RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummers: 14.810055-11 + 14.700450-11 + 14.810312-10 (tul) (P)
Datum uitspraak: 9 augustus 2011
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [woonadres],
thans gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van van 26 juli 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en door verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat
Ten aanzien van parketnummer 14.810055-11:
1.
Primair hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [weg 1], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer uur, op of nabij de kruising of splitsing van die weg met de [weg 2] door rood licht te rijden op een moment dat een bestuurster van een bromfiets, genaamd [benadeelde 1], komende vanaf genoemde [weg 2], door het groene licht - op een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers - genoemde [weg 1] overstak, althans ging oversteken, en vervolgens tegen die [benadeelde 1] is aangereden of opgebotst, waardoor die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde) (linker) onderbeenbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair A. hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van (een) stof(fen), te weten GHB en/of benzodiazepinen en/of amfetamine en/of cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van (een) andere stof(fen) - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
B. hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), na het gebruik van GHB en/of benzodiazepinen en/of amfetamine en/of cocaïne, daarmee rijdende op de weg, de [weg 1], met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer uur, op of nabij de kruising of splitsing van die weg met de [weg 2] door rood licht is gereden op eenmoment dat een bestuurster van een bromfiets, genaamd [benadeelde 1], komende vanaf genoemde [weg 2], door het groene licht - op een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers - genoemde [weg 1] overstak, althans ging oversteken, en vervolgens tegen die [benadeelde 1] is aangereden of opgebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [weg 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde 1]) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
Primair hij op of omstreeks 01 en/of 02 februari 2011 in de gemeente Wieringermeer, te Middenmeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk [merk 1], type [type 1], gekentekend [KENTEKEN 1]), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
Subsidiair hij in de gemeente(n) Wieringermeer en/of Heerhugowaard op of omstreeks 01 en/of 02 februari 2011 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, merk [merk 1], type [type 1], gekentekend [KENTEKEN 1]), toebehorende aan zijn vader, genaamd [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder (onder meer) heeft gebruikt op de weg, [weg 3] te Middenmeer en/of de [weg 1] te Heerhugowaard, in elk geval op één of meer weg(en) in genoemde gemeente(n);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente(n) Hoorn (NH) en/of Medemblik en/of (elders) in het arrondissement Alkmaar, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinverdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door te schoppen en/of te trappen tegen en/of in de richting van het lichaam van die politieambtena(a)r(en);
5.
hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente(n) Hoorn (NH) en/of Medemblik en/of Wieringermeer, althans in het arrondissement Alkmaar als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), na het gebruik van GHB en/of benzodiazepinen en/of amfetamine en/of cocaïne, met een snelheid van (ongeveer) 100 kilometer per uur, althans met een hoge snelheid, langere tijd, althans enige tijd, heeft gereden op de Rijksweg [WEG 4] op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en aldus tegen de rijrichting in heeft gereden (zogenaamde spookrijden), waardoor, althans mede waardoor, verdachte tegen één of meer hem tegemoetrijdende personenauto('s) is aangereden of opgebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [weg 1], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Ten aanzien van parketnummer 14.700450-11:
1.
hij op of omstreeks 09 oktober 2010 in de gemeente Harenkarspel, te Waarland, en/of in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van (een) stof(fen), te weten amfetamine en/of GHB en/of benzodiazepinen en/of cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van (een) andere stof(fen) - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij op of omstreeks 09 oktober 2010 in de gemeente(n) Harenkarspel en/of Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg(en), de [weg 5] te Waarland en/of [weg 7] te Heerhugowaard, althans op één of meer weg(en) aldaar, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 14.810055-11:
Op woensdag 2 februari 2011, omstreeks 20.00 uur, heeft op de kruising [weg 1] en [weg 6]/[weg 2] een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een bromfiets. Verbalisanten troffen de bestuurder van de bromfiets, genaamd [benadeelde 1], gewond aan. [benadeelde 1] had onder meer letsel aan haar onderbeen en is overgebracht naar het Medisch Centrum te Alkmaar. Door diverse getuigen is verklaard dat de veroorzaker van dit ongeval met zijn auto vermoedelijk met hoge snelheid door rood was gereden en dat hij de bromfietser had aangereden terwijl deze bij een groen verkeerslicht de weg overstak. Tevens bleek dat de bestuurder van de auto na de aanrijding om het slachtoffer was heengereden waarna hij zijn weg had vervolgd. Vermoedelijk betrof deze auto een donkerkleurige [merk 1].
