ECLI:NL:RBALK:2011:BQ3022

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.701098-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en grootschalige hennepteelt met diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 27 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij grootschalige hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het telen en bewerken van hennep op verschillende locaties in Nederland, waaronder Almere, Groningen, Opperdoes en Heerhugowaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van 2,5 jaar een onmisbare schakel was in de teelt van hennep en deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met het telen van hennep en het witwassen van de opbrengsten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit, en heeft ook deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 weken en een schadevergoeding aan de benadeelde partij Enexis B.V. van € 115.830,81. De rechtbank heeft de vordering van Liander N.V. niet ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.701098-10 (P)
Datum uitspraak: 27 april 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
de verdachte,
geboren te plaats op datum,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 december 2010, 31 maart 2011 en 14 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, nadat een vordering tot wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 maart 2011 is toegestaan, dat
1. (zaak 13)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Almere, in een pand (garagebox) gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
*medeverdachte5* en/of een (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Almere, in een pand (garagebox) gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Almere en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door *medeverdachte7* en/of ander(e) perso(o)n(en) ten behoeve van het bewerken/verwerken (knippen) van hennep met een auto naar de locatie aan de *adres* in Almere te brengen en/of hen/haar/hem aldaar binnen te laten door de deur met een sleutel te openen;
2. (zaak 10)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
*medeverdachte5* en/of een (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 januari 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door de hennepkwekerij te helpen opbouwen en het pand in te richten zodat dat pand geschikt werd om hennepplanten in te telen;
3. (zaak 10)
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een pand gelegen aan de *adres* heeft weggenomen
een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking;
4. (zaak 8)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 september 2006 in de gemeente Almere, in een woning gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
*medeverdachte5* en/of *medeverdachte7* en/of een (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 september 2006 in de gemeente Almere, in een woning gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 januari 2006 tot en met 1 september 2006 in de gemeente Almere en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- *medeverdachte7* en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) ten behoeve van het bewerken en/of verwerken van hennep met een auto naar de locatie aan de *adres* in Almere te brengen en/of hen/haar/hem aldaar binnen te laten door de deur met een sleutel te openen en/of
- geoogste hennepplanten naar die locatie te vervoeren zodat deze planten aldaar verwerkt en/of bewerkt konden worden en/of
- geld aan *medeverdachte7* en/of aan (een) ander(e) hennepknipster(s) te verstrekken om inkopen te kunnen doen voor tijdens de werkzaamheden, dan wel zelf die inkopen te doen;
5. (zaak 11)
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 4 maart 2009 in de gemeente Groningen, in één of meer (bedrijfs)pand(en) gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
6. (zaak 11)
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 4 maart 2009 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit één of meer pand(en) gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V./Essent, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
7. (zaak 6)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de *adres* te Opperdoes, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in de uitoefening van een beroep of bedrijf), opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
*medeverdachte5* en/of *medeverdachte6* en/of een (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de *adres* te Opperdoes, één of meerma(a)len) (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- *medeverdachte7* en/of ander(e) perso(o)n(en) ten behoeve van het bewerken en/of verwerken van hennep met een auto naar de locatie aan de *adres* in Opperdoes te brengen en/of
- geoogste hennepplanten naar die locatie te vervoeren zodat deze planten aldaar verwerkt en/of bewerkt konden worden en/of
- in de woning aan de *adres* in Opperdoes geld af te geven ten behoeve van de loonbetalingen aan de personen die aldaar hennep hadden bewerkt en/of verwerkt en/of die werkzaamheden zouden gaan verrichten;
8. (zaak 7)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 in de gemeente Groningen, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
*medeverdachte5* en/of een (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 in de gemeente Groningen, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 in de gemeente Groningen en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
de hennepkwekerij te helpen opbouwen en het pand in te richten zodat dat pand geschikt werd om hennepplanten in te telen en/of een of meerdere keren de huurpenningen voor het pand contant aan (de balie van) de verhuurder te betalen;
9. (zaak 1)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 31 januari 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in de uitoefening van een beroep of bedrijf), opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
*medeverdachte5* en/of een (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 1 april 2008 tot en met 31 januari 2009 in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
een of meerdere ke(e)r(en) aarde te graven en/of te scheppen en/of hennepplantjes te poten en/of met zakken te sjouwen en/of
een of meerdere hennepknipper(s) te benaderen en/of een of meerdere ke(e)r(en) te vervoeren naar deze kwekerij;
10. (zaak 1)
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 31 januari 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
11. (zaak 5)
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 januari 2009 in de gemeente(n) Almere en/of Medemblik en/of Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkings-
verband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en/of *medeverdachte1* en/of *medeverdachte2* en/of *medeverdachte3* en/of *medeverdachte5* en/of *medeverdachte6* en/of *medeverdachte4* en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de/het misdrijf/misdrijven als omschreven in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het meerdere malen al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
12. (zaak 15)
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2008 tot en met 13 juli 2009 in de gemeente Almere en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een voorwerp, te weten een personenauto (merk Audi, type A3, gekentekend *X*), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf
en/of
heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(bovenomschreven) (een) voorwerp, te weten een personenauto (merk Audi, type A3, gekentekend *X*), verworven en/of gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank zal het in feit 11, zevende regel, van de tenlastelegging genoemde woord ‘omschreven’ verbeterd lezen als ‘bedoeld’, overeenkomstig de wettekst van artikel 11a Opiumwet (OW).
