ECLI:NL:RBALK:2011:BR4087

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.701784-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkeersschuld na ernstige verkeersfout

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag. De verdachte had op 11 augustus 2010 in Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig een verkeerslicht genegeerd, wat leidde tot een aanrijding met een andere bestuurder die op dat moment groen licht had. De officier van justitie vorderde een veroordeling tot een werkstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele verkeersfout van het negeren van het rode verkeerslicht niet voldoende was om schuld vast te stellen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van getuigen en de verkeersongevalsanalyse, waaruit bleek dat het verkeerslicht voor de verdachte niet goed zichtbaar was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onoplettendheid of onvoorzichtigheid van de verdachte, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde. Wel werd het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard, wat resulteerde in een geldboete van €750,-, waarvan een deel voorwaardelijk werd opgelegd. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en zijn eerdere schone strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.701784-10
Datum uitspraak : 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [Geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
- het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis;
- de verdachte de bevoegdheid zal ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte reeds is ingevorderd.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat
Primair hij op of omstreeks 11 augustus 2010 in de gemeente Heerhugowaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N242 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden over genoemde weg,
- terwijl (ruim) van te voren een waarschuwingsbord J32 van de bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 in de door verdachte te volgen rijrichting was geplaatst en/of
- naderende de kruising of splitsing met de Smuigelweg alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en/of
- zonder te remmen, althans zonder zijn snelheid tijdig en/of voldoende te minderen en/of tijdig zijn voertuig tot stilstand te brengen,
in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising of splitsing is opgereden en vervolgens in aanrijding of botsing is gekomen met een bestuurder van een personenauto, die gezien verdachtes rijrichting, van rechts genoemde kruising bij groen licht was opgereden, waardoor die bestuurder van die personenauto (genaamd [benadeelde]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong (linkerzijde) en/of een gekneusde rechterlong en/of vijf gebroken ribben en/of een zware hersenschudding en/of een scheur in het bekken en/of een kneuzing van het hart (waardoor verschillende verklevingen in en om het hart zijn ontstaan), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair hij op of omstreeks 11 augustus 2010 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee heeft gereden op de weg, Provincialeweg N242,
- terwijl (ruim) van te voren een waarschuwingsbord J32 van de bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 in de door verdachte te volgen rijrichting was geplaatst en/of
- de kruising of splitsing met de Smuigelweg is genaderd alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en/of
- zonder te remmen, althans zijn snelheid niet tijdig en/of voldoende heeft geminderd en/of niet tijdig zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht,
in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising of splitsing is opgereden en vervolgens in aanrijding of botsing is gekomen met een bestuurder van een personenauto, die gezien verdachtes rijrichting, van rechts genoemde kruising bij groen licht was opgereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. VRIJSPRAAK
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 11 augustus 2010, rijdend over de Provincialeweg N242, de kruising met de Smuigelweg naderde waarbij hij zag dat het voor hem geldende stoplicht voor rechtdoorgaand verkeer op groen stond. Op het moment waarop hij de kruising met de Smuigelweg opreed kwam er van rechts een groene auto het kruispunt oprijden waar hij mee in botsing is geraakt.
De rechtbank constateert dat uit de verkeersongevalsanalyse is gebleken dat het niet mogelijk was dat bij groen licht voor het rechtdoorgaande verkeer op de Smuigelweg
op datzelfde moment de conflicterende verkeerslichten voor het rechtdoorgaande verkeer op de N242 ook op groen stonden.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 1], die als bestuurder van een auto achter bovenbedoelde groene auto op de Smuigelweg, het verkeerslicht groen zag uitstralen, blijkt dat de bestuurder van de groene auto optrok toen het licht groen was. Die verklaring wordt ondersteund door de die van de getuige [getuige 2] die in de voor verdachte tegenovergestelde richting moest wachten voor de kruising met de Smuigelweg, omdat het verkeerslicht rood uitstraalde.
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte, rijdende op de N242, op het moment waarop hij de kruising met de Smuigelweg opreed, het voor hem geldende rode stoplicht heeft genegeerd en geen voorrang heeft verleend aan [verdachte], die op dat moment van rechts naderde.
Bij de beantwoording van de vraag of deze – naar het oordeel van de rechtbank ernstige – verkeersfout voldoende is om de conclusie te kunnen dragen dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig heeft gereden, heeft de rechtbank de volgende omstandigheden van het geval in aanmerking genomen.
De verdachte heeft verklaard dat hij, op het moment waarop hij de kruising met de Smuigelweg naderde, zijn snelheid heeft geminderd tot ongeveer 50 km/u. Uit de verkeersongevalsanalyse is gebleken dat de botssnelheid van het voertuig van verdachte ongeveer 43 km/u bedroeg. Ter plaatse was een maximumsnelheid van 80 km/u toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het minderen van zijn snelheid in zoverre voldoende voorzichtigheid heeft betracht. Evenmin is sprake van andere omstandigheden waaruit onvoorzichtig verkeersgedrag kan worden afgeleid.
Ten slotte constateert de rechtbank dat, naast het niet waarnemen van het voor hem geldende verkeerslicht, niet is gebleken van enige andere onoplettendheid aan de zijde van verdachte. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij ten tijde van het ongeval niet was afgeleid en dat zijn aandacht op de weg was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele niet waarnemen van het voor hem geldende rode verkeerslicht weliswaar als een ernstige verkeersfout kan worden aangemerkt, maar dat dit onder bovengenoemde omstandigheden niet de conclusie kan dragen dat verdachte aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig heeft gereden.
Daarbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het verkeerslicht vanuit de rijrichting van verdachte niet reeds van verre zichtbaar is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
4. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 11 augustus 2010 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee heeft gereden op de weg, Provincialeweg N242,
- terwijl ruim van te voren een waarschuwingsbord J32 van de bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 in de door verdachte te volgen rijrichting was geplaatst en
- de kruising met de Smuigelweg is genaderd alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en
- niet tijdig zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht, en
in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising is opgereden en vervolgens in botsing is gekomen met een bestuurder van een personenauto, die gezien verdachtes rijrichting, van rechts genoemde kruising bij groen licht was opgereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
5. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Bij de bepaling van de strafsoort heeft de rechtbank overwogen dat het hier gaat om een ernstige verkeersovertreding dat aanzienlijk letsel voor het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het volgende. Verdachte heeft er op de terechtzitting blijk van gegeven dat hij erg geschrokken is van het ongeval en dat zijn rijgedrag ook thans nog door het ongeval wordt beïnvloed. Ook is duidelijk dat het ongeval nog steeds een grote impact heeft op verdachte en dat hij is doordrongen van de ernst van het feit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 1 april 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van enig misdrijf is veroordeeld.
Alles in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een geldboete volstaat. Gelet op de beperkte financiële middelen van verdachte zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk wordt opgelegd.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
10. BESLISSING
De rechtbank:
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een geldboete van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot € 250,- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 (vijf) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.O.P. Roché, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2011.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.