ECLI:NL:RBALK:2011:BR3804

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129038
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor reis met minderjarigen en vervangende toestemming identiteitsbewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 29 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de toestemming om met hun minderjarige kinderen naar Cyprus te reizen. De vrouw verzocht om toestemming om met haar twee minderjarige kinderen naar Cyprus te gaan voor een vakantie en om vervangende toestemming voor de afgifte van een identiteitsbewijs voor een van de kinderen. De man, die niet instemde met de reis, heeft een verweerschrift ingediend en verzocht om te bepalen dat de vrouw niet gerechtigd is om met de kinderen naar Cyprus te gaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juni 2011, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten.

De rechtbank overwoog dat het verzoek van de vrouw moet worden gezien in het licht van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag regelt. De rechtbank concludeerde dat het niet in het belang van de minderjarigen is om met de vrouw naar het buitenland te gaan, vooral gezien de medische ingreep die de vrouw daar zou ondergaan. De rechtbank oordeelde dat de kinderen beter af zijn in hun vertrouwde omgeving bij de man, terwijl de vrouw in Cyprus verblijft voor haar medische behandeling.

Daarnaast werd het verzoek om vervangende toestemming voor de afgifte van een identiteitsbewijs voor de minderjarige [kind 2] afgewezen. De rechtbank stelde vast dat partijen niet in staat waren om gezamenlijk een aanvraag voor het identiteitsdocument in te dienen, wat leidde tot de conclusie dat het op dat moment niet in het belang van het kind was om over een identiteitsbewijs te beschikken. De rechtbank wees beide verzoeken van de vrouw af en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De vrouw kan tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
SL
zaak- en rekestnummer: 129038 / FA RK 11-471
datum: 29 juni 2011
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekende, tevens verwerende partij,
advocaat: mr. drs. M.L. Molenaar,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats]
gerekwestreerde, tevens verzoekende partij,
advocaat: mr. C. de Bie-Koopman.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 19 mei 2011 het verzoekschrift van de vrouw ingekomen, waarin wordt verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen tot afgifte van een identiteitsbewijs ten behoeve van de minderjarige [kind 2], geboren in de gemeente [geboorteplaats]op [geboortedatum]
- de vrouw toestemming te verlenen om met eerdergenoemde minderjarige en de minderjarige [kind 1], geboren in de gemeente [geboorteplaats] op [geboortedatum], in de periode van 20 juni 2011 tot en met 4 juli 2011 naar Cyprus te gaan.
De man heeft een verweerschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van de verzoeken van de vrouw. Tevens heeft de man de rechtbank bij zelfstandig verzoek verzocht te bepalen dat de vrouw niet gerechtigd is om met voornoemde minderjarigen in de periode van 20 juni 2011 tot en met 4 juli 2011 naar Cyprus te gaan.
Ter griffie van deze rechtbank zijn op 10 juni 2011 nadere stukken ingekomen van de vrouw.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni, alwaar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. drs. Molenaar voornoemd, en de man, bijgestaan door mr. de Bie-Koopman voornoemd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
Partijen zijn thans nog gehuwd. Beide minderjarigen zijn tijdens het huwelijk geboren. Partijen zijn van rechtswege gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen.
Standpunt van de vrouw
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd.
Partijen zijn op 8 augustus 2007 gehuwd. De vrouw heeft inmiddels een verzoek voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. Binnenkort zal zij een echtscheidingsverzoek indienen. Voordat het huwelijk ontwricht raakte hebben partijen ermee ingestemd dat de vrouw draagmoeder zou worden voor een bevriend homostel. Dit draagmoederschap zal via eiceldonatie plaatsvinden op 20 juni 2011 in een kliniek in Cyprus, waar deze hoogtechnologische wijze van draagmoederschap mogelijk is. Partijen zouden tegelijkertijd samen met de kinderen 10 dagen naar Cyprus gaan, welke reis door het homostel is geboekt en betaald. Door de ontwrichting van het huwelijk zullen partijen deze reis niet meer gezamenlijk maken.
De vrouw stelt dat de man te kennen heeft gegeven er niet mee in te stemmen dat de vrouw de kinderen meeneemt op vakantie. De man wil zelf voor de kinderen zorgen. De kinderen achterlaten bij de man acht de vrouw niet in het belang van de kinderen. [kind 2] is nog jong en een zorgenkindje. De man kon niet met deze zorgen omgaan, hetgeen mede redengevend is geweest voor het beëindigen van de relatie. De man heeft geen band opgebouwd met [kind 2] en kan de zorg voor haar niet aan. De vrouw is de verzorgende ouder en zij is ook de enige die weet hoe om te gaan met de medicijnen van [kind 2].
