ECLI:NL:RBALK:2011:BQ8502

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
101675 - HA ZA 08-326
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering op brandstichter afgewezen wegens geen schade geleden door opstalverzekeraar

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Alkmaar, stond de regresvordering van Allianz Global Risks Nederland N.V. en andere verzekeraars centraal. De vordering was gericht tegen een gedaagde die verantwoordelijk werd gehouden voor brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraars geen schade hadden geleden, omdat de opstal op het moment van de brand al op de nominatie stond om te worden afgebroken in verband met de aanleg van het Wieringerrandmeer. Dit project was al in gang gezet en de opstal was feitelijk onverkoopbaar geworden. De deskundige had vastgesteld dat de verkoopwaarde van de opstal op het moment van de brand nihil was, wat de basis vormde voor de afwijzing van de vordering.

De rechtbank wees op de relevante feiten, waaronder de vaststelling van het intergemeentelijk structuurplan en de sloop van andere panden in de omgeving. De deskundige had ook rekening gehouden met de slechte staat van de opstal en het feit dat deze al vier maanden leeg stond voor de brand. Allianz c.s. had betoogd dat de deskundige onvoldoende rekening had gehouden met de onzekerheid over het doorgaan van het project, maar de rechtbank verwierp dit argument. De deskundige had zijn oordeel goed gemotiveerd en de rechtbank maakte dit oordeel tot het hare.