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Inleiding
Op 24 maart 2009 heeft de politie een inval gedaan in een bedrijfspand aan de *adres* in Heerhugowaard. Achter een inpandige garagedeur werd een in verschillende ruimten ingedeelde hennepkwekerij aangetroffen. Acht personen zijn in het pand aangehouden en aanwezige voorwerpen, waaronder mobiele telefoons en twee bestelauto’s zijn in beslag genomen. Uit het onderzoek “Colorado” dat naar aanleiding van de ontdekking van de hennepkwekerij is verricht, is het vermoeden van betrokkenheid van de verdachte en een groot aantal medeverdachten bij meerdere hennepkwekerijen of hennepknipwerkplaatsen ontstaan. Voor de verdachte betreft het, naast de hennepkwekerij aan de *adres* te Heerhugowaard, de hennepkwekerijen aan de *adres* te Lelystad, de *adres* en de *adres* te Groningen en de hennepknipperijen aan de *adres* en de *adres* te Almere en, tenslotte, de hennepknipperij aan de *adres* te Opperdoes. Tevens is uit het onderzoek de verdenking naar voren gekomen dat de verdachte samen met medeverdachten in de hennepkwekerijen aan de *adres* te Heerhugowaard en aan de *adres* te Groningen elektriciteit heeft gestolen. Tot slot is uit het onderzoek de verdenking naar voren gekomen dat de verdachte witwashandelingen heeft gepleegd met betrekking tot een personenauto.
De rechtbank zal in het hiernavolgende de vragen dienen te beantwoorden of ten aanzien van de verdachte sprake is geweest van het medeplegen van het telen en bewerken van hennep, van (gekwalificeerde) diefstal van elektriciteit, van het plegen van witwashandelingen ten aanzien van een personenauto, van het bestaan van een organisatie in de zin van artikel 11a OW en, ten slotte, of de verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie.
Feit 1 (bewerken hennep in een pand aan de *adres* te Almere)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de als subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er in het pand *adres* hennep is geteeld of geknipt. Volgens de verdachte is het pand slechts als magazijn gebruikt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen werkzaamheden met betrekking tot de hennepteelt heeft uitgevoerd. De raadsman heeft geconcludeerd dat het beschikbare bewijs onvoldoende overtuigend is om tot een bewezenverklaring te komen en dat vrijspraak moet volgen.
Voor zover de rechtbank bewezen acht dat de verdachte de knipsters heeft vervoerd naar de locatie, levert dit geen medeplegen op, maar hooguit medeplichtigheid, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
In de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 is in een pand gelegen aan de *adres* te Almere meerdere keren hennep geknipt door tien à elf knipsters, onder wie de medeverdachten *medeverdachte8* en *medeverdachte7*. De medeverdachte *medeverdachte5* - bijgenaamd "de bolle" - was de baas van deze locatie, evenals van de twee andere kniplocaties in Almere en Lelystad en de kniplocatie in Opperdoes.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat dit knippen in het pand gelegen aan de *adres* heeft plaatsgevonden. Dit is echter ook niet ten laste gelegd. Ten laste gelegd is dat in het jaar 2004 in een pand gelegen aan de *adres* hennep is geknipt en uit de verklaringen van *medeverdachte8*, *medeverdachte7* en het vijfde verhoor van de verdachte op 16 juli 2009 leidt de rechtbank af dat dit inderdaad is gebeurd. *medeverdachte8* en *medeverdachte7* verklaren immers uit eigen wetenschap dat zij in een pand aan de *adres* te Almere hennep hebben geknipt, terwijl de verdachte bij de politie in zijn vijfde verhoor heeft bevestigd dat aan de *adres* in Almere een knipperij heeft gezeten, waar *medeverdachte7* in 2004 is begonnen met knippen. De rechtbank acht deze ondubbelzinnige verklaring geloofwaardig, temeer nu hij - ten dele - aansluit bij hetgeen *medeverdachte8* en *medeverdachte7* hebben verklaard. De rechtbank zal deze verklaring dan ook bezigen voor het bewijs en voorbijgaan aan de op 1 september 2009 en ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte waarin hij stelt niets te weten over een knipperij aan de *adres* te Almere.
