RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810484-10 (P)
Datum uitspraak: 26 januari 2011
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VERDACHTE],
geboren te Arnhem op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],
thans gedetineerd te PI N-H Noord, Schutterswei te Alkmaar.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. S.D. Kurz, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 in de gemeente Wieringermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan [adres 1] te [woonplaats] heeft weggenomen een grote hoeveelheid, althans één of meer siera(a)d(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Op 12 oktober 2010 is aangifte gedaan van inbraak in een woning aan [adres 1] in de gemeente Wieringermeer. Een getuige heeft in de nacht van 10 op 11 oktober 2010 een auto zien staan op [adres 1], waarbij drie personen zich ophielden. De politie heeft na een observatie de auto met de drie personen erin doen stoppen. In de auto bleek een tas met sieraden te staan. De politie is vervolgens op zoek gegaan naar de woning waar de sieraden mogelijk gestolen waren en namens de eigenaresse daarvan is vervolgens aangifte gedaan. De verdachte en zijn medeverdachten zwijgen dan wel ontkennen zich schuldig gemaakt te hebben aan een woninginbraak.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan de woninginbraak.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het medeplegen van de woninginbraak wettig en overtuigend bewezen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn gezien door een getuige, die de politie heeft gebeld om een verdachte situatie te melden. De politie heeft de mannen een tijd lang geobserveerd en uiteindelijk aangehouden. In de auto, waarin de drie mannen zich bevonden, bleek een tas te staan met sieraden. Een aantal van deze sieraden werd herkend door de kinderen van mevrouw [slachtoffer], eigenaresse van de woning waar ingebroken bleek te zijn. De verdachte en zijn medeverdachten geven geen aannemelijke verklaring voor hun aanwezigheid om 03:00 uur ’s nachts in Wieringermeer en voor de aanwezigheid in hun auto van de tas met sieraden.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman van verdachte stelt dat er geen direct bewijs is waaruit blijkt dat het niet anders kan dan dat verdachte betrokken is bij de woninginbraak. Een ander scenario, waarbij andere personen verantwoordelijk zijn geweest voor de woninginbraak, valt niet uit te sluiten. Daarnaast zijn er geen bewijsmiddelen waar de bewuste en nauwe samenwerking uit blijkt. De tas met sieraden is weliswaar aangetroffen in de auto waar verdachte in zat, maar dat zegt niets over zijn wetenschap. Verdachte zegt gevlucht te zijn voor de politie toen ze werden aangehouden, omdat hij nog een aantal boetes had openstaan. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Op 11 oktober 2010 omstreeks 02.44 uur, ontvangt de politie meldkamer te Alkmaar een telefonische melding van de bewoonster van [adres 2] te [woonplaats] (gemeente Wieringermeer), mevrouw [getuige]. Zij meldt dat zij een auto had horen aankomen, dat de bestuurder deze auto voor haar woning parkeerde en dat uit die auto drie personen kwamen. Als kenteken van die auto geeft zij op: [kenteken]. [adres 2] is een straat gelegen binnen de bebouwde kom van [woonplaats] en wordt rondom omringd door straten zoals [adres 3], [adres 4], [adres 1] en [adres 5]. Het kenteken [kenteken] blijkt te zijn afgegeven voor een Volkswagen Golf, op naam gesteld van [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum], wonende te [woonplaats 2], [adres 6]. Navraag leert dat hij antecedenten heeft op het terrein van diefstal, c.q. inbraak. Mevrouw [getuige] heeft als getuige verklaard dat zij zich op 11 oktober 2010 ’s nachts in haar badkamer bevond. In verband met haar werk staat zij om 02.20 uur op, waarna zij meestal om 02.30 uur vertrekt. Zij hoorde een auto met een raar geluid aankomen en loopt dan naar de slaapkamer. Kijkend uit het slaapkamerraam ziet zij een auto aan de overkant van de weg staan op ongeveer 10 meter afstand van de kruising met [adres 4] en [adres 1]. Zij ziet een deur van de auto open staan en ziet drie personen [adres 1] inlopen. Mevrouw [getuige] is vervolgens naar buiten gegaan en heeft op een papiertje het kenteken van de auto genoteerd.
