RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810461-10
Datum uitspraak : 6 september 2011
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering)
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte een werkstraf zal opleggen van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft door gebracht alsmede een gevangenisstaf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- hetgeen door mr. H. Teunisse, advocaat te Den Helder en raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. De raadsman gaf ter zitting te kennen dat hij door verdachte uitdrukkelijk gemachtigd was namens hem ter zitting het woord te voeren.
Aan verdachte is tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 29 september 2010 in de gemeente Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- voornoemde [slachtoffer 1] (die op een fiets zat) (onverhoeds) bij de haren en/of het hoofd heeft vastgepakt en/of met kracht in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt en/of heeft geslagen en/of tegen de grond heeft geduwd en/of
- vervolgens toen die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag een of meermalen met kracht in/tegen de rug en/of in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam en/of het hoofd, heeft getrapt en/of heeft geschopt en/of heeft gestompt en/of heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2010 in de gemeente Schagen opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1],
- (terwijl die [slachtoffer 1] op een fiets zat) (onverhoeds) bij de haren en/of het hoofd heeft vastgepakt en/of met kracht in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt en/of heeft geslagen en/of tegen de grond heeft geduwd en/of
- vervolgens, toen die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag, een of meermalen met kracht in/tegen de rug en/of in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam en/of het hoofd, heeft getrapt en/of heeft geschopt en/of heeft gestompt en/of heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 29 september 2010 in de gemeente Schagen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :
- "Ik pak mijn eigen pistool en schiet je door je kop!" en/of
- "Je bent een kankerhoer, teringwijf, als ik je weer tegenkom trek ik je kop van je lijf!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
hij op of omstreeks 29 september 2010 in de gemeente Schagen opzettelijk en
wederrechtelijk (in een dienstauto van de politie)
- een houder van een navigatiesysteem en/of
- een houder van de carkit en/of
- het steunpaneel van de bediening van de licht- en geluidsinstallatie [de
zogenaamde dakset],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Politiekorps
Noord-Holland Noord, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 29 september 2010 in de gemeente Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- voornoemde [slachtoffer 1] die op een fiets zat onverhoeds bij de haren heeft vastgepakt en
- vervolgens toen die [slachtoffer 1] op de grond zat/lag meermalen met kracht tegen de rug en het hoofd, heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 29 september 2010 in de gemeente Schagen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :
- "Ik pak mijn eigen pistool en schiet je door je kop!" en
- "Je bent een kankerhoer, teringwijf, als ik je weer tegenkom trek ik je kop van je lijf!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 29 september 2010 in de gemeente Schagen opzettelijk en wederrechtelijk (in een dienstauto van de politie)
- een houder van een navigatiesysteem en
- een houder van de carkit en/
- het steunpaneel van de bediening van de licht- en geluidsinstallatie [de zogenaamde dakset],
toebehorende aan het Politiekorps Noord-Holland Noord heeft vernield.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er maar één professionele getuige bij het incident aanwezig was, te weten [slachtoffer 2], een inspecteur van politie die in haar vrije tijd boodschappen deed bij de supermarkt DEEN in Schagen en verdachte heeft aangehouden. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte het slachtoffer- een jonge jongen - heeft geduwd waardoor hij op de grond viel. Vervolgens heeft ze gezien dat hij de jongen met kracht een schop tegen het lichaam gaf. Gelet op deze verklaring kan volgens de raadsman dan ook slechts de subsidiair tenlastegelegde mishandeling bewezen worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] niet de enige getuige van het tenlastegelegde incident is geweest. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bevonden zich op het parkeerterrein van de DEEN en hebben het incident vanaf de eerste confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer van dichtbij gezien. De confrontatie vond plaats vlak voor de auto waarin [getuige 1] zich bevond. [Getuige 2] stond vlakbij haar boodschappen in de auto te laden. Beiden hebben gezien dat verdachte het slachtoffer - terwijl hij op de grond lag - meermalen met kracht tegen zijn rug en hoofd heeft geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde bedreiging aangezien door [slachtoffer 2] slechts aangifte is gedaan van belediging en niet van bedreiging.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
[slachtoffer 2] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen weliswaar aangegeven aangifte te willen doen van belediging, maar uit de inhoud van haar proces-verbaal blijkt dat wel degelijk sprake is geweest van een bedreigende situatie en dat zij die situatie ook zelf zo heeft ervaren. Zij heeft verklaard dat verdachte een dreigende houding aannam door haar te benaderen met om zijn rechterhand een snelbinder gewikkeld. Het leek alsof hij haar daarmee wilde slaan. Verdachte zei vervolgens onder meer tegen [slachtoffer 2] dat hij “anders wel zijn eigen pistool zou pakken en haar door de kop zou schieten”. [slachtoffer 2] verklaarde voorts letterlijk: “Ik voelde mij door de woorden en de bedreigingen beledigd (…) ik voelde me ook niet helemaal op mijn gemak, gezien de dreigende situatie”. De bewezen verklaarde woorden en dreigende situatie zijn ook door omstanders, de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] gehoord respectievelijk waargenomen. Het feit dat [slachtoffer 2] de woorden en daden van verdachte kennelijk als beledigend heeft ervaren doet daar niet aan af. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is niet vereist dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor die aantasting is gewekt. Voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is voldoende dat de uiting van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat in het algemeen bij bedreigden de redelijke vrees kan ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Gelet op de door verdachte gebruikte dreigende woorden in combinatie met zijn dreigende houding jegens [slachtoffer 2] kon naar het oordeel van de rechtbank in het algemeen bij [slachtoffer 2] in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
6. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot zware mishandeling;
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
7. Strafbaarheid van de verdachte
In het dossier bevindt zich een in opdracht van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken door P.C. Dalebout, gezondheidszorgpsycholoog, over verdachte opgemaakt pro justitia rapportage, gedateerd 15 februari 2011. Dit rapport is opgemaakt met betrekking tot de feiten 1 en 2 op de dagvaarding.
Aangezien de rapporteur beperkt contact met verdachte heeft kunnen krijgen en verdachte ontkennend is heeft de rapporteur de onderzoeksvragen, waaronder de vragen met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte, niet kunnen beantwoorden.
Nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is verdachte dus strafbaar.
8. Motivering van de straf
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
De verdachte heeft zich in Schagen op een parkeerterrein van een supermarkt schuldig gemaakt aan mishandeling van een 15-jarige jongen. Hij heeft het slachtoffer aan de haren van zijn fiets getrokken waardoor deze is komen te vallen en hem vervolgens met kracht tegen zijn rug en hoofd geschopt.
Hij heeft aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien wordt een feit als het onderhavige door het slachtoffer en ook door de omgeving als bedreigend en beangstigend ervaren.
Daarnaast heeft verdachte een inspecteur van politie die in haar vrije tijd daar ter plekke aanwezig was en tussenbeide wilde komen bedreigd. Ten slotte heeft verdachte in de politieauto waarmee hij na zijn aanhouding werd vervoerd vernielingen aangericht..
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld tot straf, maar dat hij recentelijk niet voor soortgelijke feiten tot straf is veroordeeld.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een onvoorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.
9. Vordering van de benadeelde partijen
De wettelijk vertegenwoordiger (de moeder) van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], [geboortedatum] (hierna ook te noemen: het slachtoffer), heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak via de gemachtigde, mr. E.H. Copini, advocaat te Alkmaar, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 43,62 aan materiële schade en € 2.000,- als vergoeding van de immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering op beide onderdelen geheel toewijsbaar is en gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Subsidiair voert hij aan dat de materiële schade toewijsbaar is, maar dat de vordering immateriële schade moet worden afgewezen, omdat het causale verband tussen die schade en het strafbare feit ontbreekt. Hierbij heeft de raadsman bovendien een beroep gedaan op matiging van het eventueel toe te wijzen bedrag.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal hierna de posten afzonderlijk beoordelen.
De door het slachtoffer opgegeven schade voor zijn verloren gegane honkbalpetje
(€ 20,-) is namens verdachte erkend en ook overigens toewijsbaar.
Voor de gevorderde vergoeding van de reiskosten voor bezoek aan het kantoor van de raadsvrouw volgt de rechtbank de richtlijnen van de Letselschade Raad, zoals deze golden ten tijde van het misdrijf. Voldoende is onderbouwd dat 98,4 km is gereden, zodat 98,4 x € 0,24,- is € 23,62 op grond daarvan toewijsbaar is.
Bij de begroting van de immateriële schade houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren (onderbouwing in het overgelegde huisartsenjournaal):
- het door de mishandeling opgelopen letsel, zoals dat blijkt uit het dossier: schaafwond en kneuzing linkeroog, kneuzing neus en een gekneusde rib;
- ziekenhuisonderzoek na drie maanden naar de gekneusde rib;
- het strafbare feit heeft op het slachtoffer enorme emotionele indruk gemaakt;
- het slachtoffer is ter behandeling van zijn psychische problemen als gevolg van het misdrijf door de huisarts verwezen naar Kinder- en jeugdpsychiatrie Triversum;
- gedurende lange tijd heeft het slachtoffer slecht kunnen slapen, waarbij hij last had van nachtmerries; en
- de behandelend huisarts heeft het slachtoffer homeopathische rustgevende medicatie voorgeschreven.
De rechtbank begroot de immateriële schade op grond hiervan en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen op een bedrag van € 2.000,-.
Het beroep op matiging wordt afgewezen. Het gaat hier om een opzettelijk gepleegde onrechtmatige daad door een 40-jarige man jegens het slachtoffer, een 15-jarige jongen. Het enkele feit dat verdachte op dit moment over slechts een gering inkomen kan beschikken leidt onder deze omstandigheden niet tot kennelijk onaanvaardbaar gevolgen van het toekennen van de volledige schadevergoeding.
De rechtbank zal zodoende de vordering geheel toewijzen tot een bedrag van € 2.043,62.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij, [slachtoffer 2] (hierna ook te noemen: het slachtoffer), heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak via haar gemachtigde, M. Stroosnijder te Alkmaar, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 175,- aan immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is en gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Subsidiair refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het slachtoffer is door verdachte bedreigd..De rechtbank begroot deze immateriële schade op grond hiervan en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen op een bedrag van € 175,-.
De rechtbank zal de vordering geheel toewijzen tot dit bedrag.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De maatregel wordt opgelegd voor de toegewezen bedragen van € 2.043,62 respectievelijk € 175,-.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toegepaste wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
• Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
• Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende aan de [adres en woonplaats] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.043,62 (tweeduizend drieënveertig euro en tweeënzestig cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], wonende aan [adres en woonplaats] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.043,62 (tweeduizend drieënveertig euro en tweeënzestig cent) bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], per adres [adres en woonplaats] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 175,- (honderdvijfenzeventig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], per adres [adres en woonplaats] te betalen een som geld ten bedrage van € 175,- (honderdvijfenzeventig euro) bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 (drie) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. R.A. Kok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2011.