zaak- en rekestnummer: 125714 / FA RK 11-11
datum: 8 juni 2011
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
[VERZOEKSTER],
wonende te [WOONPLAATS VERZOEKSTER],
verzoekende partij,
advocaat: mr. J. de Haan,
[GEREKWESTREERDE],
wonende te [WOONPLAATS GEREKWESTREERDE],
gerekwestreerde.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 4 januari 2011 het verzoekschrift van de vrouw ingekomen, waarin zij in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [NAAM MINDERJARIGE], geboren in de gemeente [GEMEENTE MINDERJARIGE] op [GEBOORTEDATUM MINDERJARIGE] (verder: [NAAM MINDERJARIGE]) verzoekt:
1. tot bijzondere curator over [NAAM MINDERJARIGE] te benoemen mr. C. de Bie-Koopman;
2. de door de man gedane erkenning van [NAAM MINDERJARIGE] te vernietigen;
3. de geslachtsnaam van [NAAM MINDERJARIGE] te wijzigen en te veranderen in [NAAM MINDERJARIGE 2].
Bij beschikking van 9 februari 2011 is mr. C. de Bie-Koopman, advocaat te Alkmaar, benoemd tot bijzondere curator over [NAAM MINDERJARIGE].
De bijzondere curator heeft zich bij brief van 24 maart 2011 uitgelaten.
De mondelinge behandeling plaatsgevonden op 10 mei 2011, alwaar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. De Haan, de man en de bijzondere curator.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De vrouw voert als gronden voor het verzoek het volgende aan. Zij heeft met de man tussen 2002 en 2004 een kortstondige relatie gehad. Ter bezegeling van deze relatie heeft de man [NAAM MINDERJARIGE], die uit een andere relatie van de vrouw is geboren, op 22 maart 2004 erkend, waarbij [NAAM MINDERJARIGE] toen de geslachtsnaam [NAAM MINDERJARIGE] verkreeg. Met de biologische vader van [NAAM MINDERJARIGE] was toentertijd geen enkel contact (meer) en een officiële vader was er daarom niet. De man is dus niet de biologische vader van [NAAM MINDERJARIGE]. Al snel bleek dit meer een symbolisch gebaar te zijn dan dat de man voornemens was daar werkelijk enige inhoud aan te geven. Van een gezinsverband was eigenlijk al niet of nauwelijks sprake gedurende de relatie en een vader is hij bovendien nooit voor [NAAM MINDERJARIGE] geweest. Hij ondernam niets met haar en van enige emotionele band met elkaar was geen sprake.
Nu de relatie al meer dan 6 jaar geleden is geëindigd, is er al helemaal geen contact meer tussen de man en [NAAM MINDERJARIGE]. Ook tussen de vrouw en de man is er geen enkel contact meer. Sinds kort is het contact tussen de vrouw en de biologische vader van [NAAM MINDERJARIGE] hersteld, zij het dat dit nog betrekkelijk pril is, want haar biologische vader is een Fransman (Corsicaan) en vanwege de afstand en taalbarrière is frequent contact daarom moeilijk. Afgelopen zomer zijn de vrouw en [NAAM MINDERJARIGE] evenwel naar hem toe geweest en de kennismaking met haar (echte) vader voelde voor [NAAM MINDERJARIGE] in ieder geval zeer vertrouwd aan. Afgesproken is dan ook dat het contact zal blijven en de vader heeft zich al bereid verklaard [NAAM MINDERJARIGE] als zijn dochter te willen gaan zien en aanvaarden. Aan deze (hartgrondige) wens staat echter in de weg de juridische verhouding tussen de man en [NAAM MINDERJARIGE] en dat zit haar dwars. Nu zij geen enkele band en verwantschap heeft met de man, wil zij de gedane erkenning laten vernietigen. Ondanks haar leeftijd is zij goed in staat haar gedachten hierover te hebben kunnen bepalen en te begrijpen wat dit inhoudt. Ook wordt verzocht om bij toekenning van het verzoek te bepalen dat de geslachtsnaam van [NAAM MINDERJARIGE] wordt veranderd in [NAAM MINDERJARIGE 2] en aldus kan worden opgenomen in de registers van de burgerlijke stand.
