ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2560

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.702073-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige dochter door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 21 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De tenlastelegging omvatte zowel het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M. Berbee. De rechtbank heeft ook de schriftelijke verklaring van de moeder van het slachtoffer in overweging genomen. De verdachte heeft tijdens het verhoor bekend dat hij zijn dochter ontuchtig heeft betast en in haar bijzijn naar pornofilms heeft gekeken, maar ontkende dat er sprake was van seksueel binnendringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer en de moeder onvoldoende bewijs boden voor de beschuldiging van seksueel binnendringen, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiaire beschuldigingen van ontuchtige handelingen en het vertonen van schadelijke afbeeldingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.702073.10 (P)
Datum uitspraak: 21 april 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboortedatum en –plaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer, [aangeefster].
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
Primair hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 1 augustus 2010 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte -zijn vinger(s) gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of -de vagina van die [slachtoffer] betast en/of -zijn penis door die [slachtoffer] heeft doen of laten betasten en/of vastpakken;
Subsidiair hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 1 augustus 2010 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit -het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of -het doen of laten betasten en/of vastpakken van zijn penis door die [slachtoffer];
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 1 augustus 2010 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Den Helder (een) afbeelding(en) en/of een gegevensdrager, bevattende (een) afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan een minderjarige van wie hij wist dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte toen en daar (telkens) op de televisie (een) film(s) vertoond aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], waarop een man en een vrouw waren te zien die geslachtsgemeenschap hadden, althans seks met elkaar hadden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Namens [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], is door haar moeder aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen, bestaande onder meer uit het seksueel binnendringen, door haar vader, verdachte [verdachte]. De moeder van [slachtoffer] heeft voorts aangifte gedaan van het feit dat verdachte naar pornofilms heeft gekeken in het bijzijn van zijn dochter.
De verdachte heeft tegenover de politie bekend dat hij zijn dochter ontuchtig heeft betast aan haar vagina en dat hij in haar bijzijn naar pornofilms op televisie heeft gekeken.
De verdachte heeft evenwel uitdrukkelijk betwist dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter. De rechtbank zal moeten beoordelen of en zo ja, in hoeverre de verdachte zich aan de hem verweten gedragingen jegens zijn dochter heeft schuldig gemaakt.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat hij de vagina van zijn dochter [slachtoffer] met zijn vingers heeft betast en dat hij [slachtoffer] zijn penis heeft laten betasten. De verdachte heeft voorts bekend dat hij in het bijzijn van [slachtoffer] naar pornofilms heeft gekeken.
De raadsman heeft betoogd dat de feiten onder 1 subsidiair en onder 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte voor het ten laste gelegde onder feit 1 primair dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft betoogd dat verdachte van meet af aan heeft ontkend dat hij seksueel is binnengedrongen in het lichaam van zijn dochter. De raadsman stelt dat [slachtoffer] de enige is die in de verhoorstudio heeft verklaard dat haar vader met zijn vinger “in haar muisje” heeft gezeten en dat hetgeen haar moeder hierover in de aangifte heeft verklaard een indirecte verklaring is. De raadsman stelt voorts dat eventueel seksueel binnendringen had kunnen worden vastgesteld door een medisch onderzoek, maar dat de verzorgers van [slachtoffer] ervoor hebben gekozen om haar niet te laten onderzoeken.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
In zijn tweede verhoor heeft verdachte tegenover de politie toegegeven dat hij zijn dochter [slachtoffer] met zijn vingers seksueel heeft betast aan haar vagina en dat [slachtoffer] wel eens zijn penis heeft aangeraakt. Verdachte heeft verklaard dat deze handelingen plaatsvonden in bijna ieder weekend dat [slachtoffer] bij hem logeerde in de periode van oktober 2009 tot de tweede week van de zomervakantie 2010. De verdachte heeft verklaard dat deze handelingen plaatsvonden in de slaapkamer van zijn woning en dat hij in deze slaapkamer ook wel eens pornofilms heeft gekeken in het bijzijn van [slachtoffer] .
De verdachte heeft deze verklaring op de terechtzitting bevestigd.
Tijdens het verhoor in de verhoorstudio heeft [slachtoffer] verklaard dat haar vader in de zomervakantie van 2010 vijf keer met zijn vinger aan haar “muis” heeft gezeten. [Slachtoffer] heeft voorts verklaard dat haar vader met zijn vinger in het gaatje aan de onderkant van haar “muis” is geweest en dat hij met zijn vinder heen en weer wiebelde en dat het kriebelde. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij “vinger in de muis” en “dat seksen” wel eens heeft gezien op de televisie in de slaapkamer van haar vader .
De moeder van [slachtoffer], [naam], heeft in haar aangifte verklaard dat zij van [slachtoffer] heeft gehoord dat papa met zijn vinger in haar muis had gezeten en dat papa haar blote vrouwen heeft laten zien .
De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
De verdachte heeft van meet af aan stellig ontkend dat hij seksueel is binnengedrongen in het lichaam van zijn dochter. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde gedragingen heeft de verdachte direct openheid van zaken gegeven. In dit licht bezien acht de rechtbank de enkele verklaring van de nog zeer jeugdige [slachtoffer] op het punt van het seksueel binnendringen onvoldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring hiervan te kunnen komen. De verklaring van horen zeggen van de moeder van [slachtoffer] maakt dit niet anders, nu de rechtbank zich geen oordeel kan vormen over de wijze waarop de moeder met haar dochter over de gebeurtenissen heeft gesproken.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 1 augustus 2010 op verschillende tijdstippen in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het doen betasten van zijn penis door die [slachtoffer].