Op grond de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte de medeverdachte *medeverdachte7* en anderen naar de locatie aan de *adres* heeft gebracht.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze bijdrage van de verdachte aan deze hennepknipperij niet van dien aard is dat van ‘medeplegen’ moet worden gesproken. De verdachte heeft immers geen aandeel gehad in de daadwerkelijke uitvoering van de hennepbewerking, en ook overigens is zijn bijdrage niet dusdanig dat kan worden gesproken van een wezenlijke bijdrage aan het bewerken van hennep. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door middel van zijn activiteiten behulpzaam is geweest bij het beroeps- of bedrijfsmatig bewerken van grote hoeveelheden hennep door zijn medeverdachten. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij het bewerken van hennep in het pand gelegen aan de *adres* te Almere.
Feit 2 en feit 3 (telen hennep en diefstal van elektriciteit in een pand aan de *adres* te Lelystad):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen en tot bewezenverklaring van de als subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. De officier van justitie heeft daarnaast vrijspraak gevorderd van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde medeplegen en zich gerefereerd ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. De raadsman heeft daarnaast vrijspraak gevraagd van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 11 juli 2005 heeft de politie aan de *adres* in Lelystad een hennepkwekerij ontmanteld, waarbij de medeverdachte *medeverdachte5* werd aangehouden. In de kwekerij zijn 1095 hennepplanten aangetroffen. De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting verklaard dat hij *medeverdachte5* heeft geholpen bij de opbouw en inrichting van de hennepkwekerij in Lelystad, waarbij de elektriciteit door *medeverdachte5* werd gedaan.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan deze hennepkwekerij niet van dien aard is dat van ‘medeplegen’ kan worden gesproken. De verdachte heeft immers geen aandeel gehad in de uitvoering van de hennepteelt. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte door middel van zijn hiervoor genoemde activiteiten behulpzaam is geweest bij (de voorbereiding van) het telen van een grote hoeveelheid hennep door zijn medeverdachte *medeverdachte5*.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid tot het bedrijfs- of beroepsmatig telen van grote hoeveelheden hennep in het pand aan de *adres* in Lelystad (feit 2 subsidiair).
De rechtbank is voorts met de officier van justitie van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van elektriciteit in deze hennepkwekerij. Zij zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Feit 4 (bewerken hennep in een woning aan de *adres* te Almere):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen. Uit de bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte in de woning hennep heeft bewerkt, noch dat hij dit heeft gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. Er is door hem geen uitvoeringshandeling ter zake verricht. De enige die belastend over de verdachte heeft verklaard is de medeverdachte *medeverdachte6*. Niet onaannemelijk is dat zij dit heeft gedaan om haar rol enigszins te beperken.
Van medeplichtigheid is volgens de raadsman evenmin sprake. De verdachte heeft uitsluitend ná het staken van de hennepknipactiviteiten in de woning spullen (tafels, stoelen, een canacutter en afzuiging) weggehaald, hetgeen geen strafbare medeplichtigheid kan opleveren. Als al kan worden aangenomen dat de verdachte geld aan de medeverdachte *medeverdachte7* of een andere knipster heeft gegeven, of dat hij *medeverdachte7* naar de woning heeft gebracht, kan niet worden gesteld dat deze verleende hulp een rol van betekenis heeft gespeeld. Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman daarom vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
In de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 september 2006 is in een woning in de *adres* te Almere meerdere keren hennep geknipt door een aantal knipsters, onder wie *medeverdachte6*, *medeverdachte8* en *medeverdachte7*. *medeverdachte6* heeft de woning ingericht met meubels die zijn betaald door de medeverdachte *medeverdachte5* en zij had met hem afgesproken daar vaak te slapen om het een gewoon woonhuis te laten lijken. Om deze reden heeft de verdachte een aantal malen het gras bij de woning gemaaid. De verdachte heeft voorts hennepplanten naar deze kniplocatie gebracht, evenals zijn medeverdachte *medeverdachte5*. Per keer werden 400 à 500 planten gebracht, in een frequentie van twee à drie keer per maand. De geknipte planten werden meestal opgehaald door *medeverdachte5*. *medeverdachte6* heeft van *medeverdachte5* een werktelefoon gekregen waarop zij hem of de verdachte kon bellen. Verschillende knipsters hebben *medeverdachte5* in de woning gezien. Nadat in de woning was ingebroken, heeft de verdachte in opdracht van *medeverdachte5* de woning leeggehaald en in de oude staat teruggebracht. De aan het knippen van hennep gerelateerde goederen, waaronder een canacutter en afzuiging, zijn in opdracht van *medeverdachte5* door de verdachte naar de woning van *medeverdachte6* in Opperdoes gebracht.
