RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.701875-10 (P)
Datum uitspraak: 21 april 2011
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R.D. Meerman, advocaat te Amsterdam, door de verdachte en door de getuige, de heer S.J. Soffner van de Reclassering Nederland, naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1], zoals voorgedragen door zijn moeder.
De rechtbank heeft tenslotte kennisgenomen van hetgeen de raadsman van de benadeelde partij, mr. E.M. Hoorenman, advocaat te Zwaag, ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
Primair hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 31 december 2009 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Hoorn NH en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) - zich door die [slachtoffer 1] doen of laten pijpen en/of - die [slachtoffer 1] gepijpt en/of - zich door die [slachtoffer 1] doen of laten aftrekken en/of - die [slachtoffer 1] afgetrokken;
Subsidiair hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 31 december 2009 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Hoorn NH en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of het zich doen of laten aftrekken door die [slachtoffer 1];
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Hoorn NH en/of elders in Nederland, (telkens) een of meer afbeelding(en) en/of voorwerp(en), te weten -een of meer film(s) waarop te zien is dat (een) man(nen) en (een vrouw(en) seks met elkaar bedrijven en/of pijpen en/of beffen en/of -een foto/plaatje waarop te zien is dat een vrouw een man pijpt, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan een of meer minderjarigen, te weten [slachtoffer 1, geboren op [geboortedatum] en/of [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze jonger was/waren dan zestien jaar;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde.
B. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, behoudens de periode. De raadsman voert aan dat uit een MSN-gesprek tussen de verdachte en het [slachtoffer 1] d.d. 23 juli 2009 kan worden afgeleid dat de orale seks tussen verdachte en [slachtoffer 1] is begonnen ná dat MSN-gesprek. De desbetreffende seksuele handelingen zouden zich vervolgens alleen een aantal keren in het weekend van 24 tot 26 juli 2009 hebben voorgedaan.
De raadsman heeft zich ten aanzien de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
C. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 1 primair en onder 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting d.d. 7 april 2011;
- de aangifte van [slachtoffer 1] op 10 februari 2010 ;
- het aanvullende verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 15 februari 2010 en de daarbij gevoegde uitwerking van het MSN-gesprek op 23 juli 2009 tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 1] ;
- de geboorteakte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] op 2 maart 2010 ;
- de geboorteakte van [slachtoffer 2] ;
- de verklaring van de [getuige 1] ;
- de verklaring van de [getuige 2] ;
- de verklaring van de [getuige 3]
- de verklaring van de [getuige 4]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 december 2009 op tijdstippen in de gemeente Hoorn (NH), telkens met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte telkens zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen en/of die [slachtoffer 1] gepijpt en zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of die [slachtoffer 1] afgetrokken.
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 december 2009 op tijdstippen in de gemeente Hoorn (NH), telkens afbeeldingen, te weten films waarop te zien is dat mannen en vrouwen seks met elkaar bedrijven en pijpen en beffen en een plaatje waarop te zien is dat een vrouw een man pijpt, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft aangeboden en/of vertoond aan minderjarigen, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], van wie hij wist dat deze jonger waren dan zestien jaar.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Met iemand die de leeftijd van 12 jaren maar nog die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnen dringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie de dader weet, dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan te verbinden de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich op verzoek zal melden bij de Reclassering Nederland en dat de verdachte de behandeling bij De Waag zal voortzetten.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uur, bij niet of onvoldoende verrichten te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat de verdachte zich vrijwillig onder behandeling heeft gesteld van De Waag.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat verdachte zijn studie leraar basisonderwijs aan de [onderwijsinstelling] heeft beëindigd en zijn overeenkomst met [onderneming] heeft beëindigd.
De verdachte heeft in een periode van ruim een half jaar in zijn woning op verschillende momenten seksueel misbruik gemaakt van een jongen van toen 12/13 jaar oud, die destijds met enige regelmaat bij verdachte logeerde. Dit seksuele misbruik bestond ook uit het seksueel binnendringen in het lichaam van deze jongen.
Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het in hem, als vriend van het slachtoffer en zijn familie, gestelde vertrouwen en het overwicht dat hij als turnleraar en volwassene op het slachtoffer had, maar heeft hij tevens een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de schriftelijke slachtofferverklaring is naar voren gekomen dat het slachtoffer [slachtoffer 1] nog dagelijks te kampen heeft met de gevolgen van het handelen van verdachte. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik daarvan ook op langere termijn nog ernstige problemen kunnen ondervinden.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich in bovengenoemde periode ook schuldig gemaakt aan het vertonen van pornofilms op de computer aan zijn turnleerlingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van wie hij wist dat zij nog geen zestien jaar oud waren. Kinderen in de leeftijd van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dienen beschermd te worden tegen dergelijke uitingen van seksuele aard.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ten gunste van de verdachte laten meewegen het feit dat hij op de terechtzitting de feiten heeft bekend. De rechtbank heeft ten gunste van de verdachte voorts laten meewegen dat uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake enig strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het rapport van Reclassering Nederland blijkt dat verdachte inmiddels de volledige verantwoording heeft genomen voor zijn daden en dat hij zich sinds augustus 2010 vrijwillig onder behandeling heeft laten stellen van De Waag en aldaar vanaf mei 2011 groepstherapie voor daders van een zedenmisdrijf zal gaan volgen. De rapporteur schat de kans op recidive in op laag gemiddeld. Indien verdachte geen vorm van behandeling zou ondergaan, wordt het recidiverisico hoog gemiddeld geacht.
Reclassering Nederland adviseert de rechtbank om de verdachte naast een werkstraf een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden, waaraan verdachte zou moeten voldoen.
De aard, de ernst en de frequentie van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet echter op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft, het gevaar op herhaling door de Reclassering Nederland als laag wordt ingeschat, alsmede op het feit dat de verdachte zich zal laten behandelen bij De Waag, zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Ter voorkoming van herhaling acht de rechtbank continuering van de reeds gestarte behandeling bij De Waag, welke behandeling in duur varieert van 1 tot 2 jaar, van essentieel belang.
Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen zal de rechtbank daarnaast een werkstraf voor de maximale duur opleggen.
Overeenkomstig de eis van de officier van justitie zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd verbinden van 3 jaren. De rechtbank heeft hiertoe besloten omdat de behandeling bij De Waag nog niet is voltooid en er zonder een geslaagde behandeling sprake is van een naar het oordeel van de rechtbank ernstig recidiverisico.
9. Vordering van de benadeelde partij
De wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 1] mr. E.M. Hoorenman, heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2550,-, zijnde € 50,- materiële schade en € 2500,- immateriële schade die de verdachte door het plegen van de feiten aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden gematigd.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten door de handelingen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, welke schade thans in ieder geval kan worden begroot op een bedrag van € 1500,- en materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 50,- kan de vordering tot een bedrag van € 1550,- worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240a en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt;
- dat de veroordeelde zich op de door de Reclassering Nederland te bepalen plaats en tijden zal melden en
- dat de veroordeelde zich zal laten behandelen bij De Waag zolang zijn behandelaars dit, in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk oordelen.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 (éénhonderd twintig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen aan [wettelijk vertegenwoordiger slachtoffer 1], als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1], van een bedrag van € 1550,- ( vijftienhonderd vijftig euro ) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het intreden van de schade, door de rechtbank in redelijkheid vastgesteld op 1 oktober 2009, tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 1550,-, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het intreden van de schade, door de rechtbank in redelijkheid vastgesteld op 1 oktober 2009, tot de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Jongkind-Jonker, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R.A. Kok, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2011.
mr. R.A. Kok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.