ECLI:NL:RBALK:2011:BQ8466

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
353347 CV EXPL 10-6294
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van aansprakelijkheid bij geldleningsovereenkomsten en de rol van vennootschappen in oprichting

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter op 23 mei 2011, staat de hoofdelijkheid van aansprakelijkheid van gedaagden voor de verbintenissen uit geldleningsovereenkomsten centraal. Coos Schouten Beheer B.V. heeft gedaagden, die handelden onder de naam Troika Development B.V. in oprichting, aangeklaagd voor het niet nakomen van hun verplichtingen uit een overeenkomst van geldlening. De gedaagden betwisten hun aansprakelijkheid en stellen dat de overeenkomst is aangegaan namens de later opgerichte vennootschap, die de overeenkomst ook heeft bekrachtigd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de overeenkomst met de opgerichte vennootschap is gesloten. De rechter wijst erop dat de registratie van de vennootschap in oprichting is doorgehaald en dat de opgerichte vennootschap onder een ander nummer is geregistreerd. Dit leidt tot de conclusie dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening, omdat de vennootschap in oprichting nooit de overeenkomst heeft bekrachtigd. De vordering van Coos Schouten Beheer wordt toegewezen, waarbij gedaagden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 22.501,32, vermeerderd met rente en proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 353347 CV EXPL 10-6294
Uitspraakdatum: 23 mei 2011
Vonnis in de zaak van:
Coos Schouten Beheer B.V., statutair gevestigd te Hoorn en kantoorhoudende te Blokker,
eisende partij,
verder ook te noemen: Coos Schouten Beheer,
gemachtigde: mr. R.C.H. Bruinier, advocaat te Ede,
tegen
1. [naam], v.h.o.d.n. Troika Development B.V. I.O.,
2. [naam], v.h.o.d.n. Troika Development B.V. I.O.,
beiden wonende te [adres]
gedaagde partij,
verder ook te noemen: gezamenlijk [gedaagden]. en afzonderlijk [gedaagde sub 1] respectievelijk [gedaagde sub 2],
gemachtigden: mrs. F. Hoppe en A. Glijnis, advocaten te Alkmaar.
Het procesverloop
-Coos Schouten Beheer heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 3 december 2010 (met producties).
-[gedaagden]. hebben beide bij antwoord verweer gevoerd onder overlegging van een productie.
-In voornoemde processtukken hebben beide partijen laten weten dat zij hebben gekozen voor geschilbeslechting door de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn op de voet van artikel 96 Rv, met uitdrukkelijk voorbehoud van hoger beroep.
-De kantonrechter heeft op 7 maart 2011 een tussenvonnis uitgesproken.
-Naar aanleiding van dat tussenvonnis heeft er op 15 april 2011 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
-De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
-Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1.1Coos Schouten Beheer heeft op 8 oktober 2003 met [gedaagden]. een overeenkomst gesloten waarbij Coos Schouten Beheer gelden aan [gedaagden]. heeft geleend in verband met de aflossing van diverse schulden die [gedaagden]. toen hadden in verband met het voornemen prefab-woningen uit de Verenigde Staten van Amerika te importeren. De overeenkomst van geldlening noemt als contractspartijen, enerzijds, Coos Schouten Beheer en, anderzijds,:
“ a. [gedaagde sub 2], …,
b. [gedaagde sub 1], …,
tevens handelende onder de naam Troika Development B.V. i.o, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer [nummer], hierna ook te noemen: pandgever en/of partij 2;”
1.2Op 9 augustus 2004 hebben dezelfde partijen wederom een overeenkomst van geldlening gesloten. In totaal heeft Coos Schouten Beheer een bedrag van € 9.918,16 uitgeleend. Partijen zijn daarbij een aflossingsschema overeengekomen alsmede een rentevergoeding van 8 procent. Indien enig opeisbaar bedrag niet tijdig wordt voldaan is “Partij 2” een vertragingrente van tien procent verschuldigd.
1.3De registratie van Troika Development B.V. i.o. is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel doorgehaald per 29 oktober 2004.