De suggestie van de raadsman dat de medeverdachte *medeverdachte6* haar eigen rol zou hebben verkleind ten nadele van de verdachte, geeft de rechtbank - wat daarvan ook zij - geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van een onbetrouwbare verklaring van *medeverdachte6* die niet voor het bewijs zou mogen worden gebezigd. Immers, *medeverdachte6* heeft in haar verklaringen over de *adres* niet alleen de verdachte belast, maar ook zichzelf, door uitvoerig te verklaren over haar rol in deze knipwerkplaats. Bovendien worden haar verklaringen over de rol van de verdachte bij deze knipwerkplaats deels ondersteund door de verklaringen van de verdachte zelf en door die van de medeverdachte *medeverdachte7*, die immers heeft verklaard dat de verdachte een sleutel van het pand had en dat hij de deur voor haar opende als zij daar aankwam om hennep te knippen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat er tussen de verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het bewerken van grote hoeveelheden hennep in de woning aan de *adres* te Almere. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte, met zijn hiervoor omschreven rol, daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zodat sprake is van medeplegen.
Verder acht de rechtbank bewezen dat sprake was van beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepbewerking, gelet op het aantal planten dat werd geknipt en de professionele logistieke organisatie van de hennepknipperij.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bedrijfs- of beroepsmatig bewerken van grote hoeveelheden hennep in een woning gelegen aan de *adres* te Almere.
Feit 5 en feit 6 (telen hennep en diefstal van elektriciteit in een pand aan de *adres* te Groningen):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van deze feiten.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
Het bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij deze hennepkwekerij volgt uitsluitend uit de verklaring van de getuige *getuige1*. Voor haar verklaring is evenwel geen ondersteunend bewijs aanwezig. De raadsman heeft daarom vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde. Nu geen betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt kan worden bewezen, kan evenmin worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit in de kwekerij. Ook ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de verklaring van de getuige *getuige1* voor het bewijs gebruiken, omdat deze naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van deze getuige overtuigend overkomt, ook door de gedetailleerde wijze waarop zij over feiten heeft verklaard. Dat dit deels feiten van “horen zeggen” betreft, maakt het vorenstaande niet anders. Bovendien vindt de verklaring van *getuige1* op onderdelen ondersteuning in andere bewijsmiddelen.
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 4 maart 2009 heeft de politie in de panden aan de *adres* te Groningen een in werking zijnde hennepkwekerij ontmanteld. Er zijn 1010 hennepplanten aangetroffen en 1500 hennepstekjes. De bij de ontmanteling aanwezige fraude-inspecteur heeft geconstateerd dat een illegale elektriciteitsaansluiting was aangelegd, waardoor de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
De panden zijn bezichtigd door de verdachte en de medeverdachte *medeverdachte5*, waarna *medeverdachte5* vanaf 1 augustus 2005 het pand aan de *adres* 2e heeft gehuurd. Het huurcontract is door de verhuurder meegegeven aan *medeverdachte5* en de verdachte bracht het getekend terug met een kopie van een rijbewijs en een paspoort ten name van een derde. Vanaf 1 september 2006 huurde *medeverdachte5* ook het pand erbij. De verdachte heeft samen met de medeverdachte *medeverdachte9* gedurende enige tijd binnen de bewezen verklaarde pleegperiode voor de hennepplanten in de kwekerij gezorgd. Verder heeft de verdachte enkele malen de huur contant betaald aan de verhuurder.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de hennepteelt. Door zijn handelingen, te weten het samen met *medeverdachte5* verwerven in huur van het pand 2e, het afleveren van de huurpenningen aan de verhuurder en het verzorgen van de hennepplanten, heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het plegen van dit delict, zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank voorts af dat de afgenomen elektriciteit niet via de meter werd geregistreerd: daarmee staat vast dat de elektriciteit werd weggenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit. Nu ten aanzien van de verdachte bewezen verklaard wordt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep en hij blijkens de bewijsmiddelen daarbij geen ondergeschikte rol heeft gespeeld, is de rechtbank van oordeel dat eveneens bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd. Gelet op de feiten en omstandigheden die naar voren komen uit de bewijsmiddelen, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de elektriciteit werd weggenomen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van grote hoeveelheden hennep in de panden aan de *adres* te Groningen en aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit in deze panden.
Feit 7 (bewerken hennep in een woning aan de *adres* te Opperdoes):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
In de woning van de medeverdachte *medeverdachte6* in de *adres* te Opperdoes is in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2008 meerdere keren hennep geknipt door een aantal knippers, onder wie *medeverdachte6*, haar dochters *medeverdachte10*en *medeverdachte11*, *medeverdachte8* en *medeverdachte7*. De verdachte heeft bij de aanvang benodigdheden voor de hennepknipperij naar de woning gebracht. Hij heeft samen met de medeverdachte *medeverdachte3* de zolder in de woning verbouwd tot knipperij. De medeverdachte *medeverdachte5* heeft op die zolder schuimrubber aangebracht.