Vervolgens is op 2 februari 2011 omstreeks 20.27 uur een melding binnengekomen van een spookrijder, rijdende over de Rijksweg [WEG 4]. Naar aanleiding van deze melding is ter hoogte van de oprit [WEG 4] bij Hoorn-Noord een blokkade opgezet. Nadat de spookrijker de politieblokkade voorbij was gereden, was hij genoodzaakt te stoppen voor een vrachtauto welke op aanwijzing van de politie dwars op de weg was gezet. Hierna kon de bestuurder, verdachte, worden aangehouden.
Nadat verdachte was aangehouden, is hij overgebracht naar het politiebureau in Hoorn. Verbalisanten hebben verklaard dat verdachte zich, na zijn aanhouding, in de politieauto, tijdens het vervoer naar het politiebureau hevig heeft verzet.
Met toestemming van verdachte is op 2 februari 2011 bloed afgenomen. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat in het bloed van verdachte diverse verdovende middelen zijn aangetroffen. Voorts bleek dat verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs.
De auto waar verdachte in is aangetroffen, was een personenautoauto van het merk [merk 1] met kenteken [KENTEKEN 1]. Deze auto bleek op naam te staan van [benadeelde 2], de vader van verdachte, die op 6 februari 2011 aangifte heeft gedaan van diefstal van deze auto gepleegd door zijn zoon op 1 of 2 februari 2011.
De rechtbank zal moeten te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals die in de tenlastelegging met parketnummer 14.810055-11 zijn opgenomen.
Ten aanzien van parketnummer 14.700450-11:
Op 9 oktober 2010 komt er een melding binnen dat een [merk 2] met het kenteken [KENTEKEN 2] zeer gevaarlijk rijgedrag zou vertonen op [weg 7] te Heerhugowaard. Op de [weg 8]te Heerhugowaard zien verbalisanten deze auto hun tegemoet komen rijden, waarna ze omkeren en de auto achtervolgen. Nadat de politie korte tijd de auto uit het oog is verloren, zien verbalisanten dat deze uit de bocht is geraakt op de [weg 5] te Harenkarspel en treffen ze de auto aan in een tuin van een woning. De bestuurder van de [merk 2] blijkt te zijn verdachte.
Met toestemming van verdachte is op 9 oktober 2010 bloed afgenomen. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat in het bloed van verdachte diverse verdovende middelen zijn aangetroffen. Voorts bleek dat verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte op 9 oktober 2010 te Heerhugowaard en/of Harenkarpsel heeft gereden onder invloed van verdovende middelen en of hij dit heeft gedaan zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen bewezen, met dien verstande dat zij ten aanzien van parketnummer 14.810055-11, feit 1 en feit 3, het primair ten laste gelegde bewezen acht.
C. Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 14.810055-11:
De raadsman refereert zich ten aanzien van het onder 1, 5 en 6 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte te kennen heeft gegeven dat hij zich er niet van bewust is geweest dat hij betrokken was bij een ongeval. De raadsman heeft aangevoerd dat de omtrekkende beweging die verdachte heeft gemaakt ook een reflexmatige reactie geweest kan zijn.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zowel voor het primair als subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De raadsman vraagt zich af wat de reden is geweest dat de vader van verdachte aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn auto. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij regelmatig in de auto van zijn vader reed. Voorts ontkent verdachte dat hij de sleutels heimelijk heeft weggenomen uit de jas van zijn vader en heeft hij verklaard dat de sleutels gewoon op tafel lagen. De raadsman is van mening dat het de vraag is of de vader van verdachte ook aangifte had gedaan als verdachte de auto in goede staat had teruggebracht, nu het aannemelijk is dat verdachte al eerder in de auto van zijn vader heeft gereden zonder dat daarvan destijds aangifte is gedaan.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat, blijkens het proces-verbaal van bevindingen, het verzet van verdachte pas is begonnen nadat hij zich met zijn hoofd tussen de achterbank en de passagierstoel in de politieauto bevond. In die positie is het niet duidelijk in hoeverre verzet dan nog mogelijk is, aldus de raadsman. Voorts voert hij aan dat de verbalisant heeft verklaard dat hij – nadat verdachte zich begon te verzetten – bovenop verdachte is gaan zitten. Verdachte heeft aangegeven dat hij hierdoor geen lucht meer kreeg en in paniek raakte. De raadsman werpt de vraag op in hoeverre in een dergelijke situatie nog gesproken kan worden van verzet bij een aanhouding, of dat hier sprake is van een natuurlijke paniekreactie.