1.4Op 15 november 2004 is opgericht Troika Development B.V.. Uit de akte van oprichting blijkt dat deze vennootschap is opgericht door [gedaagde sub 2], dat [gedaagde sub 2] de eerste bestuurder is en de enige houder van het geplaatste aandelenkapitaal van die vennootschap. Troika Development B.V. is vervolgens geregistreerd in het handelsregister onder nummer [nummer]. De activiteiten van Troika Development B.V. zijn gestaakt per 9 maart 2007 en op 27 juli 2009 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de vennootschap is ontbonden.
Het geschil
2.1Coos Schouten Beheer vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [gedaagden]. tot betaling van een bedrag van € 22.501,32, te vermeerderen met de contractuele rente van 10 procent per jaar over € 15.997,73 vanaf 14 december 2010, alsmede hoofdelijke veroordeling van [gedaagden]. in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover.
2.2Coos Schouten Beheer stelt hiertoe, zakelijk weergegeven, dat [gedaagden]. uit hoofde van artikel 2:203 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening. Zij hebben die gesloten als oprichters van Troika Development B.V. i.o, maar die vennootschap is nooit opgericht en heeft deze rechtshandeling ook niet bekrachtigd.
2.3[gedaagden]. concluderen tot afwijzing van de vordering van Coos Schouten Beheer en voeren hiertoe, zakelijk weergegeven, aan dat de overeenkomst van geldlening is aangegaan namens en ten behoeve van de later opgerichte vennootschap Troika Development B.V., die de overeenkomst(en) ook heeft bekrachtigd. Ook Coos Schouten Beheer gaat ervan uit dat dit het geval is omdat zij de vennootschap ook meermalen heeft aangeschreven in verband met deze geldlening.
De beoordeling
3.1Partijen hebben de kantonrechter verzocht in deze zaak te beslissen met toepassing van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter is daarom bevoegd van het geschil kennis te nemen.
3.2[gedaagden]. hebben terecht aangevoerd dat in de dagvaarding foutief staat vermeld dat zij zich in deze zaak moeten laten vertegenwoordigen door een advocaat. Dat levert echter geen nietigheid van de dagvaarding op omdat die nietigheid is gedekt door hun verschijnen in de procedure. Er is ook geen reden om rekening te houden met extra kosten die zijn ontstaan door deze fout. De advocaten konden [gedaagden]. immers in zeer korte tijd (en tegen minimale kosten) wijzen op deze fout en hen daarover adviseren. Dat [gedaagden]. zich laten vertegenwoordigen door een advocaat is dan ook niet noodzakelijk en dient voor hun eigen rekening te blijven. Dat [gedaagden]. hierdoor onvolledig verweer hebben gevoerd, komt, gelet op het voorgaande, eveneens voor hun risico en is overigens niet gebleken.
3.3In de kern draait het geschil om de vraag of [gedaagden]. nog steeds hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen uit de onderhavige overeenkomst(en) van geldlening of dat die aansprakelijkheid is geëindigd door de bekrachtiging van die rechtshandelingen door de op 15 november 2004 opgerichte vennootschap Troika Development B.V.. Volgens Coos Schouten Beheer is dat echter een andere vennootschap dan die namens welke [gedaagden]. met Coos Schouten Beheer contracteerden. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
3.4Uit artikel 2:203 lid 2 BW, vloeit voort dat degene die een overeenkomst sluit namens een op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, tenzij uitdrukkelijk anders is bedongen, daardoor hoofdelijk verbonden is totdat de vennootschap na haar oprichting de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft bekrachtigd en bovendien moet worden aangemerkt als de vennootschap die partijen op het oog hadden toen de overeenkomst tot stand kwam. Of van het laatste sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. Heeft degene die handelde namens de op te richten vennootschap dit gedaan in het kader van de uitoefening van een bedrijf, aangeduid als vennootschap in oprichting, dan kunnen onder meer van belang zijn: de namen van de vennootschap in oprichting en de opgerichte vennootschap; de bij de beide vennootschappen betrokken personen; de aard van het door de vennootschappen uitgeoefende bedrijf; het kapitaal van de opgerichte vennootschap in het licht van de omvang van de transactie; hetgeen in de akte van oprichting omtrent de vennootschap in oprichting is verklaard (daaronder begrepen dat daaromtrent niets is verklaard); hetgeen omtrent de beide vennootschappen in het handelsregister is ingeschreven.