De bijzondere curator heeft als haar standpunt het volgende naar voren gebracht. Zij heeft gesprekken gehad met de vrouw, de man en [NAAM MINDERJARIGE]. De vrouw en [NAAM MINDERJARIGE] hebben verklaard dat er inmiddels een goede band is met de biologische vader van [NAAM MINDERJARIGE] en zijn familie. De derde voornaam van [NAAM MINDERJARIGE] is de achternaam van haar biologische vader. [NAAM MINDERJARIGE] weet precies wat de juridische procedure inhoudt en wat de consequenties zijn en zij staat daar volledig achter. De man heeft aan [NAAM MINDERJARIGE] verteld dat hij altijd voor haar klaar zal staan en dat zij hem nimmer kwijt zal raken. Hij heeft er alle begrip voor dat [NAAM MINDERJARIGE] zich met haar echte familie wil verbinden en hij wil overal zijn medewerking aan verlenen. Onder deze omstandigheden meent de bijzondere curator dat het in het belang van [NAAM MINDERJARIGE] is wanneer de biologische en juridische realiteit met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Dit kan door toewijzing van het verzoek, waarna de weg voor de biologische vader open ligt om [NAAM MINDERJARIGE] te erkennen. Geadviseerd wordt het verzoek toe te wijzen. Aangezien vernietiging van de erkenning terugwerkende kracht heeft, zal [NAAM MINDERJARIGE] daarna de achternaam van de vrouw krijgen. Ter zitting heeft de bijzondere curator nog verklaard dat zij heeft gevraagd om een verklaring van de biologische vader dat hij bereid is [NAAM MINDERJARIGE] te erkennen zodra die mogelijkheid zich voor doet, maar dat zij een dergelijke verklaring niet heeft ontvangen.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vrouw het hierboven onder 3. genoemde verzoek ingetrokken. In geval de rechtbank van oordeel mocht zijn, dat de vrouw niet kan worden ontvangen in het door haar in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoor-digster van [NAAM MINDERJARIGE] ingediende verzoek, heeft de bijzondere curator bij deze gelegenheid (voorwaardelijk) het verzoek gedaan de door de man gedane erkenning van [NAAM MINDERJARIGE] te vernietigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het verzoek is, gelet op artikel 205 lid 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, tijdig ingediend.
Allereerst is aan de orde de vraag of de vrouw in het verzoek kan worden ontvangen.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 onder a BW kan een verzoek tot vernietiging van een erkenning worden gedaan door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerder-jarigheid heeft plaatsgevonden. De vraag die vervolgens kan worden gesteld is wie namens een (rechtens onbekwaam geacht) minderjarig kind een verzoek als het onderhavige kan indienen.
Is dat de vrouw als de met het gezag belaste ouder in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster of is dat op grond van artikel 1:212 BW de bijzondere curator.
De (advocaat van de) vrouw en de bijzondere curator hebben betoogd dat de vrouw in het door haar gedane verzoek kan worden ontvangen. Het zou namelijk bijzonder omslachtig zijn als de vrouw als wettelijk vertegenwoordigster van [NAAM MINDERJARIGE] de rechtbank uitsluitend zou kunnen verzoeken een bijzondere curator te benoemen en de bijzondere curator vervolgens namens [NAAM MINDERJARIGE] het verzoek tot vernietiging van de erkenning zou moeten indienen.
Artikel 1:212 BW bepaalt dat in zaken van afstamming het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist. De rechtbank is, gelijk de vrouw en de bijzondere curator hebben betoogd, van oordeel dat de vrouw in het door haar in haar gestelde hoedanigheid ingediende verzoek kan worden ontvangen. Uit de tekst van artikel 1:205 BW en de tekst van artikel 1:212 BW alsmede de toelichting bij die bepalingen, is naar het oordeel van de rechtbank niet op te maken dat een namens een minderjarig kind ingediend verzoek als het onderhavige uitsluitend door de bijzondere curator kan worden ingediend. De bijzondere curator wordt in afstammingszaken benoemd om de belangen van het kind te behartigen. Deze taak staat naar het oordeel van de rechtbank echter los van de vraag wie namens het kind een verzoek als het onderhavige kan indienen.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw kan worden toegewezen, nu is voldaan aan het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 BW. Daarbij overweegt de rechtbank dat de stellingen van de vrouw worden ondersteund door hetgeen de man ter zitting heeft verklaard, terwijl de bijzondere curator eveneens heeft aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen.
In verband met de omstandigheid dat het door de vrouw als wettelijk vertegenwoordigster van [NAAM MINDERJARIGE] gedane verzoek tot vernietiging van de erkenning zal worden toegewezen, behoeft het door de bijzondere curator (voorwaardelijk) gedane verzoek dienaangaande geen verdere bespreking.
Gelet op voormelde intrekking behoeft het hierboven onder 3. genoemde verzoek geen verdere bespreking.
Vernietigt de door [NAAM GEREKWESTREERDE], geboren in de gemeente [GEMEENTE GEREKWESTREERDE] op [GEBOORTEDATUM GEREKWESTREERDE], wonende te [WOONPLAATS GEREKWESTREERDE], [STRAAT GEREKWESTREERDE], op 22 maart 2004 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Alkmaar gedane erkenning van de minderjarige [NAAM MINDERJARIGE], geboren in de gemeente [GEMEENTE MINDERJARIGE] op [GEBOORTEDATUM MINDERJARIGE].
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2011, in tegenwoordig-heid van A.M. Bergen, griffier.
U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.