Ten aanzien van parketnummer 14.700450-11:
De raadsman refereert zich ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Parketnummer 14.810055-11:
Ten aanzien van feit 1, primair:
Op woensdag 2 februari 2011, omstreeks 20.00 uur, heeft er op de kruising [weg 1] en [weg 6]/[weg 2] een verkeersongeval plaatsgevonden.
[benadeelde 1] kwam met haar bromfiets aanrijden over de rijbaan van de [weg 2] in de richting van de [weg 6]. Bij de oversteekplaats voor fietsen en bromfietsers, welke de [weg 1] kruist, is ze gestopt voor het rode stoplicht Toen het stoplicht op groen sprong, stak zij met haar bromfiets de [weg 1] over. Op dat moment kwam verdachte over de [weg 1] in zuidelijke richting aanrijden. Ter hoogte van de oversteekplaats heeft verdachte hard geremd, waarna hij met geblokkeerde wielen met de voorzijde van zijn auto tegen de linkerflank van [benadeelde 1] is gebotst. Als gevolg van het verkeersongeval heeft [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde linker onderbeenbreuk, opgelopen.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. In deze zaak moet worden beoordeeld of het verkeersgedrag van verdachte roekeloos is geweest. Bij die beoordeling daarvan gaat het om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. De rechtbank heeft in deze zaak de volgende omstandigheden van het geval vastgesteld.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich van het ongeval niets kan herinneren. Uit de verklaring van verdachte op de terechtzitting en uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed van diverse verdovende middelen verkeerde en dat zijn rijvaardigheid hierdoor waarschijnlijk nadelig beïnvloed was.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij de [weg 1] is overgestoken toen het voor haar geldende stoplicht op groen sprong. De rechtbank constateert dat uit de verkeersongevalsanalyse is gebleken dat het niet mogelijk was dat bij groen licht voor fietsers en bromfietsers rijdend over de [weg 2] in de richting van de [weg 6], op datzelfde moment het conflicterende verkeerslicht voor het rechtdoorgaande verkeer op de [weg 1] rijdende in zuidelijke richting ook op groen stond.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte, rijdende op de [weg 1] in zuidelijke richting, op het moment waarop hij de kruising met de [weg 2] opreed, het voor hem geldende rode stoplicht heeft genegeerd en geen voorrang heeft verleend aan [benadeelde 1], die tegelijkertijd de [weg 1] overstak of ging oversteken.
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat verdachte met een snelheid tussen de 81 en 83 km/u, in ieder geval in hoge mate sneller dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, de kruising op is gereden. Er is tevens een onderzoek ingesteld naar de vermijdbaarheid van het verkeersongeval. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte het ongeval (ruimschoots) had kunnen voorkomen wanneer zijn snelheid niet hoger was geweest dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u.
Gelet op al deze omstandigheden - in samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat verdachte welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s heeft genomen en dat er derhalve sprake is van roekeloos rijgedrag. De rechtbank acht aldus het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Nadat verdachte op 2 februari 2011 op de [weg 1] te Heerhugowaard met zijn personenauto tegen [benadeelde 1] was gebotst als gevolg waarvan zij letsel heeft bekomen , is verdachte rechts om het slachtoffer heengereden over de aldaar aanwezige busbaan en heeft hij zijn weg vervolgd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich er niet van bewust was dat hij een verkeersongeval had veroorzaakt en dat hij uit een reflexmatige reactie om het slachtoffer heen is gereden. De rechtbank acht, gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken, het verweer van de raadsman niet aannemelijk. Daarbij neemt de rechtbank voorts in overweging dat verdachte kort voor de botsing zeer hard heeft geremd, waarna hij tegen [benadeelde 1] is opgebotst. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist dat hij een verkeersongeval had veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte nadat hij een verkeersongeval had veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist dat aan [benadeelde 1] letsel was toegebracht.
