ECLI:NL:RBALK:2011:BR2948

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129128 / HA RK 11-48
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede verzoek tot wraking van de bestuursrechter tijdens zitting

In deze zaak gaat het om een tweede verzoek tot wraking van de bestuursrechter door een verzoeker, die eerder al een wrakingsverzoek had ingediend. Het verzoek werd behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer op 31 mei 2011. De verzoeker was aanwezig, maar de behandelend rechter was afwezig vanwege vakantie. De voorzitter van de wrakingskamer heeft de behandeling gesloten en beraadslaagd over de uitspraak. De rechtbank oordeelde dat de rechter haar taak om de orde op de zitting te handhaven correct had uitgevoerd en dat er geen sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid. De wrakingskamer merkte op dat de verzoeker in de gelegenheid was gesteld zijn beroep toe te lichten, maar dat de rechter de wijze van voordracht had afgebakend in het belang van de zitting. De wrakingskamer concludeerde dat het tweede verzoek tot wraking dezelfde grond had als het eerdere verzoek en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit verzoek rechtvaardigden. De wrakingskamer besloot het verzoek niet in behandeling te nemen en de behandeling van de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 129128 / HA RK 11-48
Datum uitspraak: 31 mei 2011
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door:
[NAAM VERZOEKER],
wonende te [WOONPLAATS VERZOEKER],
hierna te noemen: verzoeker.
1 PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft ter zitting van 20 mei 2011 de wraking verzocht als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van [NAAM RECHTER] (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in de procedures met zaaknummers 09/3094 WOZ, 10/850 GGH, 09/2408 GGH en 10/1716 GGH.
De rechter heeft laten weten niet te berusten in de wraking. De rechter heeft haar reactie op het wrakingsverzoek bij brief van 20 mei 2011 aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Deze brief is voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan verzoeker toegezonden.
Het verzoek is behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer van 31 mei 2011.
Verzoeker is daar verschenen en gehoord. De rechter is daar met bericht van verhindering (vakantie) niet verschenen. Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en heeft de wrakingskamer beraadslaagd over de uitspraakdatum. Na beraad heeft de voorzitter de hierna volgende beslissing van de rechtbank in het openbaar uitgesproken.
2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Het gaat hier om een tweede wrakingsverzoek van dezelfde verzoeker tegen dezelfde rechter. Daarom dient de wrakingskamer, ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10.2 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Alkmaar, zich allereerst de vraag te stellen of hier sprake is van een andere wrakingsgrond of van feiten of omstandigheden die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Op het eerste wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer bij beslissing van 20 mei 2011 het volgende overwogen:
"In het onderhavige geval heeft de rechter verzoeker na ongeveer 20 minuten geïnterrumpeerd bij het voorlezen van de pleitnotitie. Dit gebeurde naar aanleiding van een opmerking van de vertegenwoordiger van de verwerende partij over de omvang van de pleitnotitie en de te verwachten lengte van het pleidooi. Daarop heeft de rechter aangegeven dat zij met partijen wilde bespreken hoe er omgegaan moest worden met de pleitnotitie van verzoeker, die met zijn 26 bladzijden te omvangrijk was om in zijn geheel ter zitting voor te lezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter hiermee invulling gegeven aan haar taak om de orde op de zitting te bepalen. Deze handelingen van de rechter getuigen naar het oordeel van de rechtbank niet van enige vooringenomenheid en evenmin is hierdoor de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd.
Hierbij is van belang dat verzoeker door de rechter zoals gebruikelijk in de gelegenheid is gesteld zijn beroep nader toe te lichten. De rechter heeft echter in het belang van de orde ter zitting aanleiding gezien om de wijze waarop verzoeker van deze gelegenheid gebruik wilde maken enigszins af te bakenen.
Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond moet worden afgewezen."
Na de beslissing van 20 mei 2011 van de wrakingskamer is de inhoudelijke behandeling van de zaak nog diezelfde middag voortgezet. Blijkens het proces-verbaal van die zitting heeft de rechter verzoeker een half uur de tijd gegeven voor het voordragen van het algemene deel van zijn pleitnota, waarna zou worden overgegaan tot de inhoudelijke behandeling per zaak, in de volgorde van de zittingslijst. Verzoeker was het daar niet mee eens en wenste zijn eigen volgorde te hanteren. Hij heeft aan de rechter de vraag gesteld: "Mevrouw de voorzitter, weigert u mij wederom de voordracht van de gehele pleitnota toe te staan?" De rechter heeft hierop geantwoord: "Als u bedoelt de pleitnota integraal voor te dragen, dan sta ik dat niet toe." Vervolgens heeft verzoeker de rechter gewraakt.
Verzoeker heeft ter zitting gesteld dat de weergave in het proces-verbaal niet juist is; verzoeker mocht juist niet het algemene deel van de pleitnota voordragen. Wat hier verder van zij, verzoeker heeft ter zitting gesteld dat de kern van de wraking inderdaad is gelegen in het feit dat hij niet zijn volledige pleitnota mocht voordragen in de door hem gewenste en door hem juist geachte volgorde.
Naar het oordeel van de wrakingskamer wordt hiermee door verzoeker dezelfde wrakingsgrond ingeroepen als hij bij het vorige wrakingsverzoek had gedaan. Van andere feiten of omstandigheden is geen sprake. Hierbij neemt de wrakingskamer het volgende in aanmerking.
Verzoeker heeft ter zitting gesteld dat het kardinale verschil tussen de twee wrakingsverzoeken is gelegen in het feit dat aan de eerste beslissing van de rechter - dat verzoeker zijn pleitnota niet in zijn geheel mocht voorlezen - een opmerking van de verwerende partij over de duur van het pleidooi was voorafgegaan, terwijl de tweede beslissing op eigen initiatief van de rechter was genomen. De wrakingskamer volgt verzoeker niet in zijn stelling dat het hiermee gaat om twee verschillende wrakingsgronden. Kern van beide wrakingsverzoeken is (geweest) het feit dat verzoeker zijn pleitnota niet volledig en in de door hem juist geachte volgorde mocht voordragen van de rechter.
Het tweede wrakingsverzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen.
3 BESLISSING
De wrakingskamer
- neemt het verzoek niet in behandeling;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. W.C. Oosterbroek en mr. L.J. Saarloos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Affourtit-Kramer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011.