De verdachte heeft ook hennepplanten gebracht, evenals de medeverdachte *medeverdachte5*. Eens in de twee à drie weken werden vijf à zes zakken hennep gebracht. In één zak zaten 600 à 800 planten. Het betrof onder meer hennepplanten uit Groningen. Nadat *medeverdachte5* door de politie was aangehouden met hennep in zijn auto (6 mei 2008), werd de hennep gebracht door de medeverdachte *medeverdachte4*. De geknipte hennep werd door *medeverdachte5* opgehaald tot het moment waarop hij door de politie werd aangehouden met hennep in zijn auto. In de periode daarna werden de geknipte hennepplanten door de medeverdachte *medeverdachte4* opgehaald.
*medeverdachte6* kreeg contant geld van *medeverdachte5* om de knippers uit te betalen en ook van de verdachte en van de medeverdachte *medeverdachte4*. *medeverdachte5* had op de zolder in de woning, waar de hennepplanten werden geknipt, schuimrubber geplaatst. In verband met vermeende diefstal van hennep heeft de verdachte in de woning van *medeverdachte6* een camera opgehangen bij de trap naar zolder. Op een gegeven moment bepaalde *medeverdachte5* dat de knipactiviteiten in de woning moesten worden gestaakt.
De verdachte heeft toen van *medeverdachte5* de opdracht gekregen om twee canacutters bij *medeverdachte6* van zolder te halen. Samen met de medeverdachten *medeverdachte4* en *medeverdachte3* heeft de verdachte de zolder bij *medeverdachte6* leeggehaald.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat tussen de verdachte en zijn mede-verdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het bewerken van grote hoeveelheden hennep. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Verder acht de rechtbank bewezen dat sprake was van beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepbewerking, gelet op het aantal planten dat werd geknipt en de professionele logistieke organisatie van de hennepknipperij.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bedrijfs- of beroepsmatig bewerken van grote hoeveelheden hennep in een woning aan de *adres* te Opperdoes.
Feit 8 (telen van hennep in een pand aan de *adres* te Groningen):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het onder 2. primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de als subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. De handelingen van de verdachte beperken zich in de visie van de officier van justitie tot het opbouwen en ontruimen van de kwekerij. Er is onvoldoende bewijs voor daadwerkelijke betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van hennepteelt.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat uitsluitend een bewezenverklaring voor het aanwezig hebben van hennep kan volgen, nu de verdachte heeft meegeholpen bij het ontruimen van deze hennepkwekerij. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
In een pand gelegen in de *adres* te Groningen heeft zich in de periode van
1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 een hennepkwekerij bevonden. De verdachte heeft de kwekerij samen met de medeverdachte *medeverdachte5* opgebouwd. Samen met de medeverdachte *medeverdachte9* heeft de verdachte vervolgens gedurende enige tijd binnen de ten laste gelegde pleegperiode voor de hennepplanten gezorgd. De huur voor het pand is zowel door de verdachte als door *medeverdachte5* contant betaald ten behoeve van de verhuurder. Op 16 december 2008 is de politie Groningen op verzoek en in het gezelschap van de verhuurder van het pand ter plaatse gegaan. De politie rook een sterke weedlucht bij het pand. Omdat de verhuurder geen sleutel bij zich had, is het pand die dag niet betreden. De kwekerij is vervolgens in opdracht van *medeverdachte5* leeggehaald door de verdachte en de medeverdachte *medeverdachte9*. De nog bruikbare apparatuur, waaronder lampen, is door *medeverdachte9* naar Almere gebracht. Op 18 december 2008 heeft de politie Groningen geconstateerd dat in het pand geen hennepkwekerij meer aanwezig was.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat tussen de verdachte en zijn medeverdachten *medeverdachte5* en *medeverdachte9* sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het telen van hennepplanten. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep in het pand gelegen aan de *adres* te Groningen.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake was van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, dan wel van grote hoeveelheden hennep, nu nadere gegevens omtrent de aard en omvang van de hennepkwekerij ontbreken.
Feit 9 en feit 10 (telen hennep en diefstal elektriciteit in een pand aan de *adres* te Heerhugowaard):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 9 primair ten laste gelegde ‘medeplegen van hennepteelt’, met dien verstande dat bewijsbaar is dat de verdachte één dag in de hennepkwekerij heeft gewerkt. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 10 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 9 primair ten laste gelegde ‘medeplegen van hennepteelt’, omdat de bijdrage van de verdachte onvoldoende is om van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere verdachten te kunnen spreken. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van de onder 10 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
De op 24 maart 2009 in het bedrijfspand *adres* te Heerhugowaard aangetroffen kwekerij was zeer professioneel ingericht. Er zijn 5.152 hennepplanten aangetroffen en 2.405 hennepstekken. In een bestelbus in het pand zijn nog eens 600 hennepstekken aangetroffen.
Uit onderzoek van monsters van de in beslag genomen hennepplanten en -stekken is gebleken dat het materiaal hennep betrof.
Gebleken is voorts dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij door middel van het verbreken van de zegels van de aansluitkast en het aanleggen van een extra aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om werd betrokken.