Twee verbalisanten komen op 11 oktober 2010 te 02.57 uur ter plaatse op [adres 2]. Zij hebben hun voertuig aan het begin van [adres 2] geparkeerd en zijn te voet in de richting van [huisnummer] gelopen. Verbalisanten relateren dat het voertuig nog steeds geparkeerd stond ter hoogte van [huisnummer]. Een van de verbalisanten, [verbalisant 1], heeft post gevat in een tuin, met zicht op de auto. Verbalisant [verbalisant 1] heeft afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt van zijn bevindingen. In dit proces-verbaal vermeldt hij dat hij vanaf omstreeks 03.00 uur tot 04.50 uur heeft gepost in de tuin van perceel [adres 2]. In de tussenliggende tijd heeft hij op een bepaald moment twee personen gezien bij het voertuig, een lang persoon en een kleiner persoon. Ongeveer een half uur later zag hij een ander persoon bij de auto die het portier opende en vervolgens weer sloot. Enige tijd later zag hij de eerste twee personen weer voorbij lopen. Zij liepen naar de auto en liepen vervolgens weer weg. Rond 4.50 uur stapten de drie personen in de Volkswagen Golf en reden weg. Nadat hiervan melding was gemaakt aan verbalisant [verbalisant 2], is laatstgenoemde met een collega opgereden in de richting van [adres 2]. Op het moment dat zij deze straat inreden, zag verbalisant [verbalisant 2] het voertuig, kenteken [kenteken], met daarin een drietal personen. [verbalisant 2] heeft het politievoertuig tegenover de auto gezet. De optische signalen zijn aan gezet. Op dat moment ziet [verbalisant 2] dat de bestuurder en de bijrijder uitstappen en wegrennen. De derde persoon, [medeverdachte 2], zat op de achterbank in de auto en weigerde uit de auto te komen. Hij is met kracht uit de auto getrokken en aangehouden. Verdachte is na een achtervolging en het gebruik van pepperspray aangehouden. In de Volkswagen Golf werd achter de bestuurdersstoel een plastic tas aangetroffen gevuld met goudkleurige sieraden. De politie is opzoek gegaan naar de woning waar deze sieraden vandaan zouden kunnen komen, nu er op dat moment nog geen aangifte van een inbraak was gedaan. De woning aan [adres 1] was niet bewoond en aan de achterzijde daarvan zijn braaksporen waargenomen. Het keukenraam stond open en in het kozijn waren beschadigingen zichtbaar van een schroevendraaier of een breekijzer. Op de vensterbank van het inklimraam is een schoenspoor aangetroffen, waarvan een op folie afgenomen afdruk is gemaakt. Vergelijkend onderzoek door de afdeling forensische opsporing tussen enerzijds deze afdruk en anderzijds de onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslaggenomen linkerschoen en hiermee vervaardigde proefsporen, resulteert in de conclusie dat het profiel en de afmetingen overeenkomen en dat er geen sprake is van onverklaarbare verschillen. Gezien de kwaliteit van het spoor en de nagenoeg onbeschadigde zool was niet vast te stellen of het spoor daadwerkelijk met de linkerschoen van medeverdachte [medeverdachte 2] was veroorzaakt. De zoon van de eigenaresse van de sieraden heeft aangifte gedaan en gaf aan dat het hele huis vol met doosjes lag waar zijn moeder sieraden in bewaarde en dat een aantal sieraden was verdwenen. Aangever herkende een aantal van de in de plastic zak achter in de auto van verdachten aangetroffen sieraden als de sieraden van zijn moeder De dochter van de eigenaresse herkende ook een deel van de aangetroffen sieraden als de sieraden van haar moeder.
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde woninginbraak. Gezien is dat verdachte en zijn medeverdachten zich ophielden in de nabijheid van de woning waar is ingebroken. Ze zijn korte tijd later staande gehouden, waarbij verdachte en de bestuurder op de vlucht zijn geslagen. In de auto bevond zich een tas met sieraden, afkomstig uit genoemde woning. De rechtbank heeft in het kader van de bewijsvoering in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachten, allen afkomstig uit midden Nederland, geen aannemelijke verklaring hebben gegeven voor hun aanwezigheid ’s nachts in de gemeente Wieringermeer. Ook voor de aanwezigheid van de sieraden in de auto is geen verklaring gegeven. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat - gelet op de tijdspanne van 7 oktober 2010 tot en met 12 oktober 2010, de tijdstippen dat aangever in de woning is geweest -, mogelijk een ander zich heeft schuldig gemaakt aan de woninginbraak, wordt in het geheel niet onderbouwd en vormt ook geen enkele verklaring voor de aanwezigheid van de gestolen sieraden in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de suggestie van de kant van de verdediging moet worden gepasseerd.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2010 in de gemeente Wieringermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft primair voor vrijspraak gepleit wegens gebrek aan bewijs. Subsidiair verzoekt de verdediging, indien het feit toch bewezen wordt verklaard, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, te weten 93 dagen. Bij een gevangenisstraf van 4 maanden, kunnen de overige dagen voorwaardelijk worden opgelegd.
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich - samen met anderen - schuldig gemaakt aan een woninginbraak. In de nacht zijn verdachten half Nederland door gereden en opzoek gegaan naar een woning om in te breken. Ze troffen een woning in [woonplaats], gemeente Wieringermeer, waar niemand thuis was en zijn na het keukenraam te hebben opgebroken de woning ingeklommen. In de woning hebben ze vele kasten en lades opengetrokken en overhoop gehaald en uiteindelijk een tas vol met sieraden meegenomen. Verdachte was enkel uit op zijn eigen geldelijke gewin en is voorbij gegaan aan de dikwijls ernstige gevolgen van een woninginbraak voor de slachtoffers daarvan. Woninginbraken zijn ergerlijke feiten die gevoelens van onbehagen en onveiligheid teweegbrengen in de samenleving.
Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 oktober 2010 eerder tot straf is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Het bewezen verklaarde is met behulp van de in beslag genomen Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] begaan. De rechtbank zal bepalen dat deze personenauto wordt verbeurd verklaard.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 6. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Verklaart verbeurd: de personenauto, Volkswagen Golf TDI 1997, kleur blauw met
kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Hermans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2011.
Mr. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.