Ten aanzien van feit 3:
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat weliswaar wettig bewijs voorhanden is dat verdachte de personenauto heeft weggenomen van zijn vader, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van deze auto door verdachte. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard de auto van zijn vader regelmatig te hebben gebruikt met diens toestemming. De vader van verdachte is op dit punt niet bevraagd. Evenmin acht de rechtbank de joyriding bewezen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte zowel van het onder 3, primair als subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4:
Op 2 februari 2011 in de gemeente Hoorn is verdachte op heterdaad aangehouden op verdenking van diverse strafbare feiten. Verdachte is geboeid en in een politievoertuig overgebracht naar het politiebureau te Hoorn om te worden voorgeleid bij een hulpofficier van justitie. Verbalisant [verbalisant 1]bestuurde het politievoertuig, verbalisant [verbalisant 2] zat op de bijrijderstoel en verbalisant [verbalisant 7] heeft achterin naast verdachte plaatsgenomen. Tijdens het vervoer naar het politiebureau heeft verdachte zich fysiek verzet. Verdachte draaide zijn lichaam weg en probeerde verbalisant [verbalisant 7] te schoppen. Nadat verdachte steviger is vastgepakt en hem werd gezegd dat hij zich rustig moest houden, is verdachte nog wilder met zijn lichaam gaan draaien en probeerde hij verbalisant [verbalisant 7] een kopstoot te geven. Verbalisant [verbalisant 7] en [verbalisant 2] hebben verdachte wederom vastgepakt en getracht in bedwang te houden. Verdachte schopte vervolgens hard tegen de benen van verbalisant [verbalisant 7] alsmede tegen onder andere de voorstoel van verbalisant [verbalisant 1], waarop het politievoertuig begon te slingeren. Ook gaf verdachte verbalisant [verbalisant 7] een kopstoot waarbij hij verbalisant [verbalisant 7] in zijn gezicht heeft geraakt. Omdat het politievoertuig hevig begon te slingeren is deze op de vluchtstrook neergezet. Verbalisant [verbalisant 1]heeft vervolgens tegen verdachte pepperstray gebruikt, waarna verbalisant [verbalisant 2] het hoofd van verdachte klem heeft gehouden tussen de bank en de bijrijderstoel. Ook daarna bleef verdachte zich verzetten en in de richting van verbalisanten trappen. Uiteindelijk is verbalisant [verbalisant 3] op de benen van verdachte gaan zitten en heeft verbalisant [verbalisant 1]het bovenlichaam van verdachte gefixeerd, waarna verdachte is overgebracht naar het politiebureau in Hoorn.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich heeft verzet nadat hij zich met zijn hoofd tussen de achterbank en de bijrijderstoel bevond, hij geen lucht meer kreeg en hij in paniek raakte. Nu de raadsman uitgaat van een feitelijk onjuiste lezing van de processen-verbaal, verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 2 februari 2011 in de gemeente Hoorn heeft verzet tegen de voornoemde dienstdoende politieambtenaren die verdachte wilde overbrengen naar het politiebureau.
Ten aanzien van feit 5:
Op 2 februari 2011 heeft verdachte in tegengestelde richting over de Rijksweg [WEG 4] vanuit de richting Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer in de richting van Hoorn gereden. Ter hoogte van het Shell tankstation (de rechtbank begrijpt: in de gemeente Wieringermeer) is verdachte recht op [benadeelde 3] af gereden. [benadeelde 3] moest naar links sturen om een aanrijding met verdachte te voorkomen en is daardoor tegen de vangrail aangereden. Ter hoogte van de afslag Middenmeer, gemeente Wieringermeer, is verdachte recht op [benadeelde 4] af gereden, die op dat moment een vrachtwagen inhaalde. Verdachte is het voertuig [benadeelde 4] rakelings gepasseerd en heeft daarbij de zijspiegel van de personenauto [benadeelde 4] geraakt.