Het pand is in 2007 bezichtigd met de makelaar door de medeverdachten *medeverdachte5*, *medeverdachte2* en *medeverdachte1*. Vervolgens is een huurovereenkomst voor het pand gesloten tussen beheersmaatschappij *bedrijf* B.V. en *medeverdachte1* ingaande 1 oktober 2007. Bij de aanvang van het huurcontract was het de bedoeling dat er een hennepkwekerij zou worden gevestigd. *medeverdachte1* kreeg maandelijks contant geld van *medeverdachte2* om de huur en andere kosten van het pand te betalen.
*medeverdachte5* heeft samen met anderen de kwekerij opgebouwd. De kwekerij, althans een gedeelte daarvan is vanaf eind 2007 in werking geweest. In de ten laste gelegde periode hebben, respectievelijk, *medeverdachte14*, *medeverdachte4* en *medeverdachte3* voor de planten en het onderhoud van de kwekerij gezorgd. Ook de verdachte heeft gedurende één dag onderhoudswerkzaamheden in de kwekerij verricht. De kweekbakken waren in vier series verdeeld en de series kwamen steeds na elkaar in bloei. Er was een leverancier van aarde en gebruikte grond en afval werden ofwel gestort in een container, die door een derde werd opgehaald, ofwel door *medeverdachte4* en *medeverdachte3* in een aanhangwagen naar een afvalbedrijf in Amsterdam gebracht waar het door hen werd gestort.
De medeverdachte *medeverdachte2* was verschillende keren aanwezig in de kwekerij. Tot het begin van 2009 was in de kwekerij een knipploeg actief die werd aangeduid als de “oude knipploeg”, bestaande uit *medeverdachte7*, *medeverdachte6*, *medeverdachte8*, *medeverdachte10*, *medeverdachte11*, *medeverdachte12* en, als “invalkracht”, *medeverdachte13*. De oude knipploeg werd gecoördineerd door *medeverdachte6*.
Naar aanleiding van een conflict met de “oude knipploeg” heeft *medeverdachte4* eind 2008/begin januari 2009 een nieuwe knipploeg geworven. Vanaf begin januari 2009 tot 24 maart 2009 zijn *medeverdachte15*, *medeverdachte11**medeverdachte16* en *medeverdachte17* als knipsters aan het werk gegaan in de kwekerij. In maart 2009 kwam daar *medeverdachte18* bij. Zij werden aangeduid als de “nieuwe knipploeg”. De medeverdachte *medeverdachte5* ging over het ontslag van personen. Tevens heeft hij aan de bij de kwekerij betrokken personen werktelefoons verschaft. *medeverdachte4* had, in ieder geval in 2009, de dagelijkse leiding.
De verdachte heeft in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 december 2008 gedurende één dag werkzaamheden verricht in de kwekerij in Heerhugowaard. Hij heeft samen met de medeverdachten *medeverdachte3* en *medeverdachte4* een deel van de aarde vervangen en nieuwe hennepplanten geplant. De verdachte werd via de medeverdachte *medeverdachte7* door de medeverdachte *medeverdachte4* gevraagd om te komen werken en hij heeft daarvoor ook betaald gekregen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat tussen de verdachte en zijn mede-verdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het telen van hennepplanten. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte met zijn hiervoor vermelde activiteiten daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Dat de verdachte slechts één dag in de hennepkwekerij heeft gewerkt, doet aan dit oordeel niet aan af.
De rechtbank ziet in deze omstandigheid echter wel aanleiding om te oordelen dat betrokkenheid van de verdachte - in de zin van medeplegen - bij de diefstal van elektriciteit in de hennepkwekerij niet kan worden bewezen en zij zal de verdachte daarom - overeenkomstig de eis van de officier van justitie - vrijspreken van het onder 10 ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het bedrijfs- of beroepsmatig telen van grote hoeveelheden hennep in een bedrijfspand aan de *adres* in Heerhugowaard.
Feit 11 (deelnemen aan een criminele organisatie):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Organisatie in de zin van artikel 11a Opiumwet
De rechtbank leest het woord “organisatie” in de tenlastelegging als “organisatie” in de zin van artikel 11a Opiumwet. Volgens de wetsgeschiedenis en bestendige jurisprudentie moet onder het bestanddeel organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht - en daarmee in de zin van artikel 11a van de Opiumwet - worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en een of meerdere andere personen (zie onder meer HR 2 februari 2010, LJN BK5193). Gelet op hetgeen hierboven is weergeven is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijk samenwerkingsverband - en daarmee van een organisatie - sprake is geweest.
Deelnemen aan een organisatie
Voorts stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie. “Deelnemen” in de zin van artikel (140 Sr en) 11a OW betekent dat de verdachte tot het samenwerkingsverband heeft behoord en een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de in artikel (140 Sr en) 11a OW bedoelde oogmerk. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het telen en/of het bewerken (dat wil zeggen het uitsluitend knippen van planten op kniplocaties) van hennep. Nu de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan- dan wel het medeplegen van hennepteelt en hennepbewerking, is daarmee zijn deelname aan de organisatie een feit.