2.
hij in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 1 augustus 2010 op tijdstippen in de gemeente Den Helder afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan een minderjarige van wie hij wist dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft verdachte toen en daar telkens op de televisie films vertoond aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], waarop een man en een vrouw waren te zien die seks met elkaar hadden.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
1 subsidiair:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
2:
Een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie de dader weet dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot het opleggen van gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren waarbij als bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd een meldingsgebod, een behandelverplichting alsmede een contactverbod met het [slachtoffer].
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman voert aan dat verdachte een beneden gemiddeld IQ heeft, maar dat hij ondanks diens ogenschijnlijk zakelijke manier van communiceren zeker bereid is de verantwoording voor zijn daden te nemen en hiervan de consequenties te dragen.
De raadsman heeft ten aanzien van de op te leggen straf bepleit om aan verdachte, naast een forse werkstraf, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waaraan een proeftijd van vijf jaren kan worden verbonden alsmede de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de officier van justitie en zoals genoemd in het reclasseringsadvies, gedateerd 24 februari 2011. De raadsman merkt op dat zijn cliënt bereid en in staat is een werkstraf te verrichten. De raadsman voert tenslotte aan dat verdachte reeds een intakegesprek bij de FPA te Heiloo heeft gevoerd en dat binnenkort behandeling aldaar zal volgen en dat deze behandeling de voorkeur verdient boven een onvoorwaardelijke detentie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich in een periode van 10 maanden vele malen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer], die in die periode pas 6, respectievelijk 7 jaar oud was. Verdachte confronteerde zijn dochter daarbij met pornofilms op televisie. Door zijn handelen heeft hij niet alleen misbruik gemaakt van het in hem, als vader, gestelde vertrouwen en het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer had, maar heeft hij ook een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer ook op latere leeftijd nog last zal hebben van de gevolgen, lichamelijk en/of geestelijk, van hetgeen haar vader haar heeft aangedaan. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft, ook ter terechtzitting, aangegeven puur vanuit zijn eigen behoeften te hebben gehandeld en thans in te zien dat hij de belangen van zijn kind volledig uit het oog heeft verloren.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ten gunste van de verdachte laten meewegen zijn proceshouding en het feit dat hij niet eerder ter zake enig misdrijf is veroordeeld.
In het rapport van de Reclassering Nederland wordt geconcludeerd dat verdachte begeleiding wenst bij het op verantwoorde wijze leren omgaan met zijn seksuele gevoelens. De verdachte heeft inmiddels een intakegesprek gehad bij de FPA te Heiloo. De Reclassering Nederland schat het recidiverisico laag in, maar acht het recidiverisico wel aanwezig indien verdachte geen vaardigheden aanleert ten aanzien van het beheersen van impulsen en het moreel en kritisch redeneren. De Reclassering Nederland acht het van belang dat betrokkene inzicht krijgt in zijn seksuele geaardheid en op een verantwoorde wijze leert omgaan met zijn seksuele behoeften.
De Reclassering Nederland rapporteert dat verdachte zich begeleidbaar opstelt en de mogelijkheden voor gedragsverandering graag wil benutten.
De Reclassering Nederland adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij een meldingsgebod, behandelverplichting en contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarden geïndiceerd zijn.
De aard, de ernst en de frequentie van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft, het gevaar op herhaling door de Reclassering Nederland als laag wordt ingeschat alsmede het feit dat de verdachte zich zal laten behandelen bij de FPA te Heiloo, zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen zal deze voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur zijn en zal de rechtbank daarnaast een werkstraf voor de maximale duur opleggen.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf een proeftijd verbinden van 2 jaren.
De rechtbank zal de raadsman niet volgen in de door hem voorgestelde proeftijd van vijf jaren nu uit de stukken en uit het verhandelde op de terechtzitting niet is gebleken dat het aannemelijk is dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft via haar wettelijk vertegenwoordiger [aangeefster] vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 5500,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 3000,-.
De raadsman stelt zich, in verband met de financiële draagkracht van verdachte, op het standpunt dat de vordering aanzienlijk dient te worden gematigd. Voorts heeft de raadsman, gelet op de financiële omstandigheden van zijn cliënt, een betalingsregeling bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, welke schade thans in ieder geval kan worden begroot op een bedrag van € 3000,-, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige onvoldoende onderbouwd en zou behandeling van dit deel van de vordering ook een onevenredige belasting vormen van het strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
Gelet op de financiële draagkracht van verdachte zal de rechtbank op grond van artikel 36f, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat veroordeelde de schadevergoeding zal mogen voldoen in opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 100,-.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240a en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt;
- dat de veroordeelde zich op de door de Reclassering Nederland te bepalen plaats en tijden zal melden;
- dat de veroordeelde zich zal laten behandelen bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo, zolang zijn behandelaars dit, in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk oordelen; en
- dat de veroordeelde op geen enkele wijze contact zal hebben met het slachtoffer
[slachtoffer], zolang de Reclassering Nederland dit, in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk oordeelt.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 (éénhonderd twintig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen aan [aangeefster] als wettelijk vertegenwoordigster van [slachtoffer] van een bedrag van € 3000,- (drieduizend euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 3000,- , (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2009 tot aan de dag van voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat de schade mag worden voldaan in opeenvolgende maandelijkse termijnen van telkens € 100,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Jongkind-Jonker, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R.A. Kok, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2011.