De rechtbank concludeerde dat de brand, hoewel deze op het eerste gezicht schade leek te veroorzaken, in feite geen waardevermindering van de opstal had geleid. De provincie Noord-Holland had geen schade geleden, omdat zij niet tot herstel was overgegaan. Daarom werd de regresvordering van Allianz c.s. afgewezen, evenals de vordering tot betaling van het eigen risico dat door de provincie was gedragen. De rechtbank veroordeelde Allianz c.s. in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde werden begroot op € 10.148,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
JR/JB
zaaknummer / rolnummer: 101675 / HA ZA 08-326
Vonnis van 1 juni 2011
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
ALLIANZ GLOBAL RISKS NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leusden,
3. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
4. de naamloze vennootschap
FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
5. de naamloze vennootschap
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NATEUS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. H.B. de Regt te Alkmaar,
tegen
[NAAM GEDAAGDE],
wonende te Den Oever,
gedaagde,
advocaat mr. J. de Beurs te Den Helder.
Partijen zullen hierna Allianz c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 november 2010
- het deskundigenbericht van 14 januari 2011 van [naam deskundige]
- de conclusie na deskundigenbericht van Allianz c.s.
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde].
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
De opstalschade en het eigen risico
De rechtbank blijft bij wat in de eerdere tussenvonnissen is overwogen en beslist. De rechtbank heeft daarin een deskundigenbericht bevolen, om - kort gezegd - de verkoopwaarde van de bewuste opstal in het vrije economische verkeer vast te stellen. Dit in verband met de vorderingen zoals vermeld onder 3.1. a. en b. van het tussenvonnis van 10 december 2008.
De deskundige heeft bij zijn oordeel de volgende feiten en omstandigheden betrokken:
De opstal is gelegen binnen de contouren van de ten tijde van de taxatiepeildatum voorgenomen aanleg van het Wieringerrandmeer. Bij de aanleg van dit meer zal de opstal in 2010 afgebroken moeten worden. Over deze plannen zijn op het moment van de taxatiepeildatum de volgende feiten bekend:
- Dat op 28 maart 2006 de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wieringen en Wieringermeer het ontwerp- Intergemeentelijk Structuurplan Wieringerrandmeer hebben vastgesteld;
- Dat op 4 april 2006 Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de ontwerp partiële herziening Wieringerrandmeer hebben vastgesteld;
- Dat op 27 juli 2006 de raad van de gemeente Wieringermeer het intergemeentelijk structuurplan heeft vastgesteld.
Verder acht de deskundige van belang
- dat het pand al gedurende vier maanden voor de brand leeg stond en in slechte staat verkeerde en;
- dat de provincie Noord-Holland twee andere panden in de onmiddellijke omgeving heeft doen slopen en dat dit eveneens is geschied met het oog op komende aanleg van het meer.
Gelet hierop concludeert de deskundige dat op het moment van de taxatiepeildatum de opstal feitelijk onverkoopbaar was geworden. Hij acht het niet aannemelijk dat er nog een koper te vinden zou zijn, die bereid zou zijn geweest een prijs te betalen om de opstal met alle lusten en lasten in eigendom te verkrijgen.
Uitgaande hiervan heeft de deskundige de verkoopwaarde in het vrije economische verkeer onmiddellijk voorafgaande aan de brand geschat op nihil.
[gedaagde] onderschrijft de conclusies van het deskundigenbericht.
Allianz c.s. heeft daarentegen bij conclusie na deskundigenbericht ten eerste gesteld dat de deskundige onvoldoende rekening heeft gehouden met de onzekerheid over het doorgang vinden van het project Wieringerrandmeer. Dit klemt naar de mening van Allianz c.s. te meer nu inmiddels is gebleken dat het project is stopgezet. Deze stelling faalt. De deskundige heeft op basis van door de rechtbank vastgestelde feiten en de stand van het besluitvormingstraject van het Wieringerrandmeer geconcludeerd dat de opstal feitelijk onverkoopbaar was. Dit is een oordeel dat bij uitstek tot de expertise van de deskundige moet worden gerekend. De deskundige heeft er juist blijk van gegeven de stand van zaken van het besluitvormingstraject bij zijn oordeel te hebben betrokken. De rechtbank ziet zonder nadere motivering niet in waarom hij desondanks de onzekerheid of het project wel door zou gaan, zou hebben veronachtzaamd. De deskundige heeft voorts geen processuele voorschriften, waaronder hoor en wederhoor, verzuimd. Het rapport is op een inzichtelijke en controleerbare wijze ingericht en de bevindingen van de deskundige steunen op een behoorlijke motivering. De rechtbank maakt het oordeel van de deskundige tot het hare.
Allianz c.s. heeft voorts opgemerkt dat het door [gedaagde] zelf ingeschakelde makelaarskantoor [kantoor 1] wel een waarde aan het pand toekende, en dat het ook door [gedaagde] ingeschakelde makelaarskantoor [kantoor 2] heeft overwogen dat de opstal een verkoopwaarde zou kunnen vertegenwoordigen. De rechtbank heeft dit ook opgemerkt. De rechtbank heeft echter ook opgemerkt dat [kantoor 1] de opstal ten tijde van de brand op [euro] 28.800,- taxeerde, en [kantoor 2] op nihil. Juist gelet hierop heeft de rechtbank deskundige voorlichting noodzakelijk geacht.
De eerst bij conclusie na deskundigenbericht betrokken stelling van Allianz c.s. dat de opstal misschien een verhuurwaarde vertegenwoordigde, doet in deze procedure niet langer ter zake. Allianz c.s. heeft - ondanks daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd in het tussenvonnis van 10 december 2008 (r.o. 4.2) - namelijk verzuimd bij repliek te stellen of (en zo ja, waarom) aan de opstal een gebruikswaarde of een verhuurwaarde moest worden toegekend. De rechtbank heeft daarom in haar vonnis van 10 juni 2009 (onder rechtsoverweging 2.2.) overwogen dat de rechtbank bij de verdere beoordeling van de vordering zou uitgaan van de verkoopwaarde van de opstal, en niet van de gebruikswaarde of verhuurwaarde.
Nu de opstal voor de provincie Noord-Holland geen relevante economische waarde meer had, heeft de brand - hoe contra-intuïtief dat in eerste instantie moge lijken - niet geleid tot een waardevermindering van de opstal. Vaststaat dat de provincie niet tot herstel was overgegaan, hetgeen voor Allianz c.s. de reden is geweest om in ieder geval het mindere (de verkoopwaarde) uit te keren. Nu deze verkoopwaarde echter nihil blijkt te zijn, had de provincie door de brand geen schade geleden, zodat het verweer van [gedaagde] slaagt. De regresvordering van Allianz c.s. ter zake van de door haar uitgekeerde opstalschade moet worden afgewezen.
Hetzelfde lot treft daarom ook de vordering tot betaling van het door de provincie gedragen eigen risico.
Expertisekosten
Bij conclusie van antwoord van 28 mei 2008 heeft [gedaagde] betwist dat door Allianz c.s. of de provincie expertisekosten zijn gemaakt. Door Allianz c.s. is op 17 september 2008 een stuk overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat Aon Nederland de bewuste factuur van Crawford & Company heeft voldaan. [gedaagde] heeft hierop op 15 oktober 2008 gesteld dat hiermee nog steeds niet is komen vast te staan dat de expertisekosten door Allianz c.s. of de provincie zijn betaald. Eerst bij akte na tussenvonnis van 9 januari 2009 heeft Allianz c.s. aangevoerd dat Aon Nederland deze betaling door verrekening in rekening-courant ten laste van Allianz c.s. heeft gebracht, maar dat het niet mogelijk is gebleken (tijdig) een bewijsstuk hiervan te overleggen.
De rechtbank acht - mede gelet op het tijdsverloop en het hierover reeds gevoerde debat - deze stelling onvoldoende om de vordering toe te wijzen. Het had op de weg gelegen van Allianz c.s. om een schriftelijk stuk in te brengen waaruit betaling dan wel verrekening in rekening-courant bleek. De niet nader toegelichte stelling dat hierover getuigen kunnen worden gehoord is onvoldoende om tot getuigenbewijs te kunnen worden toegelaten. Deze vordering wordt afgewezen.
Allianz c.s. dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure te dragen. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- betaald griffierecht 1.148,00
- salaris advocaat 9.000,00 (4,5 punten × factor 1,0 × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 10.148,00
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- verwijst Allianz c.s. in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op [euro] 10.148,=;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op
1 juni 2011.