De rechtbank zal de duur van de deelname aan de organisatie door de verdachte betrekken bij de aard en omvang van de op te leggen straf, net als de specifieke taken die de verdachte in deze organisatie heeft verricht en het daaraan toe te kennen gewicht.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Feit 12 (witwashandelingen met betrekking tot een personenauto):
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit. De officier van justitie heeft opgemerkt dat zijn vordering tot bewezenverklaring is gericht op het cumulatief/alternatief ten laste gelegde “gebruik maken” van deze auto.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het eerste ten laste gelegde onderdeel van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu de reden voor het verhullen wie de rechthebbende is op deze auto, was gelegen in het faillissement van de sportschool van de verdachte en zijn partner *medeverdachte7*.
Ten aanzien van het cumulatief/alternatief ten laste gelegde onderdeel van dit feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 13 juli 2009 is de auto waarmee de verdachte en de medeverdachte *medeverdachte7* naar het politiebureau waren gekomen, door de politie in beslag genomen.
Dit betrof een personenauto, merk Audi, type A3, met het kenteken *X*.
Op 11 juli 2008 is deze auto door de autodealer afgeleverd. De kosten van de auto bedroegen € 22.100,00. Na verrekening met de ingeruilde auto, een Seat Leon met een waarde van € 11.000,00, werd het restant bedrag van € 11.100,00 destijds contant betaald door de verdachte en/of de medeverdachte *medeverdachte7*. De verdachte en *medeverdachte7* hebben hun auto’s, de Seat Leon en daarna de Audi A3, gekocht van hun spaargeld, dat gedeeltelijk bestond uit (illegale) inkomsten uit het telen dan wel het knippen van hennep.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de ten laste gelegde personenauto, in ieder geval gedeeltelijk, is betaald met geld afkomstig uit misdrijf. Daarnaast leidt zij daaruit af dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte *medeverdachte7* van de auto gebruik hebben gemaakt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen, in die zin dat hij met zijn medeverdachte de personenauto met het kenteken *X* heeft verworven en gebruikt, terwijl zij wisten dat die personenauto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 6 voor zover dit ziet op het delict van artikel 420bis lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht (kort gezegd: verhullen wie de rechthebbende op de auto is).
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
*medeverdachte5* en anderen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Almere, in een pand gelegen aan de *adres*, meermalen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hebben bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Almere meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest, door *medeverdachte7* en andere personen ten behoeve van het bewerken (knippen) van hennep met een auto naar de locatie aan de *adres* in Almere te brengen;
2. subsidiair
*medeverdachte5* in de periode van 1 mei 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad, in een pand gelegen aan de *adres*, opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 11 juli 2005 in de gemeente Lelystad opzettelijk behulpzaam is geweest, door de hennepkwekerij te helpen opbouwen en het pand in te richten zodat dat pand geschikt werd om hennepplanten in te telen;
4. primair
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 september 2006 in de gemeente Almere, in een woning gelegen aan de *adres*, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
5.
hij in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 4 maart 2009 in de gemeente Groningen, in bedrijfspanden gelegen aan de *adres*, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
6.
hij de periode van 1 augustus 2005 tot en met 4 maart 2009 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in panden gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V./Essent, waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
7. primair
hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Medemblik, in de gemeente Medemblik, in een woning gelegen aan de *adres* te Opperdoes, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
8. primair
hij in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 16 december 2008 in de gemeente Groningen, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
9. primair
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 januari 2009, in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de *adres*, tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
11.
hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 januari 2009 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en *medeverdachte1* en *medeverdachte2* en *medeverdachte3* en *medeverdachte5* en *medeverdachte6* en *medeverdachte4* en andere personen en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het meerdere malen in de uitoefening van beroep of
bedrijf tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk telen en/of bewerken van (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
12.
hij in de periode van 11 juli 2008 tot en met 13 juli 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een personenauto, merk Audi, type A3, gekentekend
*X*, heeft verworven en gebruikt, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die personenauto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van de feiten 4 primair, 5, 7 primair, 9 primair, telkens:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 8 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 11:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 12:
medeplegen van witwassen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen en bewerken van hennep op vijf locaties in Almere, Groningen, Opperdoes en Heerhugowaard. Daarnaast is de verdachte behulpzaam geweest bij het opbouwen en inrichten van een hennepkwekerij in Lelystad en vervoerde hij de knipsters naar een hennepknipperij in Almere. Gedurende een periode van 2,5 jaar is de verdachte door zijn betrokkenheid bij de hennepplantages en hennepknipperijen een onmisbare schakel in de teelt van hennep geweest. De verdachte maakte in deze periode deel uit van een criminele organisatie die gedurende een lange periode op verschillende locaties hennepkwekerijen en kniplocaties heeft gehad. De hennepteelt is maatschappelijk onaanvaardbaar omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. Het illegaal verdiende geld wordt vervolgens witgewassen, hetgeen leidt tot een ontwrichting van het economisch en financieel maatschappelijk verkeer. Ook verdachte heeft veel geld gekregen voor zijn diensten en heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van witwashandelingen met betrekking tot een personenauto.