Ook ten aanzien van [kind 1], die gedragsproblemen heeft, betwijfelt de vrouw of de man de zorg aan kan. [kind 1] is nog nooit zo lang van de vrouw gescheiden geweest. De man zit niet lekker in zijn vel en is overspannen geraakt door de problemen die partijen met de kinderen hebben gehad. Bovendien is bij de man ADHD vastgesteld. De man is daardoor tweemaal zijn baan kwijtgeraakt. Partijen hebben nu een hoge schuldenlast.
Ter zitting heeft de vrouw het volgende verklaard. De vrouw wil het draagmoederschap ondanks de ontwrichting van haar huwelijk toch door laten gaan, omdat zij graag haar overeenkomst met het bevriende homostel wil nakomen. De vrouw stelt voorts dat ze verwacht dat haar draagmoederschap niet stressvol zal verlopen, omdat ze dan gescheiden zal zijn van de man.
De kliniek op Cyprus zal vanaf september 2011 alleen nog maar toegankelijk zijn voor inwoners van Cyprus. De vrouw is van mening dat de medische ingreep niet van dien aard is dat zij daar hinder van zal ondervinden. Het belang van de kinderen is volgens de vrouw gediend bij de vakantie op Cyprus, omdat er op dit moment een gespannen thuissituatie is in verband met de beëindiging van het huwelijk van partijen. Daarnaast kijkt [kind 1] enorm uit naar de vakantie en de daarbij behorende vliegreis. Partijen kunnen de kinderen dergelijke vakanties financieel niet bieden.
Daarnaast voert de vrouw aan dat de man niet beschikbaar is om voor de kinderen te zorgen, indien de vrouw naar Cyprus zou gaan. Hij heeft twee weken geleden een nieuwe baan aangenomen en hij vertrekt dagelijks uit de woning om te gaan werken. Hij zal de kinderen dan ook vermoedelijk onderbrengen bij zijn ouders. De vrouw betwijfelt of zijn ouders goed voor de kinderen zullen zorgen, omdat oma (vaders zijde) ook op de kinderen zou passen gedurende de mondelinge behandeling van deze zaak, maar toen niet is komen opdagen.
Standpunt van de man
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek tot afwijzing van de verzoeken van de vrouw en het zelfstandige verzoek het volgende aangevoerd.
De man heeft aanvankelijk ingestemd met het draagmoederschap uit liefde voor zijn vrouw en hij vond de altruïstische gedachte erachter te prijzen. Ter zitting heeft de man daar aan toegevoegd dat het oorspronkelijke plan inhield dat het gehele traject pas zou worden gestart negen maanden na de geboorte van [kind 2].
Nadat de tweede 'eigen' zwangerschap van de vrouw zwaar bleek te zijn, en [kind 2] vervolgens ernstig ziek werd en er als gevolg daarvan veel stress en spanning tussen partijen is ontstaan, is de man van gedachten veranderd. De man wilde op dat moment zijn gezin en relatie prioriteit geven door daar hard aan te gaan werken. De vrouw heeft toen te kennen gegeven van de man te willen scheiden.
De man voert aan dat het in ieders belang is wanneer de vrouw haar plannen opschort totdat zij van de man gescheiden is, aangezien het plan - zolang partijen nog getrouwd zijn - allerlei juridische gevolgen heeft voor de man en de minderjarigen, die in redelijkheid niet van hen kunnen worden verlangd. De man stelt dat de vrouw al een zware tijd tegemoet gaat vanwege het uiteengaan van partijen. Daarnaast zal een zwangerschap van de vrouw (van eventueel een meerling), volgens de man voor nog meer stress zorgen bij de vrouw. Dit zal een weerslag hebben op de nog jonge kinderen van partijen. De man is daarom van mening dat de vrouw moet wachten met het draagmoederschap tot na de echtscheiding en dat het op dit moment niet in het belang van de jonge en zorgbehoevende kinderen is dat zij met de vrouw meereizen naar Cyprus, alwaar zij een medische behandeling zal ondergaan.
De man stelt voorts dat een draagmoederschapprocedure in Nederland met allerlei zorgvuldigheidscriteria is omgeven, welke criteria ook verband houden met het welzijn van de draagmoeder en haar gezin. Ter zitting heeft de man daar aan toegevoegd dat het hier gaat om een ingewikkelde medische ingreep, zo blijkt uit een brochure van het VUMC. Het traject dat de vrouw en het homopaar in Cyprus zullen volgen, is volgens de man in Nederland niet toegestaan.
