ECLI:NL:RBALK:2011:BR4536

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127684 / FT-EA 11.276
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake het innemen van het rijbewijs in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 31 maart 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, die in een schuldsaneringsregeling zit, heeft een verzoek ingediend om te voorkomen dat de officier van justitie zijn rijbewijs zou innemen. Dit besluit was genomen naar aanleiding van openstaande boetes voor verkeersovertredingen die verzoeker niet had betaald. De officier van justitie had besloten het rijbewijs van verzoeker in te nemen, wat zou betekenen dat hij zijn rijbewijs vanaf 4 april 2011 voor vier weken moest inleveren.

De rechtbank oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) geen rechtsmiddel biedt tegen het innemen van het rijbewijs. Verzoeker heeft aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat hij zijn baan dreigt te verliezen als hij zijn rijbewijs moet inleveren. De werkgever van verzoeker heeft dit bevestigd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het belang van verzoeker bij het behoud van zijn rijbewijs voldoende aannemelijk is geworden, vooral gezien de omstandigheden van zijn schuldsaneringsprocedure.

De rechtbank heeft daarom besloten om de officier van justitie te verbieden het rijbewijs van verzoeker in te nemen totdat er een beslissing is genomen op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Deze voorlopige voorziening blijft van kracht totdat het verzoek tot schuldsanering is behandeld en beslist. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 127684/FT-EA 11.276
uitspraakdatum: 31 maart 2011
voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw
in de zaak van :
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam
wonende te [adresgegevens],
- hierna te noemen: verzoeker
tegen :
de officier van justitie te Leeuwarden,
p/a Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB),
Postbus 1794, 8901 CB Leeuwarden,
- hierna te noemen: gerekwestreerde
is door verzoeker na indiening van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een afzonderlijk verzoek ingediend tot het geven van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw).
De voorlopige voorziening strekt ertoe de officier van justitie c.q. het Centraal Justitieel Incassobureau te verbieden het rijbewijs van verzoeker in te nemen, totdat op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist.
BEOORDELING
In twee brieven van 12 maart 2011 (CJIB-nummers 8062 5421 3807 3167 respectievelijk 1062 5421 3855 0022) heeft de officier van justitie te Leeuwarden verzoeker meegedeeld dat hij heeft besloten het rijbewijs van verzoeker in te nemen, omdat verzoeker de beschikking en aanmaningen die hij heeft ontvangen voor het overtreden van een verkeersvoorschrift niet heeft voldaan. De besluiten zien op verkeersovertredingen, begaan op 31 oktober 2009 respectievelijk 5 februari 2010. In beide gevallen was een sanctie opgelegd van (oorspronkelijk) [euro] 90,00. Het innemen van het rijbewijs betekent dat verzoeker zijn rijbewijs met ingang van 4 april 2011 moet inleveren voor een periode van vier weken. Vanaf deze datum mag verzoeker geen motorrijtuig besturen.
De bevoegdheid van de officier van justitie tot het innemen van het rijbewijs is geregeld in artikel 28a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het betreft hier één van de dwangmiddelen van de WAHV (naast de gijzeling en de buitengebruikstelling van het voertuig).
Nu de WAHV niet voorziet in enig rechtsmiddel tegen het besluit tot inneming van het rijbewijs en er ook geen andere, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat of open heeft gestaan waarbij de uitoefening van de bevoegdheid tot inname van het rijbewijs kan worden getoetst, is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 287 lid 4 Fw (vgl. HR 10 maart 2006, LJN AU8172).
Verzoeker heeft aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat hij zijn baan dreigt te verliezen als hij zijn rijbewijs moet inleveren. De werkgever van verzoeker heeft schriftelijk bevestigd dat het voor de uitoefening van verzoekers werkzaamheden noodzakelijk is dat verzoeker beschikt over eigen vervoer. Verzoeker heeft verder aangegeven dat hij de openstaande boetes niet kon betalen, omdat hij in een (minnelijk) traject zat om zijn schulden te regelen. Inmiddels heeft hij een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter zitting van 31 maart 2011. De mondelinge behandeling zal worden voortgezet op 30 mei 2011.
Gelet op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en het daarmee te bereiken doel, alsmede gelet op het voldoende aannemelijk geworden belang van verzoeker bij het behoud van zijn rijbewijs, is de rechtbank van oordeel dat toewijzing van de verzochte voorlopige voorziening gerechtvaardigd, en gelet op de vereiste spoed ook aangewezen is.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
De rechtbank:
-verbiedt de officier van justitie te Leeuwarden c.q. het Centraal Justitieel Incassobureau tot inneming van het rijbewijs van verzoeker over te gaan voor de duur van deze voorlopige voorziening;
-bepaalt dat deze voorlopige voorziening geldt totdat op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist;
-bepaalt dat deze voorlopige voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken, niet-ontvankelijk wordt verklaard dan wel de beslissing op het verzoek in kracht van gewijsde is gegaan;
-bepaalt dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Warmerdam en in raadkamer uitgesproken op 31 maart 2011.