Vervolgens is verbalisant [verbalisant 4] ter hoogte van Abbekerk/Lambertschaag de [WEG 4] opgereden in zuidelijke richting en zag hij verdachte ter hoogte van de oprit Twisk, gemeente Medemblik, in tegengestelde richting in het midden van de linker- en de rechterrijstrook rijden. [verbalisant 4] zag dat verdachte met zijn voertuig slingerend over de weg reed en dat diverse voertuigen die op dezelfde rijbaan als verdachte reden, voor verdachte moesten uitwijken. Verbalisant [verbalisant 4] heeft over een afstand van vijf kilometer op de andere weghelft naast verdachte gereden. Hij reed met dezelfde snelheid als verdachte en zag op zijn kilometerteller dat deze een snelheid van 100 km/u aangaf. Ter hoogte van de oprit van de [WEG 4] bij Hoorn-Noord is een blokkade opgesteld. Vijftig meter na de blokkade is op verzoek van de politie een vrachtwagen overdwars op de weg neergezet. Verdachte is langs de blokkade gereden waarna hij voor de stilstaande vrachtwagen is gestopt en vervolgens is aangehouden.
Uit de verklaring van verdachte op de terechtzitting en uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat verdachte ten tijde van het spookrijden onder invloed van GHB, benzodiazepinen, amfetamine en cocaïne verkeerde en zijn rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat verdachte het verkeer op de [WEG 4] in ernstige mate in gevaar heeft gebracht en heeft gehinderd.
Ten aanzien van feit 6:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 juli 2011 afgelegd;
- het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] d.d. 4 februari 2011 (dossierpagina 17 en 18);
- het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] d.d. 2 februari 2011 (dossierpagina 12);
- een geschrift, inhoudende een e-mailbericht gedateerd 3 februari 2011 met daarin een kopie van de zoekvraag naar het rijbewijs van verdachte (dossierpagina 54),
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 februari 2011 te Heerhugowaard als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de [weg 1], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor het besturen van een personenauto.
Parketnummer 14.700450-11:
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 juli 2011 afgelegd;
- het op ambtsbelofte opgemaakte aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 8 december 2010 (dossierpagina 6 en 7);
- een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI, d.d. 10 november 2010 (dossierpagina 36),
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 oktober 2010 in de gemeenten Heerhugowaard en Harenkarspel als bestuurder van een personenauto heeft gereden, terwijl hij onder invloed van amfetamine en GHB en benzodiazepinen verkeerde, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen.
Ten aanzien van feit 2:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 juli 2011 afgelegd;
- het op ambtsbelofte opgemaakte aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 8 december 2010 (dossierpagina 6 en 7);
- het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 9 oktober 2010 (dossierpagina 21);
- het op ambtsbelofte opgemaakte aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 26 april 2011;
- een geschrift, inhoudende een uitdraai van het RDW-register,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 9 oktober 2010 als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de [weg 5] te Waarland, gemeente Harenkarspel en [weg 7] te Heerhugowaard, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor het besturen van een personenauto.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 14.810055-11:
1.
Primair hij op 2 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [weg 1], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos met een snelheid van (ongeveer) 80 kilometer per uur, op de kruising van die weg met de [weg 2] door rood licht te rijden op een moment dat een bestuurster van een bromfiets, genaamd [benadeelde 1], komende vanaf genoemde [weg 2], met het groene licht - op een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers - genoemde [weg 1] overstak, althans ging oversteken, en vervolgens tegen die [benadeelde 1] is opgebotst, waardoor die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde linker onderbeenbreuk, werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 2 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [weg 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten [benadeelde 1]) letsel was toegebracht;
4.
hij op 2 februari 2011 in de gemeente Hoorn (NH), toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van op heterdaad ontdekte strafbare feiten, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen deze opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en door te schoppen en te trappen tegen en in de richting van het lichaam van een van die politieambtenaren;
5.
hij op 2 februari 2011 in de gemeenten Hoorn (NH) en Medemblik en Wieringermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), na het gebruik van GHB en benzodiazepinen en amfetamine en cocaïne, met een snelheid van (ongeveer) 100 kilometer per uur, langere tijd, heeft gereden op de Rijksweg [WEG 4] op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en aldus tegen de rijrichting in heeft gereden (zogenoemde spookrijden), waardoor verdachte tegen één hem tegemoetrijdende personenauto is aangereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
6.
hij op 2 februari 2011 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [weg 1], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Ten aanzien van parketnummer 14.700450-11:
1.
