ECLI:NL:RBALK:2011:BR2954
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voogdij voor ongeboren baby in het kader van ondertoezichtstelling moeder
Op 9 juni 2011 heeft de Rechtbank Alkmaar een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige voogdij over een ongeboren baby. De moeder van het ongeboren kind was ten tijde van de geboorte minderjarig en daardoor niet bevoegd om het gezag uit te oefenen. De Raad voor de Kinderbescherming had op 6 juni 2011 een verzoekschrift ingediend om de voorlopige voogdij over het ongeboren kind uit te spreken. De kinderrechter oordeelde dat het dringend noodzakelijk was om het ongeboren kind voorlopig onder voogdij te plaatsen, gezien de omstandigheden van de moeder, die ondertoezicht was gesteld. De voorlopige voogdij werd afgegeven met ingang van de dag van de geboorte van het kind, voor een termijn van zes maanden.
De kinderrechter stelde de vervaltermijn op twaalf weken, zoals bedoeld in artikel 1:272 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing werd genomen zonder voorafgaand verhoor van de moeder en andere belanghebbenden, omdat er onmiddellijk en ernstig gevaar voor het ongeboren kind bestond. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder en andere belanghebbenden werden in staat gesteld om te worden gehoord op een zitting op 22 juni 2011. De beschikking werd uitgesproken door kinderrechter mr. W.C. Oosterbroek, in aanwezigheid van griffier A. Boermans-Jager. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de tussenkomst van een advocaat verplicht is.