Ter zitting voert de man aan dat de kinderen tijdens de ingreep bij de vrouw op Cyprus aan een derde zullen moeten worden overgedragen, omdat de man er niet bij zal zijn. In verband met de speciale zorg die het jongste kind nodig heeft, acht de man dit niet in haar belang. Bovendien stelt de man dat hij prima in staat is om de kinderen gedurende de afwezigheid van de vrouw te verzorgen. Hij stelt dat hij een goede band heeft met zijn kinderen en dat hij volledig beschikbaar is om de kinderen te verzorgen wanneer de vrouw afwezig is. De man heeft ter zitting gemotiveerd weersproken dat hij een baan zou hebben.
Tot slot voert de man aan dat het belang van [kind 2] ook vergt dat de verzochte vervangende toestemming om een identiteitsbewijs te verlenen dient te worden geweigerd, aangezien de man alleen dan voldoende waarborgen heeft dat de vrouw [kind 2] niet mee zal nemen naar Cyprus.
Overwegingen
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het verzoek om vervangende toestemming tot het afreizen naar Cyprus
De vrouw heeft de rechtbank verzocht haar toestemming te verlenen tot het afreizen naar Cyprus met beide minderjarigen, nu de man zijn toestemming heeft geweigerd.
Het verzoek van de vrouw is aan te merken als een geschil omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Genoemd artikel bepaalt dat de rechtbank, na een vergelijk tussen de ouders te hebben beproefd, een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit de omstandigheid dat in artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, mag niet worden afgeleid, dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechtbank zal bij haar beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
Bij de beoordeling zijn de volgende aspecten van belang. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt dat de vier maanden oude [kind 2] een zorgenkindje is. Ze heeft op gezette tijden de juiste voeding en medicijnen nodig. [kind 1] kampt met gedragsproblemen.
De minderjarigen zullen gedurende de medische ingreep van de vrouw op Cyprus door een derde moeten worden verzorgd. De vrouw stelt dat de medische behandeling niet ingrijpend is. De man stelt dat hij gedurende het verblijf van de vrouw op Cyprus thuis beschikbaar is om voor de minderjarigen te zorgen.
De rechtbank is van mening dat er niet aan het doel van de geplande reis voorbij kan worden gegaan. Het doel van de reis naar Cyprus is in eerste instantie de geplande medische ingreep en niet een vakantie. Het is niet uit te sluiten dat de vrouw hinder ondervindt van de medische behandeling of dat er complicaties optreden. Hoewel de rechtbank met de vrouw van oordeel is dat het in het belang van de kinderen is om even niet belast te worden met de gespannen thuissituatie, is de rechtbank van oordeel dat dit ook bereikt kan worden als de minderjarigen gedurende het verblijf van de vrouw op Cyprus bij de man verblijven. De rechtbank is van oordeel dat het onder de hiervoor geschetste huidige omstandigheden niet in het belang van de minderjarigen is om hun vertrouwde omgeving te verlaten en de vrouw te vergezellen naar Cyprus.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw, tot verlening van toestemming aan de vrouw om met de betrokken minderjarigen in de periode van 20 juni 2011 tot en met 4 juli 2011 naar Cyprus te gaan, afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek om vervangende toestemming tot afgifte van een reisdocument
De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw aldus dat zij op grond van artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet de rechtbank verzoekt om vervangende toestemming tot afgifte van een identiteitsbewijs ten behoeve van de minderjarige [kind 2].
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Ingevolge lid 2 van voornoemd artikel kan - indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven - deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft. De rechter geeft in de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt vast dat het partijen niet is gelukt in gezamenlijkheid een aanvraag voor de afgifte van een identiteitsdocument voor [kind 2] tot stand te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een weigering als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van [kind 2] dat zij binnen afzienbare tijd over een identiteitsbewijs beschikt. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming tot de afgifte van een identiteitsbewijs afwijzen.
Ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de man
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft dit verzoek geen verdere behandeling.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijst af het verzoek van de vrouw tot verlening van vervangende toestemming tot afgifte van een identiteitsbewijs ten behoeve van de minderjarige [kind 2] geboren in de gemeente [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Wijst af het verzoek van de vrouw tot verlening van toestemming aan de vrouw om met eerdergenoemde minderjarige en de minderjarige [kind 1], geboren in de gemeente [geboorteplaats] op [geboortedatum], in de periode van 20 juni 2011 tot en met 4 juli 2011 naar Cyprus te gaan.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek , lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2011, in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok, griffier.
U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.