3.5Vastgesteld kan worden dat de overeenkomst van geldlening d.d. 8 oktober 2003 vermeldt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan “zij het (alleen) recht hebben de woningen van de bouwbedrijven gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, Nation Homes, Martinsville, en Genesis, Clear Lake te Florida, te verkopen”. De akte van oprichting van Troika Development B.V. vermeld als doel van die vennootschap, onder meer, “de import van en groothandel in geprefabriceerde woningen en het ontwikkelen van vastgoedprojecten”. Verder is van belang dat [gedaagde sub 2] zowel als oprichter bij de niet-opgerichte B.V. betrokken was als bij haar wel opgerichte naamgenoot.
3.6Daar staat echter tegenover dat de registratie van de vennootschap in oprichting bij de Kamer van Koophandel is doorgehaald per 29 oktober 2004 en dat de wel opgerichte vennootschap onder een ander nummer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd. Een redelijke verklaring hiervoor hebben [gedaagden]. niet gegeven. Evenmin hebben zij een afdoende verklaring gegeven waarom [gedaagde sub 1] niet langer bij de vennootschap betrokken was. Tenslotte is van belang dat de opgerichte vennootschap weliswaar de handelingen van [gedaagde sub 2] aangegaan in de oprichtingsfase van de vennootschap heeft bekrachtigd, maar niet concreet is gebleken om welke handelingen het daarbij gaat. Cijfers van Troika Development B.V. waaruit dit blijkt, zijn ook niet overgelegd. Verder valt op dat de opgerichte vennootschap slechts [gedaagde sub 2] vrijwaart voor alle aanspraken ter zake van de door hem namens de vennootschap tijdens de oprichtingsfase verrichte rechtshandelingen. Geen stukken zijn voorhanden waaruit blijkt dat dit voor [gedaagde sub 1] ook is gebeurd.
3.7De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagden]. onvoldoende hebben aangevoerd om aan te nemen dat partijen bij de onderhavige overeenkomst het oog hebben gehad met de later opgerichte vennootschap Troika Development B.V. te contracteren.
3.8Ter comparitie hebben [gedaagden]. er nog op gewezen dat Coos Schouten Beheer er zelf van uit is gaan dat haar wederpartij wel degelijk is opgericht, omdat zij Troika Development B.V. meermalen heeft aangeschreven op het bij de Kamer van Koophandel geregistreerde adres van de vennootschap. Dat verweer faalt. Weliswaar heeft Coos Schouten Beheer meermalen brieven gericht aan Troika Development B.V. op het adres van de vennootschap, maar dat was tevens het woonadres van [gedaagden]., die tevens levenspartners zijn.
3.9Nu niet is gebleken dat de handelingen van [gedaagden]. later zijn bekrachtigd door de opgerichte vennootschap namens welke zij in de oprichtingsfase handelden, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk gebleven voor de verplichtingen uit die overeenkomst(en) van geldlening. Nu zij verder onvoldoende verweer hebben gevoerd tegen de hoogte van de vordering, zal deze worden toegewezen.
3.10[gedaagden]. dienen als de in het ongelijk te stellen partijen hoofdelijk in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan Coos Schouten Beheer tegen kwijting te betalen € 22.501,32, te vermeerderen met de contractuele rente ad 10% per jaar over € 15.997,73 vanaf 14 december 2010 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagden]., hoofdelijk als voormeld, in de proceskosten, die tot heden voor Coos Schouten Beheer worden vastgesteld op een bedrag van € 1.153,89 [bestaande uit de explootkosten ad € 73,89, het vastrecht ad € 280,- en het salaris gemachtigde ad € 800,- ], te voldoen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis en voor zover niet binnen die termijn voldaan te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van die termijn tot de dag der voldoening.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 23 mei 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter