ECLI:NL:RBALK:2011:BP7555

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
341854 \ CV EXPL 10-5129
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van heffingen opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten

In deze zaak heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een vordering ingesteld tegen gedaagden voor het betalen van heffingen die zijn opgelegd op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft) over de jaren 2005 tot en met 2007. De gedaagden hebben de facturen, die door de AFM zijn verzonden, niet betwist en hebben geen bezwaar gemaakt binnen de wettelijk gestelde termijn van zes weken na verzending, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor hebben de besluiten die in de facturen zijn vervat formele rechtskracht gekregen, wat betekent dat de kantonrechter niet kan ingaan op de inhoudelijke bezwaren van de gedaagden tegen deze facturen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de AFM als bestuursorgaan handelt en dat de facturen als besluiten moeten worden beschouwd. De gedaagden hebben aangevoerd dat zij pas na de heffingen een vergunning hebben verkregen en dat hun onderneming in december 2007 is opgeheven. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de gedaagden, door geen bezwaar te maken, de rechtskracht van de besluiten hebben erkend. De vordering van de AFM, die een totaalbedrag van € 726,75 omvat, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, wordt toegewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen over het verschuldigde bedrag, omdat de gedaagden geen verweer hebben gevoerd tegen de vordering.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagden worden veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag aan de AFM, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een eerder aangegeven datum. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagden, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 341854 \ CV EXPL 10-5129 WG
Uitspraakdatum: 2 maart 2011
Vonnis in de zaak van:
de stichting Stichting Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam
eisende partij
verder ook te noemen: AFM
gemachtigde: De Klerk & Vis Gerechtsdeurwaarders en Incasso te Amsterdam
tegen
1. [naam], wonende te [plaats]
2. [naam], wonende te [plaats]
gedaagde partijen
verder ook te noemen: [gedaagden]
in persoon procederende.
Het procesverloop
1. AFM heeft bij dagvaarding van 16 augustus 2010 een vordering ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord. AFM heeft daarna bij conclusie van repliek op het antwoord gereageerd, waarna [gedaagden] van dupliek hebben gediend.
2. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
Het geschil
3. AFM vordert betaling van een bedrag van € 726,75 van [gedaagden] Daarbij stelt AFM – kort weergegeven – dat aan [gedaagden] op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) heffingen zijn opgelegd over de jaren 2005 tot en met 2007, en dat [gedaagden] de facturen daarvoor niet hebben betaald. Van de vordering maakt deel uit een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4. [gedaagden] voeren aan – zakelijk weergegeven – dat er in het kader van de Wft pas een vergunning is verleend op 31 augustus 2007 en dat hun onderneming in december 2007 is opgeheven, zodat het niet terecht is dat er voor het hele jaar 2007 een heffing is opgelegd. Verder hebben [gedaagden] erop gewezen dat er voor het hele jaar 2006 ook al een heffing voor dezelfde handelingen van het AFM is opgelegd.
5. Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.
De beoordeling
6. De kantonrechter overweegt dat de door AFM opgelegde heffingen, neergelegd in de facturen van 9 november 2007 en 8 juli 2009, berusten op de bevoegdheid van de AFM als toezichthouder om op grond van de Wft aan ondernemingen die onder haar toezicht staan kosten in rekening te brengen. AFM is in dat kader een bestuursorgaan als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat brengt mee dat de door AFM aan [gedaagden] toegezonden facturen besluiten zijn als bedoeld in de zin van de Awb. De kantonrechter verwijst in dit verband mede naar rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (zie o.m. CBb 10 september 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJ-Nummer BN7669). Zoals ook op die facturen is vermeld, kon daartegen op grond van artikel 6:7 Awb bezwaar worden aangetekend binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van de factuur.
7. [gedaagden] hebben niet gesteld dat zij bezwaar hebben gemaakt tegen die facturen en daarvan is de kantonrechter ook niet gebleken. Daarvan uitgaande, stelt AFM terecht dat de besluiten, waarin die facturen zijn neergelegd, zogenoemde formele rechtskracht hebben gekregen. Dat houdt in dat de kantonrechter in deze zaak van de juistheid en rechtmatigheid van die besluiten en de facturen moet uitgaan. De kantonrechter verwijst hier naar rechtspraak van de Hoge Raad (zie .o.m. HR 17 september 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJ-Nummer BM6102 en HR 2 juni 1995, gepubliceerd in NJ 1997/164). Het bezwaar van [gedaagden] tegen die facturen kan in deze zaak daarom niet meer aan de orde komen. Als [gedaagden] het niet eens waren met de facturen hadden zij daartegen bezwaar moeten indienen bij de AFM en eventueel beroep en hoger beroep moeten instellen bij de bestuursrechter.
8. Bij het voorgaande neemt de kantonrechter nog in aanmerking dat eerdergenoemde facturen zijn opgelegd aan [bedrijf] en dat uit het door AFM overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat de onderneming met de handelsnaam [bedrijf] tot 1 januari 2008 voor rekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] werd gevoerd. Daaruit volgt dat de besluiten, waarin de facturen zijn neergelegd, zijn gericht aan [gedaagden] en dat zij degenen zijn die gehouden zijn tot betaling van de facturen.
9. Omdat de kantonrechter de facturen en de bezwaren daartegen van [gedaagden] niet meer inhoudelijk kan beoordelen, zal de vordering van AFM worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde rente en de buitengerechtelijke incassokosten, gelet op het feit dat daartegen geen verweer is gevoerd. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de hoofdsom van € 726,75, omdat niet is toegelicht wanneer een door AFM aangegeven betaling van [gedaagden] is ontvangen.
10. Nu [gedaagden] ongelijk krijgen, moeten zij de proceskosten betalen.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagden] om aan AFM tegen kwijting te betalen € 726,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 726,75 vanaf 19 augustus 2009 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagden] die tot heden voor AFM worden vastgesteld op een bedrag van € 543,86 [€ 185,86 exploitkosten, € 158,00 vastrecht en € 200,00 voor salaris van de gemachtigde van AFM].
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op
2 maart 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter