RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 11/644 en 11/559 WRO
Uitspraak van de voorzieningenrechter
[naam1] en [naam2],
wonende te [plaatsnaam],
verzoekers,
gemachtigde mr. E.L. Polak,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Graft-De Rijp,
verweerder.
Tevens hebben als belanghebbende aan het geding deelgenomen:
[naam3] wonende te [plaatsnaam],
gemachtigde mr. A. Vinkenborg,
en
[naam4] wonende te [plaatsnaam],
gemachtigde mr. M. E. Jendsen.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 28 januari 2011 heeft verweerder aan verzoekers ontheffing verleend als bedoeld in artikel 3.22 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) van het vigerende bestemmingsplan “Westeinde 1979” ten behoeve van de exploitatie/verhuur van fluisterboten voor de duur van ten hoogste één jaar tot en met uiterlijk 31 maart 2011, overeenkomstig de bij het besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden en onder in het besluit nader geformuleerde voorwaarden.
Tegen dit besluit hebben verzoekers beroep ingesteld. Tevens hebben verzoekers de voorzieningenrechter in verband met dit besluit verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 14 april 2011. Verzoekers zijn, daartoe ambtshalve opgeroepen, in persoon verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verweerder is, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, verschenen bij gemachtigde C. Busstra. Tevens is [naam4] in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voorts is [naam3] in persoon verschenen.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek een voorlopige voorziening te treffen de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Aangezien alle voor een beslissing relevante feiten en omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geding aan de orde zijn geweest meent de voorzieningenrechter dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter zal dan ook gebruik maken van de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
3. Ter beoordeling staat of verweerder ontheffing kon verlenen als bedoeld in artikel 3.22 van de Wro ten behoeve van de exploitatie/verhuur van fluisterboten voor de duur van ten hoogste één jaar tot en met uiterlijk 31 maart 2011.
4.1 Ingevolge artikel 3.22, eerste lid, van de Wro, voor zover van belang, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op de voorziening in een tijdelijke behoefte voor een bepaalde termijn ontheffing verlenen van een bestemmingsplan.
4.2 In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 17 maart 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met LJ-nummer BL7724, is overwogen dat uit de geschiedenis van totstandkoming van artikel 3.22 van de Wro (Kamerstukken II, 2002/03, 28 916, nr. 3, blz. 103) kan worden opgemaakt dat de wetgever door opneming van de, ten opzichte van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), stringentere clausulering "‘met het oog op een tijdelijke behoefte’" geen beperking, maar een voortzetting heeft beoogd van het toepassingsbereik zoals dat voortvloeit uit de jurisprudentie ter zake van artikel 17 WRO. Een aantal van de voorbeelden voor toepassing die daar worden genoemd (noodlokaal, noodwinkel), voorziet in een permanente behoefte maar betreft tijdelijke voorzieningen.
4.3 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verzoekers geen voorziening in een tijdelijke behoefte op het oog hebben. Zij wensen in aanmerking te komen voor een ontheffing van het bestemmingsplan, dan wel voor een inpassing van het gewenste gebruik in het bestemmingsplan, teneinde de verhuur van de fluisterboten vanaf hun perceel voor onbepaalde tijd mogelijk te maken. Verzoekers hebben hiertoe recent een verzoek bij verweerder ingediend. Het gebruik dat verzoekers van hun perceel wensen te maken ten behoeve van de exploitatie/verhuur van fluisterboten betreft derhalve een permanente behoefte. Voornoemd gebruik betreft voorts geen tijdelijke voorziening. Het gebruik is naar zijn aard niet tijdelijk, althans daarvoor zijn geen concrete aanknopingspunten voorhanden. Er is bijvoorbeeld niet voorzien in een verplaatsing van de activiteit naar elders op een bepaald moment. Dat het naastgelegen fluisterbotenverhuurbedrijf een gelijkluidende ontheffing is verleend, maakt het vorenstaande niet anders.
4.4 Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet bevoegd was om krachtens artikel 3.22 van de Wro ontheffing te verlenen voor voornoemd gebruik.
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 3.22 van de Wro. Aangezien de ontheffing is verleend tot en met 31 maart 2011 zal worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
6. Bij vorenvermelde uitkomst is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor een voorziening als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb is ook geen aanleiding. Aan hetgeen partijen verder verdeeld houdt komt de voorzieningenrechter in deze procedure niet toe.
8. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekers voor de behandeling van hun verzoek en hun beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten heeft de voorzieningenrechter, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld op € 1.311,00, voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is het product van 3 (punten voor het opstellen van het verzoekschrift, voor het opstellen van het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting) en € 437,00 (waarde per punt) en 1 (gewicht van de zaak: gemiddeld).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van verzoekers redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1311,00, te betalen door verweerder aan verzoekers;
- bepaalt dat verweerder verzoekers het betaalde griffierecht van € 304,00 (2 x 152,00) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voor¬zieningen¬rechter, in tegen¬woordig¬heid van mr. E. Degen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
28 april 2011 te Alkmaar.
griffier voorzieningenrechter
Tegen de uitspraak op het beroep kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.