (‘mag ik er wat olie op doen, dan wordt het lekker zacht’). Deze gedragingen van de verdachte zijn – in hun samenhang en naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien – onmiskenbaar als seksuele handelingen en in de gegeven omstandigheden als strijdig met de sociaal-ethische norm aan te merken. Door het slachtoffer zijn de gedragingen van de verdachte ook als zodanig ervaren.
Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte door genoemde seksuele handelingen te plegen, als masseur misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht, de afhankelijke positie van het slachtoffer en het vertrouwen dat hij van haar had gewonnen. In strafbaarstelling van zodanig misbruik door iemand die – zoals ten aanzien van de verdachte moet worden aangenomen – werkzaam is in de gezondheidszorg, is voorzien in art. 249 Sr. Dat ook de verdachte zelf zich bewust is geweest van grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van het slachtoffer, blijkt uit de verklaring van zijn opdrachtgeefster [naam] die hem kort na het incident voor het gebeuren ter verantwoording roep. Volgens haar reageerde verdachte daarop met de mededeling dat hij ‘gewoon te ver was gegaan’.
6. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen als degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
7. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering van de straf
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft gedurende een tweetal sessies als masseur ontucht gepleegd met een vrouw die als cliënte aan zijn zorg was toevertrouwd. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn positie als masseur terwijl het slachtoffer op haar rug op de massagetafel lag. Dergelijke feiten veroorzaken veelal blijvend psychische schade en hebben vaak grote gevolgen voor de slachtoffers.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts in het voordeel van verdachte rekening met een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld en verdachte een lange carrière als masseur achter de rug heeft zonder ooit met justitie in aanraking te zijn gekomen.
Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte in eerste instantie gedagvaard was om voor de politierechter te verschijnen. De officier van justitie heeft toen vlak voor de zitting besloten de dagvaarding in te trekken. Vervolgens ontving verdachte weer een dagvaarding, maar dit keer voor de meervoudige kamer. Daardoor heeft verdachte lange tijd in onzekerheid verkeerd over een eventuele vervolging en de afloop van deze zaak.
Ten slotte hecht de rechtbank waarde aan de mededeling van verdachte ter terechtzitting dat hij inmiddels is gestopt met zijn werk als masseur.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een onvoorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij, [slachtoffer] (hierna ook te noemen: het slachtoffer), heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 244,93 aan materiële schade en € 2.000,- als voorschot op vergoeding van de immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake van de materiële schade geheel toewijsbaar is en dat de vordering ter zake van immateriële schadevergoeding zou moeten worden gematigd tot € 1.250,-.
De officier van justitie heeft gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Subsidiair stelt zij dat de materiële schade toewijsbaar is en dat de immateriële schade toewijsbaar is tot een bedrag van (definitief) € 1.000,-. Zij verwijst daarbij naar voorbeelden uit de Smartengeldgids en wijst erop dat een groot deel van de psychische problematiek van het slachtoffer al bestond, voordat verdachte met de behandelingen was begonnen.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij voor het grootste deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal hierna de posten afzonderlijk beoordelen.
De door het slachtoffer gedane uitgaven voor ziektekosten (niet vergoede medicijnen e.d.) van € 82,53 zijn voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
De gevorderde vergoeding van de reiskosten voor specialistenbezoek e.d. zijn door middel van openbaar vervoerbewijzen voldoende onderbouwd, zodat € 162,40 op grond daarvan toewijsbaar is.
Bij de begroting van de immateriële schade houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren:
- het strafbare feit heeft op het slachtoffer enorme emotionele indruk gemaakt;
- het slachtoffer heeft zich na het strafbare feit een half jaar lang onder (extra) behandeling van een natuurgeneeskundig therapeut moeten stellen;
- gedurende lange tijd heeft het slachtoffer slecht kunnen slapen; en
- de behandelend psychiater heeft het slachtoffer slaapmedicatie en rustgevende medicatie moeten voorschrijven.
De rechtbank begroot de immateriële schade op grond van de thans bekende gegevens en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen op een bedrag van € 750,-.
De benadeelde partij heeft haar vordering van € 2.000,- op dit punt onderbouwd door te stellen dat zij nog steeds psychische schade lijdt als gevolg van het incident.
De verdediging heeft terecht aangevoerd dat niet duidelijk is welk deel van de psychische klachten het gevolg is van het strafbare feit. Het slachtoffer heeft zowel bij de onderbouwing van haar vordering als bij het voorlezen van haar slachtofferverklaring ter zitting erop gewezen dat zij al vele jaren onder behandeling was, de laatste jaren ook in verband met psychische problemen. Die problemen zagen met name op de vorige relatie van het slachtoffer met een man in Australië.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter zitting aangevoerd dat een onrechtmatige dader zoals verdachte het slachtoffer moet nemen zoals zij is, dat wil dus zeggen, met de emotionele problemen die zij al had. Dat is op zichzelf juist, maar houdt niet in dat verdachte aansprakelijk moet worden gehouden voor alle psychische problemen, die het slachtoffer ervaart. Met andere woorden, de verdachte is aansprakelijk voor de schade die het slachtoffer lijdt als gevolg van het strafbare feit, maar niet voor de psychische problemen die er ook zonder het strafbare feit zouden zijn geweest.
Om tot een goed gemotiveerd oordeel op dit punt te komen, zou een nader (psychologisch of psychiatrisch) onderzoek van het slachtoffer noodzakelijk zijn. Dat zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal zodoende de vordering toewijzen tot een bedrag van € 994,93.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor een deel van de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen bedrag van € 994,93.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toegepaste wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
• Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 20 (twintig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (zeven) weken.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende [adres en woonplaats] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 994,93 (negenhonderdvierennegentig euro en drieënnegentig cent ) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], wonende [adres en woonplaats] te betalen een som geld ten bedrage van € 994,93 (negenhonderdvierennegentig euro en drieënnegentig cent ), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 (negentien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R.A. Kok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2011.