ECLI:NL:RBALK:2011:BR4546

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126582 / FT RK 11-35
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot homologatie ex art. 206 Fw; Faillissement beëindigd door homologatie van een akkoord

Op 1 februari 2011 is bij de Rechtbank Alkmaar een verzoekschrift ingediend tot rehabilitatie op basis van artikel 206 van de Faillisementswet (Fw). Dit verzoek is aangekondigd in de Staatscourant, en er is geen verzet aangetekend door erkende schuldeisers. De behandeling vond plaats op 28 juni 2011, waar de verzoeker zijn verzoek nader toelichtte. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen voor beschikking.

De verzoeker was eerder op 31 december 2003 in staat van faillissement verklaard. Tijdens de verificatievergadering op 3 november 2006 is een akkoord aangeboden aan de schuldeisers, waarbij aan preferente en concurrente schuldeisers respectievelijk 36,76% en 18,38% werd aangeboden. De curator erkende 21 concurrente en 3 preferente vorderingen. Een van de concurrente schuldeisers, Galama Advocaten, was niet aanwezig tijdens de vergadering, maar de overige schuldeisers stemden in met het akkoord.

De verzoeker stelde dat hij in aanmerking kwam voor rehabilitatie omdat het faillissement was beëindigd door de homologatie van het akkoord en dat de schuldeisers op basis van dit akkoord waren uitbetaald. Hij voegde daaraan toe dat de vordering van Galama Advocaten niet meer bestond, omdat deze waarschijnlijk door zijn voormalige compagnon was betaald.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat niet was aangetoond dat alle erkende schuldeisers 'ten genoegen hunner' waren voldaan, zoals vereist door artikel 207 Fw. De enkele nakoming van het akkoord was niet voldoende om aan te tonen dat de schuldeisers tevreden waren. De rechtbank benadrukte dat bij een nieuw verzoek ook bewijs moet worden geleverd ten aanzien van Galama Advocaten.

De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek, zonder aanleiding om het Openbaar Ministerie te horen op basis van artikel 210 Fw. Deze beschikking werd gegeven door rechter M.C. Schenkeveld en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juli 2011, in aanwezigheid van griffier W.Th. Delleman.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
WD/MS
zaak- en rekestnummer: 126582/ FT RK 11-35
datum: 12 juli 2011 (bij vervroeging)
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
op verzoek van:
[naam verzoeker], wonende te Alkmaar,
advocaat mr. R. Kiewitt te Alkmaar.
1 De procedure
1.1 Op 1 februari 2011 is ter griffie ontvangen het verzoekschrift strekkende tot rehabilitatie als bedoeld in artikel 206 van de Faillisementswet (Fw).
1.2 Het verzoek is aangekondigd in de Staatscourant. Geen van de erkende schuldeisers heeft verzet aangetekend tegen de inwilliging van het verzoek.
1.3 De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 28 juni 2011, alwaar verzoeker zijn verzoek nader heeft toegelicht.
De zaak is ten slotte verwezen voor beschikking. De inhoud van voormelde stukken geldt als hier ingelast.
2 De uitgangspunten
2.1 Verzoeker is bij vonnis van deze rechtbank van 31 december 2003 in staat van faillissement verklaard.
2.2 In voornoemd faillissement is op 3 november 2006 een verificatievergadering gehouden, alwaar de stemming heeft plaatsgevonden van een aan de schuldeisers aangeboden akkoord. Aan de preferente en concurrente schuldeisers werd betaling van 36,76[procent] respectievelijk 18,38[procent]. aangeboden. Blijkens het proces-verbaal van deze verificatievergadering is de curator overgegaan tot het erkennen van 21 concurrente vorderingen en 3 preferente vorderingen. Eén erkende concurrent schuldeiser, te weten Galama Advocaten die een vordering heeft van [euro] 831,81, is niet in persoon of middels een gevolmachtigde ter vergadering verschenen. Alle overige schuldeisers hebben bij volmacht met het akkoord ingestemd, waarna het akkoord is aangenomen.
2.3 Bij vonnis van 16 november 2006 is het aangenomen akkoord gehomologeerd. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
3 Het verzoek en de gronden waarop het berust
3.1 Verzoeker meent, kort gezegd, voor rehabilitatie in aanmerking te komen, omdat het faillissement is geëindigd door de homologatie van een akkoord en de schuldeisers op basis van dit akkoord zijn uitbetaald. Van belang is voorts, aldus verzoeker ter zitting, dat de vordering van Galama Advocaten niet (meer) bestaat, omdat deze vordering waarschijnlijk door de voormalige compagnon van verzoeker is betaald.
4 De beoordeling
4.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of verzoeker in zijn verzoek kan worden ontvangen. Hiertoe is vereist dat bij het verzoekschrift het bewijs is gevoegd dat alle erkende schuldeisers "ten genoegen hunner" zijn voldaan (artikel 207 Fw). Hoewel dit niet inhoudt dat deze schuldeisers volledig zijn voldaan, is het niet -zonder meer- voldoende dat zij slechts overeenkomstig het akkoord betaald hebben gekregen. Het akkoord heeft namelijk niet de strekking dat de erkende schuldvorderingen te niet gaan, maar onthoudt slechts de afdwingbaarheid aan deze vorderingen, voor zover ze na de uitvoering van het akkoord onvoldaan zijn gebleven. Uit de enkele nakoming van het akkoord valt dus niet af te leiden dat ieder erkende schuldeiser tot zijn genoegen is voldaan. Nu geen bescheiden zijn overgelegd waaruit blijkt dat de erkende schuldeisers tot hun genoegen zijn voldaan, is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
4.2 Uit het voorgaande volgt dat de betwisting door verzoeker ter zitting van het bestaan van de vordering van Galama Advocaten niet ter zake doet. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Waar artikel 207 Fw spreekt over erkende schuldeisers, wordt daarmee gedoeld op alle door de curator in het faillissement van verzoeker erkende schuldeisers. Nu gebleken is dat Galama Advocaten als zodanig moet worden beschouwd zal, ingeval een nieuw verzoek wordt ingediend, het vereiste bewijs ook ten aanzien laatstgenoemde schuldeiser moeten worden geleverd.
4.3 Nu verzoeker niet-ontvankelijk is in het verzoek, is er geen aanleiding om het Openbaar Ministerie te horen op de voet van artikel 210 Fw.
5 De beslissing
De rechtbank
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.C. Schenkeveld, lid van gemelde kamer, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011in tegenwoordigheid van mr. W.Th. Delleman als griffier.