In het onderzoek Colorado staan in totaal vierentwintig verdachten terecht. Om de door de rechtbank aan de verdachte op te leggen straf – ook in vergelijking tot de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd – inzichtelijk te maken, zal de rechtbank de straf uitsplitsen naar de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft in de eerste plaats gelet op de uitgangspunten die in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren ten aanzien van Opiumwetdelicten worden gehanteerd: 12 weken gevangenisstraf voor het met een zekere professionaliteit telen van 500 à 1000 planten, door een first offender die niet in het kader van een georganiseerd verband handelt. In de oriëntatiepunten van het LOVS is op dit onderdeel niet in het opleggen van een werkstraf voorzien. De rechtbank merkt voorts op dat de wetgever voor wat betreft de strafwaardigheid van het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 3 onder B van de Opiumwet, geen verschil maakt tussen het telen van hennep en het - louter - bewerken ervan.
In de tweede plaats acht de rechtbank in de onderhavige zaak voor de strafoplegging van belang dat sprake is geweest van het telen en knippen van hennep op zeer grote schaal (grote aantallen planten per locatie), op professionele wijze, namelijk in de uitoefening van beroep of bedrijf (een georganiseerd verband), en gedurende een (zeer) lange periode.
Het vorenstaande in aanmerking genomen, komt de rechtbank bij deze verdachte, gelet op zijn rol, tot een strafmaat van 6 weken gevangenisstraf per kweek- of kniplocatie wanneer sprake is van medeplegen en 3 weken gevangenisstraf per kweeklocatie wanneer sprake is van medeplichtigheid.
Naast voornoemde strafbare feiten is voorts bewezen verklaard dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank ziet aanleiding om de verdachte ook voor dit strafbare feit een straf op te leggen, omdat met de deelname aan een criminele organisatie een ander maatschappelijk belang is geschonden (de openbare orde) dan het belang dat met het plegen van een Opiumwetdelict is gemoeid. Hennepteelt is inmiddels tot de categorie van georganiseerde criminaliteit gaan behoren met alle ongewenste maatschappelijke gevolgen van dien. De verdachte heeft een onmiskenbare schakel gevormd in het productieproces van de hennep en de rechtbank is om deze reden in het onderhavige geval van oordeel dat als uitgangspunt het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken dit feit passend is.
Door het telen dan wel knippen van hennep zijn opbrengsten gegenereerd, die naar voren komen in het bewezen verklaarde witwasfeit. Hoewel hier sprake is van een zekere overlap met de bewezen verklaarde Opiumwetdelicten (de werkzaamheden in de hennepteelt werden door de verdachte verricht met het oog op financieel gewin) is de rechtbank van oordeel dat ook voor dit strafbare feit een strafoplegging gerechtvaardigd is. Juist het aanschaffen van goederen, zoals in dit geval een auto ter waarde van
€ 22.100,- met geld afkomstig uit misdrijf, wekt naar de samenleving de indruk dat misdaad loont, en is daardoor zeer laakbaar. De rechtbank ziet hierin aanleiding voor het witwasfeit een gevangenisstraf op te leggen van 8 weken.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van in totaal 50 weken aan de verdachte behoort te worden opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding de hierboven genoemde straf te verminderen.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1 Enexis B.V.
De benadeelde partij Enexis B.V., heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 118.672,81 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht, bestaande uit:
- elektriciteitsverbruik ten behoeve van de hennepkwekerij € 114.924,66
- nieuwe huisaansluitkast inclusief plaatsen € 152,95
- afsluitkosten binnen € 91,20
- uurloon fraude-inspecteur (6 uur à € 67,00) € 402,00
- administratiekosten fraude € 260,00
- kosten voor rechtsbijstand € 2.842,00.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - , rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, waarbij de rechtbank de kosten voor rechtsbijstand in de kostenveroordeling zal betrekken.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader(s) aan de benadeelde partij is voldaan.
9.2 Liander N.V.
De benadeelde partij Liander N.V., heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 250.967,20 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 10 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de benadeelde naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 48, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek ‘De strafbaarheid van het bewezen verklaarde’ vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 50 (vijftig) weken.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V..
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 115.830,81, (éénhonderdvijftienduizendachthonderddertig euro en éénentachtig eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 2.842,00 (tweeduizendachthonderdtweeënveertig euro).
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader(s) zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Enexis B.V. te betalen een som geld ten bedrage van € 115.830,81, (éénhonderdvijftienduizendachthonderddertig euro en éénentachtig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij Liander N.V. niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2011.