hij op 9 oktober 2010 in de gemeente Harenkarspel, te Waarland, en in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van stoffen, te weten amfetamine en GHB en benzodiazepinen, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2.
hij op 9 oktober 2010 in de gemeenten Harenkarspel en Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de wegen, de [weg 5] te Waarland en [weg 7] te Heerhugowaard, aldaar, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 14.810055-11
Ten aanzien van feit 1, primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgesteld maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreven en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze wet.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 4:
Wederspanningheid
Ten aanzien van feit 5:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 6:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Parketnummer 14.700405.11
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
7. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte
- ten aanzien van parketnummer 14.810055-11 feit 1, 2, 3, 4 en parketnummer 14.700450-11 feit 1 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de GGZ reclassering Palier Alkmaar zullen worden gegeven en onder oplegging van een meldplicht, alsmede dat verdachte zal meewerken aan een intake bij de forensisch psychiatrische kliniek De Ponder of soortgelijke instelling;
- ten aanzien van parketnummer 14.810055-11 feit 1 zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren;
- ten aanzien van parketnummer 14.810055-11 feit 5 zal worden veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van twee weken;
- ten aanzien van parketnummer 14.810055-11 feit 6 zal worden veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van twee weken;
- ten aanzien van parketnummer 14.700450-11 feit 2 zal worden veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van twee weken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft te kennen gegeven dat verdachte een gesloten behandeling wenst en dat hij hoopt dat - indien verdachte wordt aangenomen bij De Ponder - hij ook tijdens zijn detentie al kan worden overgeplaatst naar De Ponder.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is tot tweemaal toe, na het gebruik van verdovende middelen waarvan hij wist dat hierdoor zijn rijvaardigheid nadelig was beïnvloed, en zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs, toch gaan autorijden. Op 9 oktober 2010 is geen slachtoffer gevallen, maar op 2 februari 2011 wel. Op 2 februari 2011 heeft verdachte onder invloed van verdovende middelen, met een hoge snelheid een rood stoplicht genegeerd, waardoor hij in botsing is geraakt met de 17-jarige [benadeelde 1] die als gevolg van deze botsing zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in een dergelijke toestand is gaan autorijden. Uit de verklaring van verdachte op de terechtzitting blijkt dat hij – mede vanwege het gebruik van de verdovende middelen – geen moment heeft stilgestaan bij de mogelijke gevolgen van zijn handelen of het daaraan verbonden gevaar voor andere weggebruikers. Verdachte is op zeer onbezonnen wijze met zijn eigen veiligheid en die van de overige weggebruikers omgesprongen. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan.
Ook is verdachte na het ongeval weggereden zonder zich te bekommeren om het slachtoffer, zijn betrokkenheid bij het ongeval aan de gearriveerde politie kenbaar te maken of ten minste zijn personalia achter te laten. Ook deze handelswijze past in de houding en het denken van verdachte waarbij hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, maar geneigd is de schuld te leggen bij anderen.
Nadat hij een verkeersongeval had veroorzaakt, heeft verdachte zijn weg vervolgd en heeft verdachte over een grote afstand met een snelheid van rond de 100 km/u als spookrijder over de Rijksweg [WEG 4] gereden. Tijdens deze rit hebben bestuurders van diverse andere voertuigen voor verdachte moeten uitwijken en zijn slechts ternauwernood aanrijdingen voorkomen. Verdachte heeft door zijn rijgedrag het leven van andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht en het is slechts aan een wonder te danken dat er daarbij geen (dodelijke) slachtoffers zijn gevallen.
Tot slot heeft verdachte zich bij zijn aanhouding verzet waarbij hij tegen en in de richting van diverse opsporingsambtenaren heeft geschopt en getrapt.
De rechtbank is op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat het opleggen van een gedeeltelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het uittreksel uit het Algemeen Documentatie-register, gedateerd 11 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake het rijden onder invloed van verdovende middelen is veroordeeld. Dat heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
- het Pro Justitia Rapport, gedateerd 5 mei 2011, opgesteld door de psycholoog J.P.M. van der Leeuw, waaruit blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een borderline persoonlijkheidstoornis met antisociale trekken waarbij tevens sprake is van een afhankelijkheid van verschillende middelen. Hoewel verdachte zeer goed op de hoogte was van het ontregelende gevolg van het GHB-gebruik en van de gevaarcomponent van GHB-gebruik, zowel voor hem zelf als voor anderen, kon via zijn ongecontroleerde gedrag wanneer hij onder invloed verkeerde van GHB naar het oordeel van de psycholoog het gebruik van GHB en het gehele verslavingsgedrag van betrokkene niet los worden gezien van de borderlineproblematiek. De antisociale kenmerken die hij eveneens heeft, ondermijnen de remmingen in de vorm van gebrek aan schuld, schaamte of empathiegevoelens. Nu verdachte niet geheel in vrijheid zijn wil heeft kunnen bepalen en overeenkomstig zo’n besef heeft kunnen handelen, adviseert de psycholoog verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde – indien bewezen – als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Voorts heeft de psycholoog geadviseerd verdachte in een Forensisch Psychiatrische Kliniek die is toegespitst op de complexe problematiek van verdachte, namelijk een dubbele diagnose kliniek, te laten behandelen.
- het over verdachte uitgebrachte Reclasseringsadvies, gedateerd 19 juli 2011, opgesteld door L. Kok – als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Palier Alkmaar – waarin wordt geadviseerd verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die GGZ reclassering Palier hem geeft en dat verdachte wordt verplicht om mee te werken aan een intake en het mogelijke vervolgaanbod om zich te laten behandelen in een intramurale inrichting of (forensische) verslavingszorg.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting aangegeven dat zij nog contact heeft gehad met GGZ reclassering Palier. Inmiddels is er een indicatiestelling afgegeven en op 9 augustus 2011 is een intakegesprek voor verdachte gepland bij de FPA De Ponder te Eindhoven.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de psychologisch deskundige en beschouwt verdachte voor het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar.
Al het voorgaande in overweging nemende acht de rechtbank ten aanzien van het onder parketnummer 14.810055-11 onder 1, 2, 4 en parketnummer 14.700450-11 onder 1 bewezen verklaarde de oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf zal de rechtbank de nader te noemen bijzondere voorwaarde koppelen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.810055-11 onder 1 bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat de ontzegging niet loopt gedurende de tijd dat verdachte zich in detentie bevindt zodat de ontzegging van de rijbevoegdheid feitelijk reeds een langere periode zal omvatten.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.810055-11 onder 5 bewezen verklaarde, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een hechtenis voor de duur van twee weken, zoals door de officier van justitie gevorderd. Verdachte heeft door zijn handelen het leven van de overige weggebruikers op dusdanige ernstige wijze in gevaar gebracht dat de rechtbank van oordeel is dat geen andere straf passend is dan de maximumstraf die voor een dergelijk feit kan worden opgelegd, te weten een hechtenis voor de duur van twee maanden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.810055-11 onder 6 en parketnummer 14.700450-11 onder 2 bewezen verklaarde, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 4 augustus 2010 in de zaak met parketnummer 14.810312-10 aan verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 11 oktober 2010 aan verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 19 augustus 2010 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 62 en 180 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 5, 6, 7, 8, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 14.810055-11 onder 3, primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 14.810055-11 onder 1 primair, 2, 4, 5 en 6 en parketnummer 14-700450-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het onder parketnummer 14.810055-11 onder 1, 2, 4 en parketnummer 14.700450-11 onder 1 bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens GGZ reclassering Palier, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt dat veroordeelde zal meewerken aan een intake bij de forensisch psychiatrische kliniek De Ponder te Eindhoven of soortgelijke instelling.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
• Ontzegt de verdachte voor het onder parketnummer 14.810055-11 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
• Veroordeelt de verdachte voor het onder parketnummer 14.810055-11 onder 5 bewezen verklaarde tot een hechtenis voor de tijd van 2 (twee) maanden.
• Veroordeelt de verdachte voor het onder parketnummer 14.810055-11 onder 6 bewezen verklaarde tot een hechtenis voor de tijd van 2 (twee) weken.
• Veroordeelt de verdachte voor het onder parketnummer 14.700450-11 onder 2 bewezen verklaarde tot een hechtenis voor de tijd van 2 (twee) weken.
• Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) dagen, opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 4 augustus 2010 in de zaak met parketnummer 14.810312-10 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2011.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.